In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op zijn bezwaar tegen de wijziging van zijn WIA-uitkering. Eiser had op 3 juni 2024 bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 27 mei 2024, maar het Uwv heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist. Eiser heeft op 9 januari 2025 beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een beslissing op bezwaar moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat het Uwv deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden en dat het Uwv de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter J. Schaaf en griffier S.I. Teunissen op 17 juni 2025.