ECLI:NL:RBDHA:2025:7929

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
NL25.8560 en NL25.8561
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond, beroep gegrond verklaard en terugkeerbesluit opgelegd

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2025, met zaaknummers NL25.8560 en NL25.8561, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 2000 en van Marokkaanse nationaliteit, had op 15 februari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 22 februari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, met de motivering dat Marokko als veilig land van herkomst werd aangemerkt. Eiser heeft echter aangevoerd dat zijn asielrelaas geloofwaardig is en dat de afwijzing onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank heeft de zaak op 25 maart 2025 behandeld, waarbij ook de zaak van de moeder van eiser gelijktijdig is behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en herkomst van eiser geloofd worden, maar dat zijn relaas over de problemen in Marokko niet als geloofwaardig wordt beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering berust, en dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond onterecht is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en wijst de asielaanvraag af als ongegrond, maar bepaalt dat de vertrektermijn vier weken bedraagt en dat deze aanvangt met de dag na verzending van de uitspraak. De rechtbank oordeelt ook dat het inreisverbod komt te vervallen, omdat de grondslag hiervoor is vervallen. Eiser heeft recht op proceskostenvergoeding, die door de rechtbank is vastgesteld op € 1.814,- voor het beroep en € 907,- voor het verzoek om een voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.8560 en NL25.8561
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 15 februari 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 februari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 25 maart 2025 op zitting behandeld. De zaak van de moeder van eiser (bekend onder nummer NL25.8557 en NL25.8558) is gelijktijdig op deze zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en zijn moeder, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2000 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Om zijn moeder te ondersteunen in het levensonderhoud van het gezin, is eiser begonnen met het verkopen van groente en fruit op de plaatselijke markt. Begin 2024 is eiser betrokken geraakt bij een ruzie tussen andere marktkooplieden waarbij eiser met een knuppel is geslagen. Na twee weken om te herstellen, is eiser weer teruggegaan naar de markt waar hij wederom ruzie heeft gekregen omdat hij zijn producten te goedkoop verkocht. Eiser is daardoor ergens anders op de markt gaan staan. Enkele dagen voor het Offerfeest is eiser ontvoerd door een aantal mannen in een auto. Zij hebben eiser naar een donkere plek gebracht, mishandeld en willen verkrachten. Eiser is door een klap op zijn hoofd bewusteloos geraakt en in het ziekenhuis weer bijgekomen. Twee weken later kwamen er onbekende mensen bij eiser aan de deur en is er water naar binnen gegooid. Enige tijd daarna is eiser gebeld en bedreigd om voor een voor hem onbekend persoon te gaan werken en niet naar de politie te gaan, omdat dan zijn moeder en zusjes ontvoerd zouden worden. Uit angst is het gezin naar [plaats] gegaan, naar een tante van de moeder van eiser. Hier werd eiser opnieuw gebeld waaruit bleek dat men wist waar eiser was. Eiser en zijn moeder hebben zijn zusjes bij de tante ondergebracht, en zijzelf zijn uit Marokko gevlucht. Bij terugkeer vreest eiser voor degenen die hem hebben mishandeld en bedreigd.

