2.2.Verweerder vindt het eerste asielmotief geloofwaardig. Verweerder vindt het ongeloofwaardig dat eiser heeft gewerkt voor buitenlandse legers. Verweerder stelt daarbij voorop dat op geen enkele manier is onderbouwd dat eiser een transportbedrijf heeft gehad. Ook blijkt onvoldoende dat eiser in opdracht van buitenlandse legers werkzaamheden heeft verricht nu eiser geen objectieve documenten overgelegd en daarvoor geen goede verklaring heeft.Verder vormen zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel.Dat eiser uit Afghanistan komt is onvoldoende om aan te nemen dat hij een vluchteling is als bedoeld in het Vluchtelingenverdragof dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Eiser komt vanwege het voorgaande niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, nu eiser zijn identiteitsdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit en nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan.Tot slot heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en bepaalt dat eiser moet terugkeren naar Afghanistan of Kenia.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Allereerst vindt hij dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, nu verweerder met toepassing van de huidige geloofwaardigheidsbeoordeling in strijdt handelt met het Unierecht. Verder vindt eiser dat, wat betreft de geloofwaardigheidsbeoordeling van zijn werkzaamheden, in het bestreden besluit onvoldoende is gereageerd op wat hij in zijn zienswijze heeft aangevoerd. Verder heeft eiser voldoende onderbouwd dat hij heeft gewerkt voor buitenlandse troepen en dat hij in de negatieve aandacht staat van de Taliban. Eiser verwijst daarbij naar de overgelegde documenten waaronder een verklaring van een oud zakelijk contact, een foto van een pas waarmee toegang werd verkregen tot het vliegveld en een dreigbrief van de Taliban. Eiser stelt zich voorts op het standpunt dat hij vanwege zijn eerdere werkzaamheden voor de buitenlandse troepen en omdat hij zal opvallen vanwege terugkeer uit het Westen, een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Hij verwijst daarbij naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter (de Afdeling).Verder heeft verweerder zijn aanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard nu over zijn identiteit geen twijfel meer bestaat. Verweerder had geen terugkeerbesluit naar Afghanistan mogen opleggen. Ook kan hij niet terugkeren naar Kenia, omdat hij geen toegang heeft tot dat land en ook geen banden heeft met dat land. Eiser verwijst daarbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 12 februari 2025.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De geloofwaardigheidsbeoordeling
4. De beroepsgrond van eiser dat de manier waarop verweerder de geloofwaardigheid toetst in strijd is met het Unierecht, slaagt niet. Op 6 maart 2025 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld dat er met de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling geen sprake is van een hogere bewijsmaatstaf die in strijd is met het Unierecht.De meervoudige kamer heeft ook geoordeeld dat de cumulatieve voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) niet als een strikte checklist kunnen worden getoetst door verweerder, maar dat alle omstandigheden altijd in samenhang beoordeeld zullen moeten worden om tot een conclusie over de geloofwaardigheid te komen. De rechtbank zal daarom in elke zaak moeten beoordelen of verweerder op overtuigende wijze heeft gemotiveerd waarom een asielmotief volgens hem al dan niet geloofwaardig is.
Het asielmotief5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat het ongeloofwaardig is dat eiser een bedrijf heeft gehad en dat het bedrijf werkzaamheden heeft verricht voor buitenlandse legers. Hoewel eiser gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd over zijn werkzaamheden, heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat hij geen enkel document heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij een transportbedrijf heeft gehad. De verklaring dat hij alle documenten heeft verbrand neemt niet weg dat hij digitale documenten had kunnen overleggen of via derden de beschikking had kunnen krijgen over documenten waaruit het bestaan van het bedrijf kan blijken. In beroep heeft eiser een verslag van een gesprek tussen de heer [naam] en de gemachtigde van eiser overgelegd, waarin de heer [naam] verklaart dat eiser een transport bedrijf had. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt kunnen stellen dat aan deze verklaring geen doorslaggevende betekenis hoeft te worden gehecht. Datzelfde geldt voor de foto van een pas die zou zijn gebruikt om de militaire basis van het vliegveld binnen te komen nu het slechts een foto betreft zonder dat deze is te herleiden naar een persoon.