ECLI:NL:RBDHA:2025:14470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
25.33324
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling

Op 1 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd op 22 februari 2025. De rechtbank heeft eerder al uitspraken gedaan over het voortduren van deze maatregel op 11 maart, 2 mei en 22 juli 2025. Eiser heeft opnieuw beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft op 29 juli 2025 besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft het toetsingskader uiteengezet, waarbij zij oordeelt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 16 juli 2025. Eiser betoogde dat het ontbreken van een identiteitsbewijs het voortduren van de maatregel niet kon rechtvaardigen, maar deze beroepsgrond werd verworpen. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring nog steeds geldig waren en dat er zicht op uitzetting naar Gambia bestond, ondanks technische problemen met de vingerafdrukapparatuur.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe gronden zijn die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trekken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33324

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

De minister heeft op 22 februari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft deze maatregel en het voortduren hiervan al eerder getoetst bij uitspraken van 11 maart 2025, [1] 2 mei 2025 [2] en 22 juli 2025. [3]
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring opnieuw beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft op 29 juli 2025 bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
1.1.
Uit de uitspraak van 22 juli 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. [4] Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 16 juli 2025) onrechtmatig is.
Kunnen de gronden de maatregel van bewaring dragen?
2. Eiser betoogt dat het enkele feit dat eiser niet beschikt over een (zelf geregeld) identiteitsbewijs, het voortduren van de maatregel niet kan rechtvaardigen. [5]
2.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de uitspraak van 11 maart 2025 volgt dat de gronden de maatregel van bewaring kunnen dragen en dat hieruit een onttrekkingsrisico voortvloeit. Uit deze uitspraak volgt ook dat ten tijde van het toetsen van de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen, al bekend was dat eiser niet over een (zelf geregeld) identiteitsbewijs beschikt. [6] Zoals volgt uit rechtsoverweging 1.1. ligt in dit beroep enkel de periode van 16 juli 2025 tot 29 juli 2025 ter toetsing voor. De zware en/of lichte gronden waarop de maatregel van bewaring is gebaseerd worden dan ook niet opnieuw getoetst.
Ontbreekt het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn?
3. Eiser betoogt dat zicht op uitzetting in zijn geval ontbreekt. Op dit moment is de uitzetting van eiser om technische redenen niet mogelijk, omdat het vingerafdrukapparaat dat voor de afgifte van een laissez-passer nodig is, defect is. In dit geval kan de minister geen vooruitzicht geven wanneer dit apparaat weer werkt. [7] Daarbij komt dat eiser geen meewerkende houding kan vertonen, omdat dat contact met de rest van de wereld in vreemdelingendetentie onmogelijk is.
3..1. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit vaste rechtspraak volgt dat zicht op uitzetting naar Gambia in het algemeen niet ontbreekt. [8] De Gambiaanse autoriteiten hebben op 20 maart 2025 aan de minister gemeld dat de vingerafdrukapparatuur defect is, zodat deze momenteel niet kan worden gebruikt om eiser te identificeren en om een laissez-passer af te geven. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraken op de vervolgberoepen van eiser overwogen dat deze omstandigheid niet afdoet aan het zicht op uitzetting naar Gambia. [9] Uit het verslag van het vertrekgesprek van 22 juli 2025 volgt dat de vingerafdrukapparatuur nog steeds defect is. De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om hierover anders te oordelen dan in haar eerdere uitspraken. In de eerste plaats is niet gesteld of gebleken dat de defecte vingerafdrukapparatuur tot gevolg heeft dat de Gambiaanse autoriteiten op dit moment helemaal geen laissez-passers meer afgeven (bijvoorbeeld door middel van een presentatie in persoon) of dat zij zich niet inspannen om de defecte vingerafdrukapparatuur te herstellen. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser in de periode dat hij in bewaring verblijft een enkele actie heeft ondernomen om aan identificerende documenten te komen. Eiser kan zich zonder een enkele inspanning te tonen dan ook niet op het standpunt stellen dat hij geen meewerkende houding kan vertonen.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?4. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [10]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 11 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3893.
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 2 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:7640.
3.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 22 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:14179.
4.Rb Den Haag (zp Arnhem) 22 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:14179.
5.Eiser wijst in dit verband op ECLI:EU:2024:1936, r.o. 80 tot 84.
6.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 11 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3893.
7.Eiser wijst in dit verband op artikel 15, eerste lid en artikel 9, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn.
8.ABRvS 4 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3003.
9.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 2 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:7640, r.o. 3.1. en rb. Den Haag (zp Arnhem) 22 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:14179, r.o. 4.1.
10.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.