Het bestreden besluit

3. De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser worden geloofd. Niet wordt geloofd dat eiser problemen heeft vanwege zijn werk op de markt. Verweerder stelt zich hiervoor op het standpunt dat eiser zijn relaas niet met objectieve documenten heeft onderbouwd. Daarnaast vormen zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Zo heeft eiser vaag en summier verklaard over de ontvoering en de bedreigingen. Ook hebben eiser en zijn moeder wisselend verklaard over de tijdlijn van gebeurtenissen en over cruciale elementen van de gebeurtenissen. Verder is het gedrag van eiser na de tweede mishandeling bevreemdingwekkend en kan eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig worden beschouwd. Verweerder neemt hierbij in aanmerking dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en hij niet valt onder een van de voorgeschreven uitzonderingen. Daarnaast neemt verweerder geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade aan. Tot slot wordt eiser een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Hierbij geldt het terugkeerbesluit naast Marokko ook voor Turkije omdat een zogenaamde ‘removal order’ aanwezig is waarmee eiser naar Turkije terug kan keren.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Hiertoe voert eiser aan dat Marokko niet kan worden tegengeworpen als veilig land van herkomst en dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat er in het beleid groepen zijn uitgezonderd. [2] Eiser trekt een vergelijking met jurisprudentie over Senegal waarin dit ook is geoordeeld. [3] Verder is het terugkeerbesluit niet in overeenstemming met de Terugkeerrichtlijn. Turkije wordt ten onrechte aangemerkt als land van doorreis omdat Turkije niet verplicht is om eiser toegang te verlenen. Het is daarbij onduidelijk wat verweerder hiermee heeft beoogd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt met partijen vast dat eiser geen gronden heeft gericht tegen de geloofwaardigheidsbeoordeling zoals weergegeven in het bestreden besluit. De rechtbank gaat er voor de verdere overwegingen dan ook vanuit dat het relaas van eiser – met uitzondering van zijn identiteit, nationaliteit en herkomst – niet ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden.
Veilig land van herkomst
6. Verweerder heeft Marokko aangewezen als veilig land van herkomst, voor het laatst bij de herbeoordeling van 8 juni 2023. [4] Hiervan zijn de volgende groepen uitgezonderd: LHBTIQ+’ers, (online) journalisten en (mensenrechten)activisten die kritiek uitoefenen op de islam, het koningshuis en/of de Marokkaanse regering (onder meer vanwege het officiële standpunt van de regering betreffende de Westelijke Sahara), Hirak Rif-activisten en journalisten die verslag deden over de situatie in het Rifgebergte en de demonstraties aldaar en personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging. De hoogste bestuursrechter heeft deze aanwijzing met haar uitspraak van 8 juni 2022 [5] als rechtmatig beoordeeld, wat betekent dat voor vreemdelingen uit Marokko – met uitzondering van diegenen die onder één van de uitzonderingsgroepen vallen – het rechtsvermoeden geldt dat zij geen internationale bescherming nodig hebben.
6.1.
Eiser heeft verwezen naar uitspraken van deze rechtbank waarin is geoordeeld over de situatie van Senegal als veilig land van herkomst. Senegal is door verweerder ook aangemerkt als veilig land van herkomst, [6] met uitzondering van LHBTIQ+’ers en personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging, en die concreet aannemelijk kunnen maken dat de in Senegal bestaande wettelijke waarborgen tegen schendingen van de rechten en vrijheden in hun individuele geval niet worden geboden. In de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag van 8 januari 2025 (zie noot 3) heeft de rechtbank in verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van 4 oktober 2024 [7] geoordeeld dat het aanmerken van een land als veilig met uitzondering van groepen voor wie het land van herkomst niet als veilig land kan worden aangemerkt, niet in overeenstemming is met de Procedurerichtlijn. De rechtbank heeft artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) dan ook in het algemeen onverbindend verklaard.
6.2.
Omdat de rechtbank artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het VV onverbindend heeft verklaard, berust de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering en heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door eiser dit tegen te werpen. Daar komt bij dat verweerder, nu de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond in het bestreden besluit is gestoeld op de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst en verweerder ter zitting hiervoor geen andere gronden heeft aangevoerd, de asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Doordat de asielaanvraag niet als kennelijk ongegrond afgewezen had mogen worden, heeft verweerder eiser de vertrektermijn in het terugkeerbesluit niet op die grond kunnen ontzeggen en geen inreisverbod op kunnen leggen.
