ECLI:NL:RBDHA:2025:12321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
NL25.17704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit dat op 22 maart 2025 door de minister van Asiel en Migratie aan de eiser is opgelegd. De minister heeft het terugkeerbesluit gebaseerd op de stelling dat de eiser een gevaar voor de openbare orde vormt, aangezien hij verdachte is van mishandeling. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 3 juli 2025, waar de gemachtigde van de minister wel aanwezig was. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten na de zitting.

De rechtbank heeft vervolgens overwogen of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep, nu hij op 23 maart 2025 Nederland zelfstandig heeft verlaten. De minister heeft gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van het terugkeerbesluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser reeds gevolg heeft gegeven aan de terugkeerverplichting en dat er geen aanwijzingen zijn dat hij schade heeft geleden door het besluit. Hierdoor heeft eiser geen rechtens te beschermen belang meer bij de beoordeling van het besluit.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.17704

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [v-nummer], eiser,

(gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. O. Sari).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken opgelegd.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten.

Overwegingen

Totstandkoming besluit
1. Op 22 maart 2025 is op grond van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Hieraan heeft de minister ten grondslag gelegd dat eiser een gevaar oplevert voor de openbare orde omdat hij verdachte is van mishandeling, een strafbaar feit dat naar aard en strafmaat voldoende ernstig is om te rechtvaardigen dat het verblijf van eiser onmiddellijk wordt beëindigd.
Procesbelang
2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Eiser heeft op 23 maart 2025 de lidstaten zelfstandig verlaten en de minister stelt zich daarom primair op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat er sprake is van procesbelang als eiser met de behandeling van het beroep nog kan bereiken wat hij met het instellen van beroep wilde bereiken. [1] Van procesbelang kan ook sprake zijn als er schade is geleden door het besluit. Dan is wel vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk het gevolg is van het besluit. [2] In alle gevallen moet het gaan om een actueel en reëel belang bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser reeds gevolg heeft gegeven aan de aan hem opgelegde terugkeerverplichting. Eiser is immers zelfstandig vertrokken uit Nederland. De rechtbank is niet gebleken dat eiser nog belang heeft bij het aanvechten van het terugkeerbesluit, nu hij al is vertrokken. Door eiser is evenmin aangevoerd dat, en zo ja welk belang hij nog heeft bij de inhoudelijke behandeling van het beroep. Verder is niet gesteld of gebleken dat eiser schade heeft geleden als gevolg van het besluit. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie

5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3557, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 28 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1145.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad, 18 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1332, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad, 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:497.