In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. Eiseres had op 20 september 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 augustus 2024, waarin haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) was afgewezen. Op 1 april 2025 heeft zij beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een beslissing moet nemen, en dat er een dwangsom van € 100,- per dag moet worden opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is het Uwv veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan eiseres. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de structurele tekorten aan verzekeringsartsen bij het Uwv, wat heeft geleid tot het uitblijven van beslissingen in soortgelijke zaken. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond was.