ECLI:NL:RBDHA:2025:13675

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
913672523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Online seksueel misbruik van minderjarigen en kinderpornografie; ontuchtige handelingen en seksueel binnendringen; TBS met voorwaarden

Op 25 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van online seksueel misbruik van minderjarigen en het bezit en de verspreiding van kinderpornografisch materiaal. De verdachte, geboren in 1998 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder ontuchtige handelingen met minderjarigen en het vervaardigen en verspreiden van kinderpornografisch materiaal. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op verschillende data in 2024 en 2025, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van meer dan drie jaar schuldig had gemaakt aan het online misbruik van dertig minderjarige meisjes, waarbij hij hen onder druk zette om seksuele handelingen te verrichten en beeldmateriaal te versturen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele specifieke zaken waar de verdachte (partieel) werd vrijgesproken. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van voorarrest, en een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, waarbij de verdachte zich moest houden aan strikte gedragsregels en toezicht van de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte een hoog risico op recidive vertoonde, wat de noodzaak van een TBS-maatregel met zich meebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/136725-23
Datum uitspraak: 25 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats] , locatie: [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 14 mei 2024, 11 juli 2024, 30 september 2024, 18 december 2024, 24 februari 2025, 12 mei 2025 (alle pro forma) en 9 en 11 juli 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.E.G. van den Eijnden en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C. Peters naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na een laatste wijziging op de terechtzitting van 9 juli 2025 – kort gezegd - ten laste gelegd dat hij in Nederland en/of België:
feit 1 (zaak 2: [slachtoffer 2a] , [slachtoffer 2b] ; zaak 4: [slachtoffer 4] ; zaak 9: [slachtoffer 9] ; zaak 12: [slachtoffer 12] ; zaak 14: [slachtoffer 14] ; zaak 23: [slachtoffer 23a] ; zaak 24: [slachtoffer 24] ; zaak 27: [slachtoffer 27] )
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen in/omstreeks de periode 1 juni 2020 tot en met 15 januari 2024;
en/of
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd in/omstreeks de periode 1 juni 2020 tot en met 15 januari 2024;
feit 2 (zaak 8: [slachtoffer 8] ; zaak 28: [slachtoffer 28] )
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen in/omstreeks de periode van 5 januari 2022 tot en met 10 juni 2023;
en/of
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd in/omstreeks de periode 5 januari 2022 tot en met 10 juni 2023;
feit 3 (zaak 1: [slachtoffer 1] ; zaak 3: [slachtoffer 3a] , [slachtoffer 3b] ; zaak 5: [slachtoffer 5] ; zaak 6: [slachtoffer 6] ; zaak 7: [slachtoffer 7] ; zaak 10: [slachtoffer 10] ; zaak 11: [slachtoffer 11] ; zaak 13: [slachtoffer 13] ; zaak 15: [slachtoffer 15] ; zaak 16: [slachtoffer 16] ; zaak 17: [slachtoffer 17] ; zaak 18: [slachtoffer 18] ; zaak 19: [slachtoffer 19] ; zaak 20: [slachtoffer 20] ; zaak 21: [slachtoffer 21] ; zaak 22: [slachtoffer 22] ; zaak 23: [slachtoffer 23b] ; zaak 25: [slachtoffer 25] ; zaak 26: [slachtoffer 26] )
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren ontuchtige handelingen heeft gepleegd in/omstreeks de periode 1 juni 2020 tot en met 20 juni 2023;
feit 4 (zaak 1: [slachtoffer 1] ; zaak 2: [slachtoffer 2a] , [slachtoffer 2b] ; zaak 3: [slachtoffer 3a] , [slachtoffer 3b] ; zaak 4: [slachtoffer 4] ; zaak 5: [slachtoffer 5] ; zaak 6: [slachtoffer 6] ; zaak 7: [slachtoffer 7] ; zaak 8: [slachtoffer 8] ; zaak 9: [slachtoffer 9] ; zaak 10: [slachtoffer 10] ; zaak 11: [slachtoffer 11] ; zaak 12: [slachtoffer 12] ; zaak 13: [slachtoffer 13] ; zaak 14: [slachtoffer 14] ; zaak 15: [slachtoffer 15] ; zaak 16: [slachtoffer 16] ; zaak 17: [slachtoffer 17] ; zaak 18: [slachtoffer 18] ; zaak 19: [slachtoffer 19] ; zaak 20: [slachtoffer 20] ; zaak 21: [slachtoffer 21] ; zaak 22: [slachtoffer 22] ; zaak 23: [slachtoffer 23b] , [slachtoffer 23a] ; zaak 24: [slachtoffer 24] ; zaak 25: [slachtoffer 25] ; zaak 26: [slachtoffer 26] ; zaak 27: [slachtoffer 27] ; zaak 28: [slachtoffer 28] )
kinderpornografische foto’s/video’s en/of gegevensdragers bevattende kinderpornografische foto’s/video’s heeft verworven/vervaardigd/in het bezit gehad/verspreid en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, in de periode van 1 juni 2020 tot en met 15 januari 2024, terwijl hij van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank heeft de volledige tekst van de tenlastelegging opgenomen in bijlage I.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding onderzoek 15Aloevera
Onderzoek 15Aloevera betreft het onderzoek naar de verdachte wegens verdenking van online-zedendelicten, namelijk de vervaardiging, het bezit en de verspreiding van kinderpornografisch materiaal. Daarbij zocht de verdachte via sociale media contact met zeer jonge meisjes, voornamelijk in de leeftijd van zeven tot en met twaalf jaar. Door zich voor te doen als modellenscout of onderzoeker liet hij hen onder andere naakt beeldmateriaal maken van zichzelf en dat naar hem opsturen. De verdachte gaf daartoe steeds instructies en stuurde beeldmateriaal toe (dat hij al eerder van andere meisjes had verkregen) als voorbeeld.
De politie heeft uiteindelijk 31 meisjes kunnen identificeren. De verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek door openhartig te verklaren en heeft daardoor een bijdrage geleverd aan de identificatie van de meisjes. De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten (grotendeels) bekend.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot (partiële) vrijspraak van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten voor zover het zaak 24 ( [slachtoffer 24] ) betreft. In de laatstgenoemde zaak is op de gegevensdragers (devices) van de verdachte geen (kinderpornografisch) materiaal aangetroffen en kan ook de ontucht niet worden bewezen. Voorts heeft de officier van justitie (zo begrijpt de rechtbank) – naast zaak 24 ( [slachtoffer 24] ) –gerekwireerd tot (partiële) vrijspraak voor zover het betreft de
verspreidingvan kinderpornografisch materiaal in de zaken 1, 4, 7, 10, 12, 18, 21, 22, 23 (2x), en 28.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1 en 2, voor zover het gaat om handelingen die (mede) bestonden uit het
seksueel binnendringenomdat dit niet kan worden bewezen. De wetgever heeft volgens de raadsman niet bedoeld handelingen waarbij geen lichamelijke aanraking tussen de verdachte en het minderjarige slachtoffer heeft plaatsgevonden, onder deze strafbepalingen te brengen.