Landen genoemd in het terugkeerbesluit
7. Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte Turkije – naast Marokko – benoemt als land van bestemming in het terugkeerbesluit. De removal order waar verweerder dit op baseert geeft geen garantie voor toegang van eiser tot Turkije, dit regelt slechts het vervoer met de luchtvaartmaatschappij. Turkije is ook onder het Verdrag van Chicago niet verplicht toegang te verlenen. [8] Turkije kan voor eiser ook niet gezien worden als land van doorreis in de zin van de Terugkeerrichtlijn omdat zijn situatie niet valt onder de overnameovereenkomst tussen de EU en Turkije. Niet is gebleken volgens eiser dat Turkije bereid is hem over te nemen. Het gevolg is dat niet uit te sluiten valt dat eiser aan de Turkse buitengrens vast komt te zitten en niet doorgeleid wordt naar Marokko, zijn land van herkomst, waardoor een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM [9] kan ontstaan.
7.1.
De rechtbank heeft ter zitting met partijen vastgesteld dat de gronden niet zijn gericht tegen het terugkeerbesluit voor zover dat strekt tot terugkeer naar Marokko als land van herkomst. Eiser heeft hierbij bevestigd dat hij van mening is dat verweerder opgedragen moet worden een nieuw terugkeerbesluit te nemen, maar dan enkel ten aanzien van Marokko. Dan wel dat het terugkeerbesluit gedeeltelijk moet worden vernietigd voor het gedeelte dat strekt tot terugkeer naar Turkije op grond van de removal order.
7.2.
De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ook Turkije in het terugkeerbesluit heeft opgenomen, mede op grond van de aanwezige removal order. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat het voor verweerder mogelijk is om een vreemdeling op basis van een removal order naar een derde land te sturen, via welk land de vreemdeling het EU-gebied is binnengekomen, als verweerder dit – zo nodig met een aanvullend of gewijzigd terugkeerbesluit – in een terugkeerbesluit opneemt. [10] Desgewenst kan de vreemdeling daartegen dan rechtsmiddelen aanwenden. In de onderhavige zaak heeft verweerder het derde land in het terugkeerbesluit meegenomen dat onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit. Anders dan eiser betoogt, hoeft verweerder bij het nemen van een dergelijk terugkeerbesluit geen onderzoek te doen naar de vraag of eiser toegang zal worden verleend tot dit derde land. De meergenoemde removal order geldt als aanwijzing dat eiser via het genoemde land terug kan keren naar zijn land van herkomst en dat hem zo nodig toegang zal worden verleend. Eerst bij de daadwerkelijke (gedwongen) uitzetting met behulp van de removal order zal verweerder (door tussenkomst van de Dienst Terugkeer en Vertrek) moeten nagaan of dit op dat moment feitelijk mogelijk is. Ten slotte is hierbij tevens van belang dat eiser niet heeft gesteld wat maakt dat het Verdrag van Chicago dat ten grondslag ligt aan het gebruik van removal orders, niet geldt als “een andere regeling” in de zin van artikel 3, derde lid, van de Terugkeerrichtlijn op grond waarvan het betreffende land als land van doorreis in de zin van dit artikelonderdeel moet worden aangemerkt.
7.3.
Wel zal verweerder moeten beoordelen, indien een bepaald land genoemd wordt in het terugkeerbesluit, of eiser in dat land gevrijwaard is van het risico op een schending van artikel 3 van het EVRM. Voor zover eiser ter zitting heeft gewezen op het feit dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen in dit verband, overweegt de rechtbank het volgende. In artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn staat genoemd met welke belangen verweerder rekening houdt ten aanzien van het opleggen van een terugkeerbesluit. De hoogste bestuursrechter heeft in haar uitspraak van 9 juni 2021 [11] beschreven dat verweerder, om dit naar behoren te kunnen doen, de vreemdeling moet horen over een eventuele terugkeer naar het in het terugkeerbesluit genoemde land. De rechtbank merkt hierover op dat eiser tijdens zijn gehoor is bevraagd over een eventuele terugkeer naar Turkije op grond van de aanwezige removal order. In reactie hierop heeft eiser aangegeven niet terug te willen naar Turkije omdat daar naar zijn zeggen geen werk te vinden is en het leven daar veel duurder is dan in Marokko. [12] Anders dan wat is genoemd onder rechtsoverweging 7, heeft eiser hier ook in beroep geen aanvullingen op gegeven waar rekening mee gehouden had moeten worden. Verweerder heeft zich op basis hiervan op het standpunt mogen stellen dat niet is gebleken dat terugkeer naar Turkije tot een situatie leidt in strijd met artikel 3 van het EVRM. Dit geldt temeer nu eiser voordat hij naar Nederland kwam, zonder in dit kader relevante problemen een maand in Turkije heeft verbleven. [13] Er is naar oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken dat er geen of onvoldoende rekening is gehouden met eisers belangen dan wel dat het opnemen van Turkije als land van terugkeer in het terugkeerbesluit in strijd komt met artikel 3 van het EVRM of andere (grond)rechten van eiser. Bovendien verwacht verweerder niet van eiser dat hij zich in Turkije vestigt, maar slechts dat hij via Turkije terugkeert naar Marokko.
