ECLI:NL:RBDHA:2025:15020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
NL24.24747
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlengingsbesluit overdrachtstermijn Dublin

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit tot het verlengen van de overdrachtstermijn aan Duitsland. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 mei 2025 de overdrachtstermijn op grond van de Dublinverordening tot achttien maanden verlengd. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

De rechtbank beoordeelt of de minister de overdrachtstermijn op goede gronden heeft kunnen verlengen. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eiser niet inhoudelijk beoordeelt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij onderhavig beroep. Uit informatie van het COa is gebleken dat eiser op 26 mei 2025 de woonruimte van het COa heeft verlaten en dat sindsdien niet is gebleken dat hij zich weer voor opvang heeft gemeld. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 4 augustus 2025 verzocht om voor de geplande behandeling op de zitting van 8 augustus 2025 aan te geven of hij nog contact onderhoudt met eiser en om aan te geven of er nog procesbelang bestaat. De gemachtigde heeft hier niet op gereageerd.

Procesbelang bestaat als eiser met de behandeling van het beroep nog kan bereiken wat hij met het instellen van het beroep wilde bereiken en voor hem van feitelijke betekenis is. Van procesbelang kan ook sprake zijn als er schade is geleden door het besluit. Dan is wel vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk het gevolg is van het besluit. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat de behandeling van het beroep niet meer van feitelijke betekenis is en de vreemdeling geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Nu de gemachtigde van eiser niet heeft gereageerd op het verzoek van de rechtbank, gaat de rechtbank ervanuit dat eiser geen contact meer heeft met zijn gemachtigde.

Voorts is door eiser niet gesteld dat sprake is van geleden schade door het bestreden besluit. Dat betekent dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Het procesbelang hangende deze procedure is komen te ontvallen en het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24747

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. J.R. Sotthewes - de Jonge).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit tot het verlengen van de overdrachtstermijn aan Duitsland. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 mei 2025 de overdrachtstermijn op grond van de Dublinverordening tot achttien maanden verlengd.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister de overdrachtstermijn op goede gronden heeft kunnen verlengen. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eiser niet inhoudelijk beoordeelt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesbelang
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij onderhavig beroep. Uit informatie van het COa is gebleken dat eiser op 26 mei 2025 de woonruimte van het COa heeft verlaten en dat sindsdien niet is gebleken dat hij zich weer voor opvang heeft gemeld. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 4 augustus 2025 verzocht om voor de geplande behandeling op de zitting van 8 augustus 2025 aan te geven of hij nog contact onderhoudt met eiser en om aan te geven of er nog procesbelang bestaat. De gemachtigde heeft hier niet op gereageerd.
4.1.
Procesbelang bestaat als eiser met de behandeling van het beroep nog kan bereiken wat hij met het instellen van het beroep wilde bereiken en voor hem van feitelijke betekenis is. [1] Van procesbelang kan ook sprake zijn als er schade is geleden door het besluit. Dan is wel vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk het gevolg is van het besluit. [2]
4.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde waaruit blijkt dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar de vreemdeling verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat de behandeling van het beroep niet meer van feitelijke betekenis is en de vreemdeling geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep. [3] Nu de gemachtigde van eiser niet heeft gereageerd op het verzoek van de rechtbank gaat de rechtbank ervanuit dat eiser geen contact meer heeft met zijn gemachtigde.
4.3.
Voorts is door eiser niet gesteld dat sprake is van geleden schade door het bestreden besluit. Dat betekent dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Het procesbelang hangende deze procedure is komen te ontvallen en het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdelingsuitspraak van 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3557 en Afdelingsuitspraak, 28 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1145.
2.Afdelingsuitspraak van 18 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1332 en Afdelingsuitspraak van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:497.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.