Met de officier van justitie stelt de raadsman zich op het standpunt dat (partiële) vrijspraak van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten dient te volgen voor zover het zaak 24 ( [slachtoffer 24] ) betreft. Voor wat betreft feit 3 heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
De raadsman heeft (partiële) vrijspraak bepleit van feit 4 voor zover het de
verspreidingbetreft in de zaken 3 (2x), 5 , 11, 15, 19, 20, 26, 27 en 28. Nu de verdachte dit zich niet herinnert, dan wel geen (bekennende) verklaring hierover heeft afgelegd zoals in de zaken 2 (2x), 6, 8, 9, 14, 16, 17 en 25 . De raadsman meent dat ook de
vervaardigingin alle zaken niet bewezen kan worden, nu dit een te extensieve wetsuitleg zou vergen.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank: partieel vrijspraak
3.4.1.
Zaak 24: [slachtoffer 24] (feiten 1 en 4)
De rechtbank zal, in navolging van de officier van justitie en de raadsman, de verdachte (partieel) vrijspreken van de feiten 1 en 4 voor wat betreft zaak 24 ( [slachtoffer 24] ). De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. De verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie op 7 februari 2024 de volledige voor- en achternaam van [slachtoffer 24] genoemd. [slachtoffer 24] zou één van zijn recente slachtoffers zijn geweest. Er is echter geen (kinderpornografisch) materiaal van [slachtoffer 24] aangetroffen op de Oppo-telefoon waarop de verdachte (kinderpornografisch) materiaal van haar zou hebben ontvangen. De verdachte verklaart met betrekking daartoe dat hij, nadat er eerder gegevensdragers van hem in beslag waren genomen (op 20 juni 2023), hij nadien alleen nog materiaal met zijn telefoon verzamelde voor zichzelf en dat hij dat materiaal daarna wiste door zijn telefoon weer te resetten naar de fabrieksinstellingen. Hoewel op de telefoon van [slachtoffer 24] wél beelden zijn aangetroffen, zou [slachtoffer 24] de afbeeldingen hebben gestuurd naar een persoon met het Snapchat-profiel genaamd ‘ [Snapchat-profiel] ’. Uit het dossier blijkt echter niet dat de verdachte van dit Snapchat-profiel gebruikmaakte. Ook de verdachte zelf heeft verklaard dat hij geen gebruik heeft gemaakt van deze naam. Daarnaast komt de werkwijze van deze ‘ [Snapchat-profiel] ’ (en de focus op blote borsten) niet overeen met die van de verdachte. Tot slot heeft de politie gekeken of er afbeeldingen van niet geïdentificeerde slachtoffers in het dossier aanwezig zijn, die aan de genoemde beelden kunnen worden gekoppeld, maar ook dit bleek niet het geval.
3.4.2.
Feiten 4: verspreiden kinderpornografisch materiaal
De rechtbank zal in navolging van de officier van justitie, de verdachte (partieel) vrijspreken van feit 4 voor wat betreft de
verspreidingin de zaken: 1 ( [slachtoffer 1] ), 4 ( [slachtoffer 4] ), 7 ( [slachtoffer 7] ), 10 ( [slachtoffer 10] ), 12 ( [slachtoffer 12] ), 18 ( [slachtoffer 18] ), 21 ( [slachtoffer 21] ), 22 ( [slachtoffer 22] ), 23 ( [slachtoffer 23a] ), 23 ( [slachtoffer 23b] ) en 28 ( [slachtoffer 28] ), omdat de verspreiding van afbeeldingen in deze zaken niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. In deze zaken ontbreekt ook een zogenoemde ‘Wickr-map’ (anders dan in de zaken hierna genoemd in 3.6.2).
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.6.
Bewijsoverwegingen
3.6.1.
Seksueel binnendringen (feiten 1 en 2,)
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 november 2004 (ECLI:NL:2004:AQ0950) geoordeeld dat onder omstandigheden ook sprake kan zijn van ontucht met een minderjarige als bedoeld in artikel 247 of 249 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) (oud) als er geen lichamelijke aanraking tussen de verdachte en de minderjarige heeft plaatsgevonden. Of in dat geval de bewezenverklaarde gedraging het plegen van ontucht ‘met’ de minderjarige oplevert, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In elk geval dient er sprake te zijn van enige voor het plegen van ontucht met de minderjarige relevante interactie tussen de verdachte en die minderjarige.
In de onderhavige zaak is de tenlastelegging van de feiten 1 en 2 voor een deel toegesneden op de artikelen 244 Sr (oud) en 245 Sr (oud). De artikelen 244 en 245 Sr zijn op dezelfde wijze geredigeerd als (het hier relevante deel van) artikel 247 Sr, in die zin dat het telkens gaat om degene die ‘met iemand’ van beneden de twaalf/zestien jaar ‘ontuchtige handelingen pleegt’. De rechtbank ziet daarin aanleiding aan te sluiten bij de hiervoor aangehaalde jurisprudentie.
Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige strafzaak sprake geweest van de hiervoor genoemde relevante interactie, zoals vereist voor een bewezenverklaring van de ontucht als bedoeld in de artikelen 244 en 245 Sr.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de meisjes heeft gedwongen seksuele poses aan te nemen en zichzelf daarbij te fotograferen en/of filmen. De verdachte gaf daartoe specifieke opdrachten en instructies per tekstbericht en zelfs voorbeelden van andere meisjes in de vorm van foto’s en/of video’s. De meisjes werden ook gedwongen seksuele handelingen bij zichzelf, en in een enkel geval bij een ander meisje, te verrichten en daarvan foto’s en/of video’s te maken. De verdachte gaf de meisjes ook hiertoe specifieke opdrachten, instructies en voorbeelden op de hiervoor genoemde wijze. Onder de seksuele handelingen die de meisjes moesten verrichten, viel ook het seksueel binnendringen van het eigen lichaam, of in een enkel geval van een ander meisje, met de vingers of met voorwerpen die de verdachte benoemde in zijn tekstberichten.
In de artikelen 244 en 245 Sr is dwang geen bestanddeel. Het onder dwang seksuele handelingen laten plegen, maakt die handelingen echter wel ontuchtig. Kort gezegd laten de seksuele handelingen zich als ontuchtig kwalificeren, vanwege:
  • de dwang die de verdachte op de meisjes uitoefende, in het bijzonder de dreiging om de gemaakte foto’s en/of video’s online te zetten en aan familie/bekenden te verstrekken;
  • de verstrekkende seksuele handelingen die de meisjes hebben moeten verrichten, in het bijzonder de vaginale/anale penetratie;
  • het grote leeftijdsverschil tussen de verdachte en de meisjes.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van het plegen van ontuchtige handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met de genoemde meisjes. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de wetsgeschiedenis niet uitdrukkelijk blijkt dat voornoemd handelen van de verdachte niet onder de reikwijdte van de genoemde strafbepalingen kan worden geschaard. De rechtbank zal dan ook de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen verklaren.
