In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die van Egyptische nationaliteit is, en de Minister van Asiel en Migratie. De minister had op 8 november 2024 een terugkeerbesluit uitgevaardigd gericht op Egypte, en op 13 januari 2025 een aanvullend terugkeerbesluit dat ook een terugkeer naar Marokko vereiste. Eiser heeft tegen dit laatste besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser procesbelang heeft bij zijn beroep, ondanks zijn uitzetting naar Egypte op 4 februari 2025. De rechtbank oordeelt dat de minister niet voldoende heeft aangetoond dat eiser kan terugkeren naar Marokko, aangezien er geen concrete aanknopingspunten zijn dat Marokko hem zou toelaten. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en kent eiser een proceskostenvergoeding toe van €907. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.