AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond, beroep gegrond verklaard en terugkeerbesluit opgelegd
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2025, met zaaknummers NL25.8560 en NL25.8561, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 2000 en van Marokkaanse nationaliteit, had op 15 februari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 22 februari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, met de motivering dat Marokko als veilig land van herkomst werd aangemerkt. Eiser heeft echter aangevoerd dat zijn asielrelaas geloofwaardig is en dat de afwijzing onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank heeft de zaak op 25 maart 2025 behandeld, waarbij ook de zaak van de moeder van eiser gelijktijdig is behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en herkomst van eiser geloofd worden, maar dat zijn relaas over de problemen in Marokko niet als geloofwaardig wordt beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering berust, en dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond onterecht is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en wijst de asielaanvraag af als ongegrond, maar bepaalt dat de vertrektermijn vier weken bedraagt en dat deze aanvangt met de dag na verzending van de uitspraak. De rechtbank oordeelt ook dat het inreisverbod komt te vervallen, omdat de grondslag hiervoor is vervallen. Eiser heeft recht op proceskostenvergoeding, die door de rechtbank is vastgesteld op € 1.814,- voor het beroep en € 907,- voor het verzoek om een voorlopige voorziening.
Voetnoten
1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vluchtelingenwet (Vw) 2000 en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
2.Verwezen wordt naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 4 oktober 2024, zaaknummer C-406/22, ECLI:EU:C:2024:841.
4.Zie de Kamerbrief herbeoordeling veilige landen van herkomst – Georgië, Marokko en Tunesië van 8 juni 2023, 19637-3119.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1531. 6.Zie de Kamerbrief herbeoordeling veilige landen van herkomst – Ghana en Senegal van 21 augustus 2023, 19637-3159.
7.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:841, zaaknummer C-406/22.
8.Zie punt 5.12 van Annex 9 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart.
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2843. 11.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1155, onder r.o. 8. 12.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pag. 21.
13.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pag. 5 en 9.
14.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
15.Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Vw 2000.
16.Op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vw 2000.
17.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.