3.6.2.
Verspreiding kinderpornografisch materiaal (feit 4)
Zoals de officier van justitie eveneens heeft gerekwireerd, is de rechtbank van oordeel dat de verspreiding van kinderpornografisch materiaal ten aanzien van zeventien slachtoffers wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt daartoe dat in die zaken is gebleken dat de verdachte een zogenoemde ‘Wickr-map’ had aangemaakt en dat die bedoeld was om kinderpornografisch materiaal te ruilen met anderen en dat dit ook is gebeurd. De verdachte heeft, zo blijkt uit de bewijsmiddelen, een aantal keer tijdens de verhoren hierover verklaard en is er – anders dan de raadsman – zelf ook vanuit gegaan dat er verspreiding heeft plaatsgevonden indien hij een Wickr-map had aangemaakt. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de verdachte, conform zijn eigen verklaring, in een aantal zaken kinderpornografisch materiaal heeft gebruikt als voorbeeld voor andere (potentiële) slachtoffers. Dit materiaal verzond de verdachte via Snapchat, WhatsApp of anderszins, hetgeen eveneens kan worden aangemerkt als verspreiding.
3.6.3.
Vervaardiging kinderpornografisch materiaal (feit 4)
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als degene die het kinderpornografisch materiaal, de foto’s en video’s, heeft vervaardigd. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van vervaardiging het niet noodzakelijk is dat de verdachte zelf feitelijk de opnames heeft gemaakt. De verdachte heeft steeds, voorafgaand aan de opnames, (uitvoerig) instructies gegeven aan het betreffende kind. Niet alleen heeft de verdachte geschreven (via Snapchat of anderszins) wat zij moesten doen, maar hij heeft ook voorbeelden toegestuurd zodat het betreffende kind precies wist hoe en wat er gefotografeerd en/of gefilmd moest worden. Indien de resultaten niet naar zijn zin waren, stuurde de verdachte opnieuw aanwijzingen om alsnog tot het door hem gewenste resultaat te komen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als degene die het kinderpornografisch materiaal heeft vervaardigd.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten, voor zover hiervoor niet anders is overwogen, wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank heeft de bewezenverklaring als bijlage III aan dit vonnis gehecht. Deze geldt als hier ingevoegd.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid volledig uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte een gevangenisstraf van acht jaren op te leggen, met aftrek van voorarrest, en de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging). Zij heeft onder meer aangevoerd dat aan alle eisen voor het opleggen van zo’n maatregel wordt voldaan. De omvang van het aantal slachtoffers, hun jonge leeftijd, de ernst van het (online) misbruik en de duur ervan, maken volgens de officier van justitie dat niet kan worden volstaan met een (kortere dan de gevorderde) gevangenisstraf in combinatie met een tbs met voorwaarden, ook niet als rekening wordt gehouden met de adviezen van de deskundigen om de verdachte de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om tbs met voorwaarden aan de verdachte op te leggen, met de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Een op te leggen gevangenisstraf zou daarom niet langer dan vijf jaren moeten duren. De verdediging heeft hiertoe onder meer gewezen op de adviezen van de deskundigen, de wil van de verdachte om te worden behandeld en zijn bereidheid zich aan de voorwaarden te houden. Ook heeft de verdediging aandacht gevraagd voor het feit dat de verdachte nauw heeft samengewerkt met de politie om zoveel mogelijk van zijn slachtoffers te identificeren en dat hij daarmee zelf heeft bijgedragen aan de omvang van de tenlastelegging. Daarnaast moet de omstandigheid dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten verminderd kunnen worden toegerekend voldoende tot uitdrukking komen in de duur van een op te leggen gevangenisstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
6.3.1.
Aard en ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drie jaren schuldig gemaakt aan online misbruik van minderjarige meisjes via sociale media zoals TikTok, Snapchat en Whatsapp. De contacten vonden per slachtoffer doorgaans niet langer plaats dan op één dag tot op meerdere dagen in eenzelfde week. Het gaat in deze zaak om maar liefst dertig minderjarige slachtoffers, maar volgens de verdachte zijn er nog meer meisjes die door zijn handelen hetzelfde hebben meegemaakt. Van de dertig slachtoffers was het jongste meisje vier jaar oud en het oudste meisje dertien jaar oud.
De verdachte ging listig te werk. Hij maakte veelal gebruik van een vast stappenplan dat volgens de rechtbank niet anders kan worden gezien dan als gericht op het uitbuiten van de onbevangenheid die zo kenmerkend is voor kinderen van een jonge leeftijd. Zo deed hij zich voor als een vrouw die werkzaam was bij een modellenbureau. Dit met het doel het contact te vergemakkelijken en sneller het vertrouwen van de meisjes te kunnen winnen. Onder het mom van bijvoorbeeld deelname aan een modellenwedstrijd haalde hij hen over afbeeldingen van zichzelf op te sturen. Dit ging om vele afbeeldingen en video’s, waarbij naarmate het contact vorderde, hij de meisjes vroeg om steeds verdergaande poses aan te nemen en handelingen te verrichten. Zij moesten uiteindelijk bijvoorbeeld naaktfoto’s van zichzelf maken waarop te zien was dat zij zichzelf betastten of waarop andere, nog verdergaande ontuchtige handelingen te zien waren. Ook vroeg hij de meisjes of zij broertjes of zusjes hadden, opdat hij ook van hen in het bezit kwam van beeldmateriaal. De verdachte legde zichzelf klaarblijkelijk nauwelijks beperkingen op. Zo hebben enkelen van zijn slachtoffers op zijn verzoek handelingen gepleegd met elkaar. Ook heeft hij meisjes ertoe gebracht handelingen te plegen die bestonden uit het binnendringen van zichzelf met een voorwerp. Wanneer meisjes niet verder mee wilden werken, deinsde de verdachte er ook niet voor terug om de druk op te voeren door te dreigen met het verspreiden van al door hem ontvangen afbeeldingen, geldboetes of fysieke ontmoetingen. Het is heel voorstelbaar dat meisjes daarom bang waren, ook omdat de verdachte in veel gevallen de woonadressen van de meisjes had weten te bemachtigen. Duidelijk is geworden dat de verdachte alles in het teken van zijn eigen behoeftes en lusten stelde, waarbij het welzijn van de slachtoffers voor hem van ondergeschikt belang was. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Op de gegevensdragers van de verdachte is verder een groot aantal kinderpornografische foto’s en video’s aangetroffen, waaronder het beeldmateriaal dat hij van slachtoffers heeft verkregen en dat mede door zijn aanwijzingen en opdrachten tot stand is gekomen. Volgens de verdachte was het doel om het verkregen beeldmateriaal met derden te ruilen voor ander kinderpornografisch beeldmateriaal.
