ECLI:NL:RBDHA:2025:10244
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Turkse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië het verzoek om terugname heeft geaccepteerd. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Kroatië slachtoffer is geworden van mishandelingen en pushbacks, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze claims te onderbouwen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Kroatië.
De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen en dat de overdracht aan Kroatië niet leidt tot onevenredige hardheid. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard.