ECLI:NL:RBDHA:2025:11405

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
NL25.13805+06
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvragen van Jemenitische eisers met betrekking tot Ecuador als veilig derde land

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 27 juni 2025, worden de beroepen van twee Jemenitische eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvragen op 18 maart 2025 niet-ontvankelijk verklaard, stellende dat Ecuador als veilig derde land kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft aangetoond dat Ecuador daadwerkelijk veilig is voor de eisers, die daar eerder hebben gewoond en bedreigd zijn door de maffia. De rechtbank wijst op de recente rapporten die mensenrechtenschendingen en een verslechterde veiligheidssituatie in Ecuador beschrijven. De rechtbank concludeert dat de minister niet adequaat heeft onderzocht of Ecuador een veilig derde land is en vernietigt de besluiten van de minister. De rechtbank draagt de minister op om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen op de asielaanvragen van de eisers. Tevens worden de proceskosten van de eisers vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.13805 en NL25.13806

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2025 in de zaken tussen

[eiser], v-nummer: [nummer 1], eiser

[eiseres],v-nummer: [nummer 2], eiseres
mede namens hun minderjarige kinderen
[kind 1],v-nummer: [nummer 3],
[kind 2],v-nummer: [nummer 4],
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. M.J. Verwers),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. M.L.A. Berkelmans)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen tegen de afwijzing van de asielaanvragen van eisers.
1.1.
De minister heeft met de bestreden besluiten van 18 maart 2025 de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 29 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de minister terecht de asielaanvragen van eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank is van oordeel dat de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eisers hebben de Jemenitische nationaliteit. Zij zijn in mei 2019 gevlucht naar Ecuador. Hier hebben eisers twee jaar en vijf maanden gewoond. In Ecuador hadden eisers verblijfsvergunningen. Hun jongste zoon is in Ecuador geboren en heeft de Ecuadoriaanse nationaliteit. Eiser werkte daar af en toe als Uber-chauffeur. Eisers willen niet terug naar Ecuador, omdat eiser daar een aantal keer werd bedreigd door de maffia. De maffia hadden namelijk gezien dat eiser een buitenlander was. Hij is daarom geslagen en bestolen. Eiser heeft één van hen ook geslagen en denkt dat de maffia ook wraak wil nemen. Daarom moesten zij van de ene plek naar de andere gaan. Eerst waren eisers in [plaats 1] en daarna zijn zij naar [plaats 2] gegaan. Eisers hebben op 1 september 2022 aanvragen om verlening van en verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
De bestreden besluiten
5. De asielaanvragen van eisers zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat Ecuador voor eisers als veilig derde land kan worden beschouwd en aangenomen wordt dat eisers een band hebben met Ecuador. Verder hebben eisers niet samenhangend en aannemelijk verklaard over de bedreigingen en mishandelingen door de maffia. Het is immers niet onderbouwd dat de bedreigingen vanuit de maffia kwamen. De minister concludeert daarom dat de asielaanvragen niet-ontvankelijk zijn op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Ook is aan eisers een terugkeerbesluit opgelegd met de aanzegging dat zij Nederland onmiddellijk moeten verlaten.
Heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat Ecuador een veilig derde land is voor eisers?
6. Eisers betogen ten eerste dat Ecuador in zijn algemeenheid geen veilig derde land is. Eisers verwijzen in dit verband naar een aantal artikelen en rapporten, namelijk het mensenrechtenrapport van USDOS van 23 april 2024 [1] , het rapport van Freedom House van 2024 [2] , het rapport van The New Humanitarian van 7 mei 2024 [3] , het artikel van UNHCR van 20 maart 2024 [4] en een rapport van Human Rights Watch (HRW) van 11 januari 2024 [5] . Verder verwijzen eisers in beroep naar landeninformatie van HRW [6] en reisadviezen over Ecuador van zowel het Nederlandse als Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken [7] . Deze bronnen gaan over de algemene situatie voor migranten en asielzoekers in Ecuador. Volgens eisers kan gelet op deze informatie niet worden volgehouden dat Ecuador als veilig derde land kan worden beschouwd voor hen. Ten tweede is Ecuador voor eisers specifiek geen veilig derde land. Eisers zijn namelijk bedreigd, mishandeld en beroofd door de maffia in Ecuador. De persoonlijke ervaringen van eisers komen overeen met de overgelegde landeninformatie. De minister heeft ook ten onrechte aangenomen dat zij bij problemen bescherming konden zoeken bij de autoriteiten. Volgens de overgelegde informatie blijkt juist het tegenovergestelde.
6.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat Ecuador in het algemeen een veilig derde land is. Daarbij baseert de minister zich op het Informatiebericht (IB) 2020/16 [8] , waarvan de geldigheid in augustus 2023 is verlengd. Dit IB is nog steeds geldig. In het IB staat onder andere dat Ecuador partij is bij het Vluchtelingenverdrag en diverse andere verdragen waarin de rechten van vluchtelingen zijn opgenomen. De rechten van vluchtelingen zijn ook opgenomen in de Ecuadoriaanse grondwet. Ecuador heeft bovendien asielwetgeving. Volgens de grondwet hebben buitenlanders die zich in Ecuador bevinden dezelfde rechten als Ecuadorianen. De zogeheten
Human Mobility Lawwordt gezien als een van de meest vooruitstrevende wetten op het gebied van migratie en asiel. Daarnaast steunt de UNHCR [9] de Ecuadoriaanse overheid met het verbeteren van de asielprocedure en de maatschappelijke integratie van erkende en niet erkende vluchtelingen. De positie van vluchtelingen lijkt hiermee voldoende gewaarborgd, zodat daarmee in het algemeen kan worden gesteld dat Ecuador kan worden aangemerkt als veilig derde land.
6.2.
De minister moet beoordelen of Ecuador een veilig derde land is voor de vreemdeling. Op grond van artikel 3.106a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) is een vereiste hiervoor dat, alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, de vreemdeling in dat derde land overeenkomstig de in dit eerste lid genoemde beginselen zal worden behandeld. Bij deze beoordeling moet de minister op grond van artikel 3.37e, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 de in dit lid genoemde informatiebronnen betrekken.
6.3.
Het IB 2020/16 is gebaseerd op, onder meer, bronnen van HRW [10] , UNHCR en USDOS [11] uit 2016, 2018 en 2019. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat de geldigheid van het IB 2020/16 is verlengd en dat bij die verlenging opnieuw door TOELT [12] is bekeken wat de situatie is in Ecuador. Daarbij zijn volgens de gemachtigde van de minister bronnen van UNHCR gebruikt, evenals het USDOS rapport over 2020 en het USDOS rapport over 2022. Volgens de minister is uit die beoordeling gekomen dat deze rapporten geen wezenlijk ander beeld schetsen van de situatie in Ecuador dan daarvoor en dat Ecuador nog steeds kan worden beschouwd als een veilig derde land. Wat de overwegingen zijn geweest die tot die conclusie hebben geleid is niet duidelijk. De beoordeling die is gemaakt in het kader van de verlenging van de geldigheid van het IB 2020/16 is niet inzichtelijk gemaakt. In het IB 2020/16 staat niets opgenomen over de algemene veiligheidssituatie in Ecuador.
6.4.
Eisers hebben echter verwezen naar verschillende rapporten en artikelen, zoals genoemd onder 6. Deze bronnen en artikelen zijn van latere datum dan de bronnen die zijn gebruikt in het IB 2020/16 en bij de beoordeling van de verlenging van de geldigheid van het IB 2020/16. Uit deze bronnen blijkt, onder meer, dat mensenrechtenschendingen, zoals dwangarbeid, sekshandel en de gedwongen rekrutering van migranten en vluchtelingen voor criminele activiteiten zijn toegenomen. Daarnaast blijkt uit die bronnen dat veel immigranten hebben gemeld dat ze geconfronteerd worden met discriminatie en xenofobie. Verder blijkt dat Ecuador door het International Rescue Committee is opgenomen in zijn jaarlijkse lijst van steeds erger wordende humanitaire crisis. Uit het rapport van HRW blijkt dat tussen januari en september 2024 een recordaantal van 48.000 Ecuadorianen een gevaarlijke jungle tussen Colombia en Panama overstaken vanwege werkloosheid, een laag inkomen, algemene onveiligheid, bendebedreigingen en geweld. Over de inhoud van deze landeninformatie heeft de minister in het besluit slechts overwogen dat de inhoud niet wordt betwist, maar dat eisers niet kenbaar hebben gemaakt wat maakt dat de genoemde rapporten en artikelen toezien op hun situatie. Hoewel niet alle overgelegde landeninformatie specifiek betrekking hebben op eisers (zo hebben eisers bijvoorbeeld ook verwezen naar de situatie in Ecuador van Venezolaanse vluchtelingen), ziet het overgrote deel van de landeninformatie op de algemene veiligheidssituatie in Ecuador, de mate van corruptie bij de verschillende onderdelen van het overheidsapparaat, waaronder de politie, en op de situatie van migranten in Ecuador. Daarmee is deze landeninformatie wel degelijk van belang voor de beoordeling of Ecuador een veilig derde land is voor eisers. Dit heeft de minister miskend. De motivering van de minister in het besluit is daarom onvoldoende. Dit betoog van eisers slaagt dus en dat betekent dat het besluit in beginsel voor vernietiging in aanmerking komt.
6.5.
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de rechtsgevolgen van het besluit in stand kunnen worden gelaten. De minister heeft namelijk in het verweerschrift en op de zitting zijn standpunt nader toegelicht. Hij heeft daarbij verwezen naar het eerder genoemde IB 2020/16, de verlenging van de geldigheid daarvan en het recente rapport van de Belgische CGVS “COI Focus Ecuador” van 14 januari 2025, met verslagperiode van januari 2022 tot en met november 2024. [13] Volgens de minister volgt uit dit rapport, net zoals uit het meest recente USDOS rapport van 23 april 2024, dat de veiligheidssituatie in Ecuador is verslechterd, maar ook dat de Ecuadoriaanse autoriteiten hiertegen optreden. De minister verwijst naar pagina’s uit dit rapport waarin staat dat de nieuwe president maatregelen heeft genomen, bijvoorbeeld de oprichting van een speciale onderzoekseenheid ter bestrijding van afpersing en dat er daarna arrestaties zijn verricht. Ook zou er nu een getuigenbeschermingsprogramma bestaan voor slachtoffers en getuigen wanneer er een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart. De minister gaat er daarom vanuit dat het vragen van bescherming aan de autoriteiten van Ecuador in het algemeen mogelijk is.
6.6.
De rechtbank stelt echter vast dat in dit rapport ook staat dat Ecuador de laatste jaren een erg onveilig land is geworden, dat het geweld is toegenomen, evenals de corruptie in alle onderdelen van het overheidsapparaat en dat deze corruptie diepgeworteld is. Er is diverse keren de noodtoestand uitgeroepen vanwege het geweld. Hoewel het aantal moorden in de eerste helft van 2024 voorzichtig is gedaald, is er sprake van een toename van het aantal afpersingen en ontvoeringen. Ook staat in het rapport dat het ontslaan van ambtenaren die door criminele groepen zijn gecoöpteerd niet adequaat worden aangepakt en dat wordt gevreesd dat ook leden van de politie zijn betrokken bij ernstige mensenrechtenschendingen.
6.7.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de inhoud van de door eisers genoemde landeninformatie, die overigens in beroep nog is aangevuld met een rapport van HRW van 2025 [14] , de motivering van de minister dat Ecuador nog steeds beschouwd kan worden als een veilig derde land voor eisers tekort schiet. De minister had kenbaar moeten onderzoeken en beoordelen wat de huidige situatie in Ecuador is en of dit een veilig derde land is voor eisers. Hoewel inderdaad te lezen is dat er door de nieuwe president maatregelen zijn genomen, is niet inzichtelijk gemaakt wat maakt dat daardoor de situatie in Ecuador anders is dan het beeld dat daarvan is geschetst in alle landeninformatie. De enkele verwijzing naar het IB 2020/16, de verlenging van de geldigheid daarvan, enkele citaten uit het USDOS rapport van 23 april 2024, het Belgische COI rapport en de stelling op de zitting dat de TOELT na de verlenging van het IB 2020/16 de situatie in de gaten houdt, is gelet op alle landeninformatie die eisers daar tegenover hebben overgelegd, daarvoor onvoldoende. De beroepsgrond slaagt.
Heeft de minister aannemelijk gemaakt dat eisers een redelijke band hebben met Ecuador en dat zij toegang hebben bij terugkeer?
7. Eisers betogen dat zij geen band hebben met Ecuador en dat zij niet kunnen terugkeren naar Ecuador, omdat zij niet zullen worden toegelaten. De verblijfsvergunningen van eisers en hun oudste zoon zijn namelijk geannuleerd. Hiervan hebben eisers drie verklaringen van 22 april 2025 van de Spaanse ambassade in Den Haag overgelegd.
Redelijke band met Ecuador
7.1.
Van een zodanige band met het derde land dat het voor de vreemdeling redelijk zou zijn daar naartoe te gaan, kan volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [15] sprake zijn als een vreemdeling in het verleden in dat land heeft gewoond, maar het kan ook worden afgeleid uit andere individuele omstandigheden, zoals het hebben van een partner of andere familie in dat land. Het is in beginsel aan de minister om aan de hand van de verklaringen van een vreemdeling en eventuele overgelegde of anderszins verkregen documenten aannemelijk te maken dat die vreemdeling een band heeft met het derde land. Het is vervolgens aan die vreemdeling om dat te weerleggen.
7.2.
Bij het beoordelen van de band met het derde land moet de minister een redelijkheidstoets verrichten. Dat volgt uit artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb 2000. Op grond van het derde lid van dat artikel worden bij de beoordeling of sprake is van een band als bedoeld in het tweede lid, alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder begrepen de aard, duur en omstandigheden van het eerder verblijf. De reikwijdte van de redelijkheidstoets omvat een plicht voor de minister om deugdelijk te motiveren dat het redelijk is om van een vreemdeling te verwachten dat deze afreist naar een veilig derde land en daar asiel aanvraagt, daarbij rekening houdend met alle individuele omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van de band die een vreemdeling heeft met het tegengeworpen veilig derde land. [16]
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eisers een zodanige band hebben met Ecuador dat het voor hen redelijk is om ernaartoe te gaan. De minister heeft daarbij kunnen betrekken dat eisers vanaf mei 2019 tot januari 2022 (legaal) in Ecuador hebben verbleven, op basis van de verblijfsvergunningen die zij hebben gekregen voor tien jaren. Bovendien zijn die verblijfsvergunningen afgeleid van de Ecuadoriaanse nationaliteit die de jongste zoon van eisers heeft. Hij is namelijk geboren in Ecuador. Uit het beleid van de minister [17] volgt ook dat een voldoende band in ieder geval wordt aangenomen wanneer de vreemdeling eerder in het land heeft verbleven. Dat eisers op dit moment langer in Nederland verblijven dan dat zij in Ecuador hebben verbleven en de kinderen beter Nederlands spreken, maakt dat niet anders.
Toegang tot Ecuador
7.4.
Verder overweegt de rechtbank dat het aan de minister is om aannemelijk te maken dat een vreemdeling wordt toegelaten tot een bepaald land. Hiertoe dient hij aan de hand van informatie uit algemene bronnen, of op basis van de verklaringen van een vreemdeling, redenen aan te dragen waarom toegang in beginsel mogelijk moet zijn. Vervolgens is het aan een vreemdeling om aan te tonen dat de door de minister geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot het land, in zijn geval niet aanwezig zijn. [18]
7.5.
De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eisers tot Ecuador zullen worden toegelaten. De minister heeft er namelijk terecht op gewezen dat eisers eerder een verblijfsvergunning met de benaming
permanent verblijfhebben kunnen verkrijgen in Ecuador. Bovendien heeft, zoals eerder vermeld, de jongste zoon van eisers de Ecuadoriaanse nationaliteit verkregen. Het is vervolgens aan eisers om dit standpunt over de toegang tot Ecuador te weerleggen. Eisers zijn hier niet in geslaagd. De stelling dat eisers hun verblijfsvergunningen vrijwillig hebben geannuleerd en daarom geen toegang meer hebben tot Ecuador, maakt dat niet anders. Eisers hebben immers zelf naar de ambassade gebeld om hun verblijfvergunningen te annuleren. Echter, uit de verklaringen van de Spaanse ambassade die zijn overgelegd blijkt niet dat zij niet zullen worden toegelaten tot Ecuador en alsnog verblijfsvergunningen kunnen verkrijgen. De rechtbank acht hierbij van belang dat niet is gebleken dat eisers pogingen hebben ondernomen om opnieuw een verblijfsvergunning aan te vragen. De beroepsgrond slaagt niet.
Had de minister ambtshalve moeten toetsen aan artikel 64 van de Vw 2000?