Het gaat hier zonder twijfel om zeer ernstige feiten, waarbij jonge meisjes het slachtoffer zijn geworden van de aanhoudende drang van de verdachte om ten behoeve van zijn seksuele bevrediging kinderpornografisch beeldmateriaal te verkrijgen. Zij werden om die reden aangezet tot het plegen van handelingen die verre van passend zijn voor hun leeftijden. Het is heel aannemelijk dat de verdachte door zo te handelen deze meisjes heeft geschaad in hun vertrouwen in de medemens en hun ontwikkeling. Op de zitting hebben een meisje en een aantal ouders van de slachtoffers indringende verklaringen voorgedragen of laten voordragen, waaruit blijkt dat het handelen van de verdachte zeer diepe sporen heeft nagelaten. Daarnaast zijn er veel zorgen over het feit dat hij beeldmateriaal van de meisjes met anderen heeft geruild en onbekend is waar deze beelden zijn terechtgekomen of bij wie deze nog in handen zullen vallen. Tot slot zijn niet alleen de meisjes zelf, maar ook hun ouders erg geraakt door wat hun dochters hebben moeten meemaken.
6.3.2.
De persoon van de verdachte
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Psychologisch en psychiatrisch deskundigenonderzoek
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de deskundigenrapporten die over de verdachte door een psycholoog en een psychiater zijn opgemaakt. [1] Beiden rapporteren dat de verdachte een autismespectrumstoornis en een pedofiele stoornis heeft. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten en hebben volgens de deskundigen de keuzes en gedragingen van de verdachte toen beïnvloed. De psychiater rapporteert dat de verdachte beperkt is in sociale communicatie en interactie, waardoor het hem niet lukt om aansluiting te vinden bij leeftijdsgenoten en gelijkwaardige relaties aan te gaan. De frustratie die daaruit volgt wordt door de verdachte omgezet in het dwangmatig verzamelen en uitwisselen van kinderpornografisch materiaal. De psycholoog rapporteert dat de verdachte zich slecht kan inleven en dat hij de gevolgen van zijn gedrag niet overziet. Ook heeft de verdachte onvoldoende zicht op zijn eigen binnenwereld en kan hij weinig kritisch naar zijn eigen keuzes kijken. De autismespectrumstoornis maakt dat de verdachte niet goed kan omgaan met stress en spanningen. Om toch tot een ontlading te komen van deze spanningen, wendt hij zich tot seksueel gedrag en door zijn pedofiele stoornis richt hij zich dan op minderjarige meisjes. Gelet op het voorgaande adviseren de deskundigen in het geval van een bewezenverklaring de verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De deskundigen zien een bovengemiddeld dan wel hoog herhalingsrisico waardoor controle en toezicht op de verdachte noodzakelijk zijn. Zij adviseren dat de verdachte een intensieve behandeling ondergaat in een gespecialiseerde kliniek met in het begin een hoog beveiligingsniveau om de aanwezige risico’s te beheersen, gevolgd door een geleidelijke afbouw van het beveiligingsniveau naar een ambulante behandeling. De verdachte is gemotiveerd om behandeld te worden, ziet zelf de noodzaak in van controle en is niet eerder in aanraking gekomen met politie en justitie. Het heeft volgens de deskundigen dan ook de voorkeur om de verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen in combinatie met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Met dit laatste kan de verdachte gedurende een langere periode gecontroleerd en begeleid worden.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de zitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 4 juli 2024. De reclassering kan zich kort gezegd vinden in het advies van de psycholoog en psychiater. In haar advies heeft de reclassering voorwaarden geadviseerd, waaronder opname in een zorginstelling en aansluitend ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers en het vermijden van contact met minderjarigen en kinderporno.
6.3.3.
De straf en maatregelen
De rechtbank is van oordeel dat de feiten die door de verdachte zijn gepleegd zo ernstig zijn dat daarop moet worden gereageerd met een forse gevangenisstraf.
Gelet op de inhoud van de rapporten en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat daarnaast een tbs-maatregel noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Daarnaast is op de gepleegde misdrijven een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld en de algemene veiligheid van personen eist die maatregel.
De rechtbank ziet zichzelf vervolgens voor de vraag gesteld of kan worden volstaan met tbs met voorwaarden, zoals door de verdediging is bepleit en door de deskundigen wordt geadviseerd, of dat tbs met dwangverpleging noodzakelijk is, zoals de officier van justitie heeft gevorderd.
De wet staat de vorm van de tbs-maatregel met voorwaarden niet toe in combinatie met een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat een hogere gevangenisstraf passend is.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf en de modaliteit van de tbs, heeft de rechtbank gelet op de omvang van de strafzaak. Zoals eerder benadrukt is leed toegebracht aan een groot aantal jonge en kwetsbare slachtoffers. Ook de lange duur van zijn gedragingen en het gegeven dat hij nooit hulp heeft gezocht, zelfs niet na de eerste doorzoeking van zijn woning, heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen. Zij heeft verder gelet op de houding van de verdachte na zijn aanhouding. Hoewel kwalijk is dat hij niet gestopt is voordat hij uiteindelijk werd aangehouden, heeft de verdachte vanaf zijn aanhouding zijn volledige medewerking verleend aan het strafrechtelijk onderzoek. Hij heeft in de verhoren bij de politie en op de zitting steeds openheid van zaken gegeven over zijn handelen en uitdrukkelijk verteld wat er volgens hem is gebeurd. Daarnaast zijn mede door de medewerking van de verdachte nog meer slachtoffers geïdentificeerd, zodat ook die in staat konden worden gesteld om aangifte tegen hem te doen. Het is passend om de medewerking aan het onderzoek niet alleen te laten leiden tot een hogere straf voor het hogere aantal bewezen verklaarde feiten, maar ook tot een voor verdachte positievere uitkomst dan waartoe een stilzwijgen of een ontkenning van zijn gedragingen had moeten leiden. Verder heeft hij ziektebesef en wil hij intensief worden behandeld aan zijn stoornissen. De rechtbank is er ook van overtuigd dat de verdachte oprecht beseft dat hij verkeerd heeft gehandeld en dat kinderen en ouders daardoor enorm leed doormaken, en dat hij dat graag aan hen wil duidelijk maken. De rechtbank zal gelet op al het voorgaande een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren opleggen. De tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten wordt daarvan afgetrokken. Daarnaast zal de rechtbank, net als de deskundigen hebben geadviseerd, de tbs-maatregel met voorwaarden opleggen.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt met deze straf en maatregel het meest tegemoet gekomen aan de strafdoelen, waaronder vergelding en preventie. Zij heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat de verdachte na zijn gevangenisstraf een intensieve behandeling tegemoet gaat in een kliniek met (in eerste instantie) een hoog beveiligingsniveau. Indien de verdachte vervolgens de door de rechtbank gestelde voorwaarden niet naleeft, kan de maatregel bovendien alsnog worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Daar komt bij dat de rechtbank de verdachte ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zal opleggen. Die maatregel maakt het mogelijk dat de verdachte ook nog na het ondergaan van de gevangenisstraf en tbs-maatregel zeer langdurig onder toezicht wordt gehouden. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, als bedoeld in artikel 38z, lid 1 sub a, Sr, is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte.