Wat betekent dit voor eiser?
8. Gelet op wat is overwogen onder rechtsoverweging 6.2, is het bestreden besluit onrechtmatig. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd voor zover daarbij de aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond en als gevolg daarvan een vertrektermijn aan eiser is onthouden en een inreisverbod is opgelegd. De rechtbank ziet daarbij aanleiding om, evenals in de zaak aan de orde in de uitspraak van 8 januari 2025, zelf in de zaak te voorzien met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet op het feit dat in rechtsoverweging 5 is vastgesteld dat verweerder het asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden, blijft echter staan dat de aanvraag van eiser als ongegrond moet worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 30b van de Vw 2000 en het zorgvuldigheidsbeginsel uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9.1.
Gelet op rechtsoverwegingen 6.2, 7.2 en 8 zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door de asielaanvraag van eiser af te wijzen als ongegrond. [14] Deze uitspraak geldt ook als terugkeerbesluit. [15] Omdat verweerder – buiten de kennelijk ongegrondheid – geen andere gronden heeft gegeven waarop eiser een vertrektermijn kon worden onthouden, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de vertrektermijn vier werken bedraagt en dat deze aanvangt met ingang van de dag na verzending van deze uitspraak. [16] Het terugkeerbesluit geldt daarbij voor Marokko als land van herkomst en voor Turkije, op grond van de aanwezige removal order, als land van doorreis.
9.2.
Omdat het bestreden besluit – waar het terugkeerbesluit een onderdeel van is – is vernietigd, komt daarmee ook de grondslag voor het bij dat besluit opgelegde inreisverbod te vervallen en wordt dit vernietigd. Nu eiser geen vertrektermijn kan worden onthouden, bestaat er geen mogelijkheid meer een inreisverbod op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 op te leggen.
9.3.
De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
9.4.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). [17]
9.5.
Omdat er op het beroep is beslist bestaat er geen aanleiding meer tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook af. Omdat het beroep gegrond is veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de gemaakte proceskosten voor het verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover de asielaanvraag van eiser daarbij is afgewezen als kennelijk ongegrond, eiser een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod is opgelegd;
  • bepaalt dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond en een terugkeerbesluit wordt opgelegd zoals hierboven aangegeven;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van P.J.J. Schaap, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vluchtelingenwet (Vw) 2000 en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
2.Verwezen wordt naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 4 oktober 2024, zaaknummer C-406/22, ECLI:EU:C:2024:841.
3.Verwezen wordt naar de uitspraken van deze rechtbank van 8 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:172, van 22 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:846, van 28 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:985 en van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 30 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1425 en van 4 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1768.
4.Zie de Kamerbrief herbeoordeling veilige landen van herkomst – Georgië, Marokko en Tunesië van 8 juni 2023, 19637-3119.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1531.
6.Zie de Kamerbrief herbeoordeling veilige landen van herkomst – Ghana en Senegal van 21 augustus 2023, 19637-3159.
7.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:841, zaaknummer C-406/22.
8.Zie punt 5.12 van Annex 9 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart.
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2843.
11.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1155, onder r.o. 8.
12.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pag. 21.
13.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pag. 5 en 9.
14.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
15.Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Vw 2000.
16.Op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vw 2000.
17.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.