ECLI:NL:RBDHA:2025:15681
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 23 mei 2025 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 21 augustus 2025 gesloten zonder zitting, na een voortgangsrapportage van verweerder en de reactie van eiser daarop.
De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden en dat het nu enkel gaat om de vraag of deze sinds 14 juli 2025 onrechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat er geen zicht op uitzetting is, aangezien hij al 22 weken in bewaring verblijft. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Algerijnse autoriteiten zullen weigeren om hem een laissez-passer te verstrekken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is geweest. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.