Overige overwegingen ten aanzien van de tbs-maatregel
De rechtbank stelt vast dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de tbs-maatregel worden door de rechtbank de voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contactverbod met de slachtoffers. Dit verbod zal de rechtbank namelijk opleggen in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr. Ook zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is in de zin van artikel 38 lid 6 Sr.
Maatregel ex artikel 38v Sr
Voornoemde maatregel zal inhouden een contactverbod met alle in de bewezenverklaring genoemde personen voor de duur van 5 jaren. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat en de maatregel dient ertoe te leiden dat de verdachte ervan wordt weerhouden opnieuw contact te zoeken met de slachtoffers. De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel bevelen omdat, zolang de verdachte nog niet is behandeld, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens de slachtoffers.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregel

7.1.
De vorderingen van de benadeelde partijen
In totaal hebben zeventien benadeelden zich gevoegd als partij in dit strafproces. Deze benadeelde partijen vorderen de verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In de tabel hieronder wordt het door hen gevorderde weergegeven.
Benadeelde partij
Materiële schade
Immateriële schade
Affectieschade
Totaal
Zaak 2 ( [slachtoffer 2a] )
-
€ 6.500,-
-
€ 6.500,-
Zaak 2 ( [slachtoffer 2b] )
-
€ 6.500,-
-
€ 6.500.-
Zaak 3 ( [slachtoffer 3a] )
-
€ 4.000,-
-
€ 4.000,-
Zaak 3 ( [slachtoffer 3b] )
-
€ 4.000,-
-
€ 4.000,-
Zaak 4 ( [slachtoffer 4] )
€ 573,75
€ 6.500,-
-
€ 7.073,75
Zaak 5 ( [slachtoffer 5] )
-
€ 4.000,-
-
€ 4.000,-
Zaak 6 ( [slachtoffer 6] )
-
€ 4.000,-
-
€ 4.000,-
Zaak 7 ( [slachtoffer 7] )
-
€ 4.000,-
-
€ 4.000,-
Zaak 10 ( [slachtoffer 10] )
-
€ 4.000,-
-
€ 4.000,-
Zaak 15 ( [slachtoffer 15] )
-
€ 4.000.-
-
€ 4.000,-
Zaak 17 ( [slachtoffer 17] )
€ 477,70
€ 3.500,-
-
€ 3.977,70
Zaak 18 ( [slachtoffer 18] )
-
€ 4.000,-
-
€ 4.000,-
Zaak 19 ( [slachtoffer 19] )
-
€ 4.000,-
-
€ 4.000,-
Zaak 20 ( [slachtoffer 20] )
-
€ 5.000,-
-
€ 5.000,-
Zaak 26 ( [slachtoffer 26] )
-
€ 4.000,-
-
€ 4.000,-
Zaak 27 ( [slachtoffer 27] )
-
€ 5.000,- + € 20.000,- (hoger beroep)
-
€ 25.000,-
Zaak 28 ( [slachtoffer 28] )
- € 1.158,47
- € 529,80
€ 2.000,-
€ 17.500,-
€ 21.188,27
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade in zaak 4 ( [slachtoffer 4] ) en zaak 17 ( [slachtoffer 17] ) kan worden toegewezen. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie aangevoerd dat eenzelfde bedrag moet worden toegekend per benadeelde partij met een soortgelijke categorie en daarbij verwezen naar jurisprudentie zoals Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 8 mei 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3003, ook als dat dan zou betekenen dat een hoger schadevergoedingsbedrag wordt opgelegd dan gevorderd. Voor de hoogte van het bedrag kan aansluiting worden gezocht bij een deel van de door de benadeelde partijen gevorderde bedragen. In het geval van een benadeelde partij waarbij (ook) seksueel binnendringen bewezen is verklaard is een bedrag van € 6.500,- redelijk en billijk en in het geval van een benadeelde partij waarbij ontuchtige handelingen bewezen zijn verklaard is een bedrag van € 4.000,- redelijk en billijk. Ten aanzien van zaak 28 ( [slachtoffer 28] ) heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde affectieschade niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Alle vorderingen kunnen steeds worden toegewezen met vermeerdering met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat in verschillende zaken de vereiste machtiging om namens deze minderjarige partijen op te treden ontbreekt en verwijst naar ECLI:NL:HR:2022:1719. De overgelegde schadevergoedingsformulieren zijn namelijk niet door een ouder, verzorger of bewindvoerder ingediend. Om die reden moeten de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
In zaak 28 ( [slachtoffer 28] ) heeft de verdediging bepleit de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de late indiening en omdat een aanhouding een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Tevens moet de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat uit de onderbouwing niet blijkt van een rechtstreeks verband met de verweten gedragingen. Ten aanzien van de affectieschade van de moeder geldt dat artikel 51f Sv daarvoor geen ruimte biedt. Ten aanzien van de materiële schade in zaak 17 ( [slachtoffer 17] ) moeten de reis- en verblijfkosten worden afgewezen. Dit zijn geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Subsidiair zijn deze kosten onvoldoende onderbouwd. In zaak 4 ( [slachtoffer 4] ) refereert de verdediging zich wat betreft de materiële schadevordering aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de immateriële schade verzoekt de verdediging de vordering in de zaak 20 ( [slachtoffer 20] ) voor het deel van € 20.000,- voor hoger beroep en zaak 27 ( [slachtoffer 27] ) niet-ontvankelijk te verklaren omdat de verzoeken niet nader zijn onderbouwd en subsidiair de bedragen te matigen. Ook de overige immateriële schadevorderingen moeten gematigd worden tot een bedrag van € 1.000,-.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1.
