ECLI:NL:RBDHA:2025:14473

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.33970
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd op 5 maart 2025. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van deze maatregel getoetst in verschillende uitspraken, waarbij de laatste toetsing op 15 juli 2025 plaatsvond. De eiser heeft opnieuw beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij de rechtbank op 30 juli 2025 heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was.

De rechtbank heeft het toetsingskader uiteengezet, waarbij zij oordeelt dat indien de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek op 8 juli 2025 rechtmatig was. De eiser betoogde dat de minister niet voortvarend handelt en dat er geen zicht is op uitzetting naar Libië. De rechtbank heeft echter geen grond gevonden voor deze stellingen, aangezien uit de voortgangsrapportage blijkt dat de minister actief bezig is met de terugkeerprocedure.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33970

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de minister van Asiel en Migratie,

Procesverloop

De minister heeft op 5 maart 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De oplegging van de maatregel is eerder getoetst bij de uitspraak van 24 maart 2025. [1] Het voortduren van de maatregel van bewaring is getoetst bij de uitspraken van 30 april 2025 [2] , 30 mei 2025 [3] , 30 juni 2025 [4] en 15 juli 2025. [5]
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring opnieuw beroep ingesteld.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft op 30 juli 2025 bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
1.1.
Uit de uitspraak van 15 juli 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. [6] Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 8 juli 2025) onrechtmatig is.
Beroepsgronden2. Eiser betoogt dat de minister niet voortvarend handelt en dat er geen zicht is op uitzetting binnen afzienbare tijd. Eiser heeft zijn stellingen niet onderbouwd. De rechtbank ziet aan de hand van de voortgangsrapportage geen grond voor het oordeel dat de minister onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat zicht op uitzetting naar Libië binnen een redelijke termijn ontbreekt. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat een laissez-passer (lp) aanvraag bij de Libische autoriteiten nog loopt. De rechtbank is niet gebleken dat de Libische autoriteiten te kennen hebben gegeven dat zij ten behoeve van eiser geen lp zullen afgeven of dat zij niet willen meewerken aan de terugkeerprocedure. Daarnaast blijkt uit de voortgangsrapportage dat de minister op 24 juli 2025 heeft gerappelleerd en op 8 juli 2025 een vertrekgesprek heeft gehouden met eiser. De beroepsgronden slagen niet.
Ambtshalve toets3. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [7]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 24 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:5104.
2.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 30 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:7351.
3.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 30 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:9596.
4.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 30 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:11472.
5.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 15 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:13335.
6.Rb. Den Haag (zp Arnhem), 26 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:11345.
7.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.