8. Eisers betogen dat de minister ten onrechte voorbij is gegaan aan de meervoudige ernstige medische problematiek bij eiseres. In dit kader is ook sprake geweest van een hele serie Medifirst afspraken. Eiseres is meerdere keren in het ziekenhuis opgenomen vanwege persistente en zeer ernstige bacteriële infecties en is vrijwel onafgebroken erg ziek. Daarnaast is sprake van serieuze oogproblematiek, eczeem en psychische problemen. In dit verband hebben eisers een GZA [19] -dossier van 58 pagina’s overgelegd bij de zienswijze. Gelet op de duur en ernst van de medische problematiek moet eiseres in aanmerking komen voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000. De minister had op zijn minst een BMA [20] -onderzoek moeten starten. De minister had in ieder geval bij het uitvaardigen van het terugkeerbesluit de medische omstandigheden van eiseres moeten beoordelen in het kader van artikel 64 van de Vw 2000.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat uit artikel 6.1e, tweede lid, van het Vb 2000 volgt dat de minister niet gehouden is om ambtshalve door te toetsen aan artikel 64 van de Vw 2000 als hij een (eerste) asielaanvraag, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk verklaart op grond van artikel 30a van de Vw 2000. Als eiseres meent dat zij recht heeft op uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000, kan zij een daartoe strekkende aanvraag indienen. Naar het oordeel van de rechtbank stelt dat de minister zich dus terecht op het standpunt dat in eisers geval geen ambtshalve toets in het kader van artikel 64 van de Vw 2000 hoeft plaats te vinden, nu de asielaanvragen van eisers als niet-ontvankelijk zijn afgedaan. Voor zover de gemachtigde van eisers stelt dat uit WI 2022/19 [21] volgt dat bij het opleggen van een terugkeerbesluit een ambtshalve toets plaatsvindt in het kader van artikel 64 van de Vw 2000 merkt de rechtbank op dat dit geldt ten aanzien van opvolgende asielaanvragen. Daarvan is in onderhavige zaak geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek om schadevergoeding
9. Eisers voeren aan dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
9.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 6 van het EVRM volgt dat geschillen binnen een redelijke termijn moeten worden beslecht. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling geldt het aan artikel 6 van het EVRM ten grondslag liggende beginsel van rechtszekerheid ook in procedures over de binnenkomst, het verblijf en de uitzetting van vreemdelingen. [22] Dat betekent dat ook die procedures binnen een redelijke termijn moeten worden beslecht. De vraag of een zaak binnen een redelijke termijn is behandeld, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval. Als uitgangspunt geldt dat de rechtbank in beginsel twee jaar de tijd heeft om uitspraak te doen. Als sprake is van een bezwaarprocedure, valt dat ook binnen die twee jaar. De redelijke termijn vangt dan aan op het moment dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt. Als geen sprake van een bezwaarfase vangt de redelijke termijn aan met het instellen van beroep. [23]
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het betoog van eisers niet. Eisers hebben namelijk op 24 maart 2025 beroep ingediend. Dat betekent dat de redelijke termijn vanaf dat moment is gaan lopen en dat daarmee de redelijke termijn niet is overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepen zijn gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen. Gelet op hetgeen in deze uitspraak is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten. De rechtbank vernietigt dus de bestreden besluiten. De minister zal nieuwe besluiten moeten nemen op de asielaanvragen van eisers binnen acht weken.
10.1.
Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.814,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze vaststelling is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 18 maart 2025;
- draagt de minister op om met inachtneming van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van eisers binnen acht weken;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Göbel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.USDOS: 2023 Country Report on Human Rights Practices: Ecuador 23 april 2024.
2.Freedom House: Freedom in the World 2024 – Ecuador.
3.The New Humanitarian – Aid agencies struggle to adapt to Ecuador’s new (violent) orma, 7 mei 2024.
4.UNHCR, Violence and xenophobia threaten access to education in Ecuador, 20 maart 2024.
5.Human Rights Watch, Annual report on the human rights situation in 2023, 11 januari 2024.
6.Human Rights Watch, Ecuador Events of 2024; Human Rights Watch, World Report 2025, Ecuador.
7.Nederlands reisadvies Ecuador, Ministerie van Buitenlandse Zaken, laatst gewijzigd op 9 mei 2025; Belgisch reisadvies Ecuador, laatst bijgewerkt op 6 mei 2025.
8.Informatiebericht 2020/16 Beoordeling veilige derde landen – Ecuador.
9.United Nations High Commissioner for Refugees.
10.Human Rights Watch.
11.U.S. Department of State.
12.Team Onderzoek en Expertise Land en Taal.
13.Rapport van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen,
14.Human Rights Watch World Report 2025, events of 2024.
15.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3381.
16.Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:122.
17.Paragraaf C2/6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
18.Zie de uitspraken van de Afdeling van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3379 en van 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:421.
19.GezondheidsZorg Asielzoekers.
20.Bureau Medische Advisering.
21.Werkinstructie 2022/19 Artikel 64 Vw.
22.Uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188.
23.Uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:451.