Machtiging & ontvankelijkheid vorderingen
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen, ook in het geval op het voegingsformulier de handtekening van hun wettelijk vertegenwoordiger of vertegenwoordigers ontbreekt. Artikel 51f lid 4 Sv geeft aan ouders van minderjarige slachtoffers de mogelijkheid zich als wettelijk vertegenwoordiger te voegen namens hun kind. In de zaken – 2 ( [slachtoffer 2a] ), 2 ( [slachtoffer 2b] ), 3 ( [slachtoffer 3a] ), 3 ( [slachtoffer 3b] ), 4 ( [slachtoffer 4] ), 5 ( [slachtoffer 5] ), 6 ( [slachtoffer 6] ), 7 ( [slachtoffer 7] ), 10 ( [slachtoffer 10] ), 15 ( [slachtoffer 15] ), 18 ( [slachtoffer 18] ), 19 ( [slachtoffer 19] ), en 26 ( [slachtoffer 26] ) – geldt dat de gegevens van de wettelijk vertegenwoordiger (namelijk één of beide ouders) steeds zijn ingevuld op het formulier tot verzoek tot schadevergoeding. Op de formulieren is ingevuld dat de raadsman mr. P.R. Hogerbrugge is gemachtigd om de vorderingen in te dienen. De raadsman heeft de formulieren ook ondertekend en daarmee uitdrukkelijk verklaard daartoe gevolmachtigd te zijn. De raadsman heeft dit op de terechtzitting herhaald. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze wettelijke vertegenwoordigers de raadsman hebben gevolmachtigd in rechte op te treden. De rechtbank zal deze vorderingen daarom inhoudelijk beoordelen. Ook in zaak 20 ( [slachtoffer 20] ) heeft de raadsvrouw M.M. Scholten ter terechtzitting verklaard in de zin van artikel 51c lid 3 Sv gemachtigd te zijn namens de wettelijk vertegenwoordigers van [slachtoffer 20] op te treden.
Tot slot heeft de verdediging in zaak 27 ( [slachtoffer 27] ) aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk is vanwege een ontbrekende onderbouwing. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat zowel voorafgaand als tijdens de terechtzitting een nadere onderbouwing is gegeven door raadsvrouw mr. H. Sazoglu. Ook deze vorderingen zal de rechtbank daarom inhoudelijk behandelen.
7.4.2.
Materiële schade
In zaak 4 ( [slachtoffer 4] ), zaak 17 ( [slachtoffer 17] ) en zaak 28 ( [slachtoffer 28] ) zijn materiële schadeposten gevorderd.
Therapiekosten
In zaak 4 ( [slachtoffer 4] ) is een bedrag van € 573,75 gevorderd aan kosten voor speltherapie. Drie facturen zijn overgelegd van in totaal € 573,75, evenals het behandelplan. Ten aanzien van deze post heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade duidelijk en overzichtelijk is opgebouwd en voldoende is onderbouwd. Het gaat hierbij om rechtstreekse schade ten gevolge van de bewezenverklaarde strafbare feiten. De vordering wordt bovendien niet betwist. Deze schade zal daarom worden toegewezen.
Medische kosten en brandstofkosten
In zaak 28 ( [slachtoffer 28] ) is een bedrag van € 1.588,47 aan medische kosten en psychologische ondersteuning gevorderd en een bedrag van € 529,80 aan kosten voor brandstof voor vervoer vanwege opname in de jeugdpsychiatrie. Hoewel de rechtbank het voorstelbaar acht dat de benadeelde partij medische kosten heeft gemaakt als gevolg van wat haar is overkomen, is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Het overleggen van de facturen voor medische kosten en brandstofbonnen is – mede gelet op de betwisting van de vordering door de verdediging – naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om enkel op basis daarvan tot de conclusie te komen dat de medische kosten en de brandstofkosten het rechtstreekse gevolg zijn van het bewezenverklaarde. Een nadere toelichting met betrekking tot de facturen en bonnen ontbreekt.
De rechtbank is, zoals de verdediging heeft bepleit, daarom van oordeel dat de genoemde schadeposten onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor deze schadeposten niet-ontvankelijk, zodat de benadeelde partij nog bij de civiele rechter een vordering in kan dienen.
Reis- en verblijfkosten
In zaak 17 ( [slachtoffer 17] ) is een bedrag van € 477,70 aan materiële schade gevorderd voor reis- en verblijfkosten om de terechtzitting bij te kunnen wonen. De benadeelde partij en haar moeder wonen namelijk op een retourafstand van 380 km van de rechtbank en vragen om die reden een kilometervergoeding en vergoeding van de hotelovernachting voorafgaand aan de terechtzitting met aanvangstijd 09:00 uur. Ter onderbouwing van de vordering is een betalingsbewijs van een hotelovernachting overgelegd en verwezen naar jurisprudentie in lagere rechtspraak.
De rechtbank zal deze vordering afwijzen en verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 18 maart 2025 (ECLI:NL:HR:2025:334). In het hiervoor genoemde arrest heeft de Hoge Raad recentelijk geoordeeld dat een redelijke uitleg van artikel 532 Sv meebrengt dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Op grond van artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komen reis- en verblijfkosten slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover in persoon – dat wil zeggen: zonder gemachtigde (advocaat) – wordt geprocedeerd. Procedeert de benadeelde partij met een gemachtigde, dan komen slechts de kosten voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking, en dus niet de in artikel 238 lid 1 Rv bedoelde kosten van de benadeelde partij.
Op de terechtzitting is de (wettelijke vertegenwoordiger van de) benadeelde partij bijgestaan door een advocaat. Gelet op het voorgaande, komen de door de benadeelde partij gevorderde reiskosten daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
7.4.3.
Immateriële schade
Door zeventien benadeelde partijen is verzocht om een vergoeding van immateriële schade. In alle gevallen is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW), aangezien het gaat om een ernstige zedenzaak waar een forse normschending aan de orde is. Er is door de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers en op hun privacy. De bewezenverklaarde feiten hebben psychische schade bij de slachtoffers veroorzaakt. Dit blijkt uit de schadeformulieren, de slachtofferverklaringen en de namens benadeelde partijen gegeven toelichting ter terechtzitting. Bij een aantasting in de persoon op andere wijze hoeft het geestelijk letsel bij het slachtoffer niet te zijn gediagnostiseerd. De vorderingen komen de rechtbank gelet op het voorgaande niet onrechtmatig of ongegrond voor.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is welk bedrag passend is om toe te wijzen als vergoeding voor de geleden schade. Op basis van de gevolgen, maar ook gebaseerd op de aard en de ernst van de normschending (waaronder begrepen de leeftijd van de benadeelde partijen, de duur van het contact met de verdachte, het aantal afbeeldingen en de aard van de op beeld vastgelegde handelingen en omstandigheden daaromheen zoals de bedreigingen), zal de rechtbank een bedrag toewijzen van € 4.000,- voor benadeelde partijen waarbij (ook) het onder feit 1 of 2 ten laste gelegde feit is bewezenverklaard en een bedrag van € 3.000,- voor een bewezenverklaring van alleen het onder feit 3 en/of feit 4 ten laste gelegde. Voor de hoogte van het te bepalen bedrag heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij andere uitspraken in de jurisprudentie en acht geslagen op de consultatieversie van de “Rotterdamse Schaal”, een ordening van smartengeldenbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen.
Met betrekking tot zaak 28 ( [slachtoffer 28] ), geldt echter dat de rechtbank geen hogere schadevergoeding op kan leggen dan wat gevorderd is, te weten € 2.000,-. Wel zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van € 4.000,- in deze zaak (zie hierna onder ‘schadevergoedingsmaatregel’).
Voor zover de benadeelde partijen hogere bedragen aan immateriële schade hebben gevorderd, verklaart de rechtbank dat deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Gelet op het voorgaande zullen de volgende bedragen voor immateriële schadevergoeding worden toegekend:
- € 4.000,-: zaak 2 ( [slachtoffer 2a] ), zaak 2 ( [slachtoffer 2b] ), zaak 4 ( [slachtoffer 4] ), zaak 27 ( [slachtoffer 27] );
- € 3.000,-: zaak 3 ( [slachtoffer 3a] ), zaak 3 ( [slachtoffer 3b] ), zaak 5 ( [slachtoffer 5] ), zaak 6 ( [slachtoffer 6] ), zaak 7 ( [slachtoffer 7] ), zaak 10 ( [slachtoffer 10] ), zaak 15 ( [slachtoffer 15] ), zaak 17 ( [slachtoffer 17] ), zaak 18 ( [slachtoffer 18] ), zaak 19 ( [slachtoffer 19] ), zaak 20 ( [slachtoffer 20] ), Zaak 26 ( [slachtoffer 26] );
- € 2.000,-: zaak 28 ( [slachtoffer 28] )
Affectieschade
De moeder van [slachtoffer 28] (zaak 28), mevr. [naam] , heeft een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade gevorderd.
De rechtbank oordeelt dat [naam] geen rechtstreekse schade heeft geleden in de zin van artikel 51f lid 1 Sv. In artikel 51f, lid 2 Sv is bepaald dat indien bij degene die rechtstreeks schade heeft opgelopen door het strafbare feit, sprake is van letsel, ook de personen zoals genoemd in artikel 6:107, eerste lid, onder a en b, BW, zich als benadeelde kunnen stellen, voor zover het ziet op de daar bedoelde vorderingen.
De wetgever heeft voor deze specifieke bepaling dus artikel 6:107 BW voor ogen gehad. In die bepaling staat, kort gezegd, dat in dit geval alleen verplaatste schade en affectieschade van de ouder voor vergoeding in aanmerking komen. Van verplaatste schade is sprake, als derden kosten hebben gemaakt ten behoeve van het slachtoffer die het slachtoffer zelf had kunnen vorderen, als het slachtoffer deze kosten zelf had gemaakt. Affectieschade betreft immateriële schade die bestaat uit verdriet en pijn bij een naaste van het slachtoffer dat ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen. De ernstige en blijvende aard van het letsel moeten worden aangetoond.
Gelet op de in het schadeformulier gegeven toelichting, vordert [naam] kort gezegd de door haar geleden rechtstreekse schade voor kosten voor eigen gezondheidsproblemen. Omdat deze kosten niet kunnen worden gezien als verplaatste schade en evenmin kunnen worden gezien als affectieschade ontbreekt een juridische grondslag voor toewijzing. [naam] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard voor dit deel van de vordering. De rechtbank is van oordeel dat verdere behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren, omdat het een ingewikkelde schadepost is en het toestaan van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De vordering tot schadevergoeding kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Kosten hoger beroep
Voor de gevorderde immateriële schade ter hoogte van € 20.000,- in zaak 27 ( [slachtoffer 27] ) in verband met de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep door de verdachte, oordeelt de rechtbank als volgt. Dit deel van de vordering ziet op – naar de rechtbank begrijpt – mogelijk toekomstige schade. De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren omdat dit deel van de vordering niet is onderbouwd.
7.4.4.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente voor de immateriële schade telkens toewijzen vanaf de datum waarop het strafbare feit/de strafbare feiten zijn bewezenverklaard. In het geval de strafbare gedragingen bewezen worden verklaard voor een periode zal de rechtbank de aanvangsdatum van de wettelijke rente vaststellen op het midden van die periode, omdat er geen omstandigheden zijn gebleken die erop duiden dat de schade anders dan geleidelijk is opgelopen gedurende de periode waarin de bewezenverklaarde gedragingen hebben plaatsgevonden (HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:466).
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente voor de materiële schade telkens toewijzen vanaf de datum van de overgelegde factuur.
7.4.5.
Proceskosten
Aangezien de vorderingen (gedeeltelijk) worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
7.5.
Schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht. De rechtbank zal de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel steeds opleggen ter hoogte van het toegewezen bedrag met uitzondering van zaak 28 ( [slachtoffer 28] ). Voor wat betreft deze zaak, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel naar billijkheid vaststellen op het bedrag van € 4.000,-, namelijk een hoger bedrag dan gevorderd, zodat dit overeenkomt met de toegewezen bedragen van de benadeelde partijen waarbij eveneens sprake is van seksueel binnendringen.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze betalingsverplichting worden aangevuld met het aantal dagen gijzeling dat blijkt uit de tabel in het dictum van dit vonnis (onderdeel 9), waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 37a, 38, 38a, 38v, 38w, 38z, 55, 57, 240b, 244, 245, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, eerste en tweede alternatief/cumulatief:
de eendaadse samenloop van
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2, eerste en tweede alternatief/cumulatief:
de eendaadse samenloop van
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden/vervaardigen/verwerven/ in bezit hebben/zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
dat de terbeschikkinggestelde:
zich niet schuldig maakt aan strafbare feiten;
meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat hij:
  • zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van de terbeschikkinggestelde vast te stellen;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de terbeschikkinggestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • meewerkt aan huisbezoeken;
  • de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
3. zich laat opnemen in een Forensische (kliniek) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering in overleg met de behandelaar dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg en begeleid wonen nodig vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
4. als de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, voor een time-out wordt opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
5. aansluitend aan zijn klinische behandeling meewerkt aan behandeling door een ambulante forensische poliklinische behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering; de behandeling duurt zolang de reclassering en/of zorginstelling dat nodig vindt. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;
6. verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf start aansluitend aan zijn klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de verblijfsinstelling dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
7. op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als zulke contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de terbeschikkinggestelde ervoor dat een volwassen persoon hierbij aanwezig is;
8. onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
9. bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit hiervoor genoemde gedrag te voorkomen en inzicht geeft in zijn internetgebruik. Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur;
10. meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De terbeschikkinggestelde verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. De terbeschikkinggestelde verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of de terbeschikkinggestelde kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de terbeschikkinggestelde. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft op het overtreden van de bijzondere voorwaarde.
11. zich inzet voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
12. de reclassering zicht verschaft op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk. De terbeschikkinggestelde geeft openheid op alle leefgebieden.
13. meewerkt aan de opbouw van een ondersteunend sociaal netwerk;
14. niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaar is, op grond van artikel 38, zesde lid, Sr
;
legt aan de veroordeelde op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, als bedoeld in artikel 38z Sr, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf.
Contactverbod
legt op
de maatregeldat de veroordeelde voor de duur van 5 (vijf) jaren
op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebbenmet alle in de bewezenverklaring genoemde personen;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de hiervoor genoemde maatregel wordt voldaan;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon\bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partijen
-
wijst toede vordering van elk van de in de hierna weergegeven tabel genoemde benadeelden tot het bedrag zoals dat in de tabel in de kolom “
Vordering voor materiële schade toegewezen tot” en “
Vordering voor immateriële schade toegewezen tot” staat vermeld en veroordeelt de verdachte tot betaling van dat bedrag aan de betreffende benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade, iedere vordering telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum respectievelijk data en over het bedrag of de bedragen zoals in de tabel in de kolom “
Wettelijke rente vanaf” ten aanzien van elke toegewezen vordering is gespecificeerd, welke tabel inhoudt:
Benadeelde partij
Vordering voor materiële schade toegewezen tot
Vordering voor immateriële schade toegewezen tot
Aantal dagen gijzeling
Wettelijke rente vanaf
Zaak 2 ( [slachtoffer 2a] )
-
€ 4.000,-
50 dagen
12 maart 2022
Zaak 2 ( [slachtoffer 2b] )
-
€ 4.000,-
50 dagen
12 maart 2022
Zaak 3 ( [slachtoffer 3a] )
-
€ 3.000,-
40 dagen
22 december 2021
Zaak 3 ( [slachtoffer 3b] )
-
€ 3.000,-
40 dagen
22 december 2021
Zaak 4 ( [slachtoffer 4] )
€ 573,75
€ 4.000,-
50 dagen
Materieel
- 14 mei 2025 over bedrag van € 85,-
- 29 mei 2025 over bedrag van € 85,-
- 6 juli 2025 over een bedrag van € 403,75
Immaterieel
15 juni 2023
Zaak 5 ( [slachtoffer 5] )
-
€ 3.000,-
40 dagen
29 december 2021
Zaak 6 ( [slachtoffer 6] )
-
€ 3.000,-
40 dagen
17 december 2021
Zaak 7 ( [slachtoffer 7] )
-
€ 3.000,-
40 dagen
5 juni 2023
Zaak 10 ( [slachtoffer 10] )
-
€ 3.000,-
40 dagen
8 maart 2023
Zaak 15 ( [slachtoffer 15] )
-
€ 3.000,-
40 dagen
14 juni 2023
Zaak 17 ( [slachtoffer 17] )
-
€ 3.000,-
40 dagen
3 augustus 2021
Zaak 18 ( [slachtoffer 18] )
-
€ 3.000,-
40 dagen
16 juni 2023
Zaak 19 ( [slachtoffer 19] )
-
€ 3.000,-
40 dagen
18 maart 2022
Zaak 20 ( [slachtoffer 20] )
-
€ 3.000,-
17 maart 2022
Zaak 26 ( [slachtoffer 26] )
-
€ 3.000,-
40 dagen
18 februari 2022
Zaak 27 ( [slachtoffer 27] )
-
€ 4.000,-
50 dagen
9 maart 2022
Zaak 28 ( [slachtoffer 28] )
-
€ 2.000,- (€ 4.000,- schadevergoedingsmaatregel)
50 dagen
8 oktober 2022
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding die door elk van de benadeelde partijen zijn gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook – ten aanzien van iedere benadeelde partij afzonderlijk – in de kosten van de betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten;
-
legtter zake van elke toegewezen vordering als vermeld in de tabel in de kolommen “
Vordering voor materiële/immateriële schade toegewezen tot
telkensaan de verdachte
de maatregel opdat de verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten ten behoeve van de desbetreffende benadeelde partij (telkens) verplicht is tot betaling aan de Staat van de bedragen zoals dat in de tabel in de genoemde kolommen bij iedere benadeelde partij afzonderlijk is vermeld, iedere toegewezen vordering telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum respectievelijk data en over het bedrag/de bedragen zoals in de tabel in de kolom “
Wettelijke rente vanaf” ten aanzien van elke toegewezen vordering is gespecificeerd, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt,
dat telkens het aantal dagen gijzeling zoals in de tabel in de kolom “Aantal dagen gijzeling” is vermeld, kan worden toegepast. De tenuitvoerlegging van de gijzeling ter zake van een toegewezen vordering als in de vorige zin vermeld heft de betalingsverplichting van die vordering niet op;
- bepaalt dat als de verdachte met betrekking tot een van de hiervoor genoemde benadeelde partijen heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat van bedoelde bedrag/bedragen daarmee de verplichting van de verdachte om aan de betreffende benadeelde partij het bedrag/de bedragen te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan een van de hiervoor genoemde benadeelde partijen het aan die partij verschuldigde bedrag/bedragen heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag/die bedragen komt te vervallen;
- bepaalt dat de in de tabel genoemde benadeelde partijen zaak 17 ( [slachtoffer 17] ) en zaak 28 ( [slachtoffer 28] ) niet-ontvankelijk zijn in de vordering voor zover deze ziet op materiële schade en dat zij hun vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- bepaalt dat de in de tabel genoemde benadeelde partijen zaak 28 ( [slachtoffer 28] ) niet- ontvankelijk is in haar vordering voor zover deze ziet op affectieschade van [naam] en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- verklaart het gevorderde meerdere dan toegewezen zoals genoemd in de tabel “
Vordering toegewezen voor immateriële schade toegewezen tot” niet-ontvankelijk in de volgende zaken: zaak 2 ( [slachtoffer 2a] ), zaak 2 ( [slachtoffer 2b] ), zaak 3 ( [slachtoffer 3a] ), zaak 3 ( [slachtoffer 3b] ), zaak 4 ( [slachtoffer 4] ), zaak 5 ( [slachtoffer 5] ), zaak 6 ( [slachtoffer 6] ), zaak 7 ( [slachtoffer 7] ), zaak 10 ( [slachtoffer 10] ), zaak 15 ( [slachtoffer 15] ), zaak 17 ( [slachtoffer 17] ), zaak 18 ( [slachtoffer 18] ), zaak 19 ( [slachtoffer 19] ), zaak 20 ( [slachtoffer 20] ), zaak 26 ( [slachtoffer 26] ) en zaak 27 ( [slachtoffer 27] ).
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.C. Berg, voorzitter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
mr. T.A.B. Mentink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2025.

Voetnoten

1.Het Pro Justitia-rapport van 6 juni 2024, opgesteld door drs. Y Noorlander (psycholoog), het Pro Justitia-rapport van 9 juni 2024, opgesteld door dr. D.J. Vinkers (psychiater).