ECLI:NL:RBDHA:2025:15739

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.20443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie

Op 22 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een asielaanvraag van eiser, vertegenwoordigd door mr. M.C.M. van der Mark. Eiser had eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarbij de rechtbank op 18 oktober 2024 het beroep gegrond verklaarde en de minister van Asiel en Migratie opdroeg om binnen acht weken een besluit te nemen. Echter, op 2 mei 2025 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld omdat de minister geen besluit had genomen. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de minister in gebreke is gebleven en heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn, aangezien de minister eerder al een termijn was opgelegd zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank heeft de minister een nieuwe termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 200 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat een bijlage met relevante juridische overwegingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.20443

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,V-nummer: [V-nummer],(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),

en
de minister van Asiel en Migratie, [1] verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Bij uitspraak van 18 oktober 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, onder meer het beroep gegrond verklaard en daarbij verweerder opgedragen om binnen een termijn van acht weken een besluit op de aanvraag te nemen. [2]
Op 2 mei 2025 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de hierboven genoemde aanvraag.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [3] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Voor het wettelijk kader en de aan het beroep ten grondslag liggende overwegingen verwijst de rechtbank naar de aan deze uitspraak gehechte bijlage.
Is de beslistermijn overschreden?
( x) Ja

Is er een correcte ingebrekestelling en is het beroep meer dan twee weken later ingesteld?

( x) Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat wanneer de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, in beginsel een ingebrekestelling is vereist in het geval dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit (voor de eerste keer) beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter. [4] Uit deze jurisprudentie volgt ook dat wanneer de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich niet aan deze termijn houdt, een nieuwe ingebrekestelling niet is vereist.
Is het beroep gegrond?(x) Ja
Is de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom volgelopen?
( x) Ja

Binnen welke termijn moet verweerder alsnog een besluit nemen?

( x) Er is sprake van bijzondere omstandigheden, de rechtbank heeft verweerder echter eerder al een termijn gesteld zonder dat verweerder heeft beslist. De rechtbank stelt daarom een nadere termijn vast van twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Is er aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen?
( x) Ja
Hoe hoog is de rechterlijke dwangsom als verweerder niet binnen deze termijn beslist?(x) € 200 per dag met een maximum van € 15.000.
Is er aanleiding om proceskosten vast te stellen?
( x) Ja
Hoe hoog zijn de te vergoeden proceskosten?De volgende proceskosten worden toegekend:
( x) 1 punt voor het indienen van het beroepschrift
met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 0,5.

Beslissing

De rechtbank:
( x) verklaart het beroep gegrond;
( ) draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
( x) bepaalt dat verweerder, aan eiser een dwangsom van € 200 verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
( x) veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan op 22 augustus 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.

Bijlage

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [5]
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [6] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [7]
Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven. Voor zover verweerder met de WBV 2023/3 [8] de beslistermijn met negen maanden heeft verlengd, [9] is de rechtbank van oordeel dat deze verlenging onvoldoende is gemotiveerd. [10] Dit betekent dat de rechtsgrond aan het besluit tot verlenging ontbreekt en dat de beslistermijnen voor dergelijke aanvragen zes maanden is.
Als niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een beroep tegen niet tijdig beslissen, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
Voor zover de ingebrekestelling voor de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken is ingediend geldt de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, waarmee de wetgever de bestuurlijke dwangsom heeft afgeschaft in asielzaken. Dit is niet in strijd met het Unierecht. [11] Indien de ingebrekestelling is ingediend op of na 15 april 2025 is op grond van artikel 71b van de Vw bestuurlijke dwangsom verschuldigd.
Als verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit in beginsel doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [12] Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [13]
De rechtbank bepaalt dat verweerder bij het overschrijden van de door de rechtbank vastgestelde termijn een dwangsom verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden. [14] Dit is de rechterlijke dwangsom.
Als eiser is bijgestaan door een rechtsbijstandverlener, stelt de rechtbank een vergoeding vast van zijn kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. [15] De zaak is van licht gewicht als het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en/of een dwangsom is verbeurd.
De rechtbank legt een hogere rechterlijke dwangsom op als verweerder niet heeft beslist binnen de termijn die de rechtbank heeft bepaald in een eerdere rechterlijke uitspraak. Indien de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom nog niet is volgelopen, bepaalt de rechtbank dat verweerder de aan de onderhavige uitspraak verbonden rechterlijke dwangsom verbeurt met ingang van de dag nadat de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom is volgelopen.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:673.
5.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
7.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
8.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.
9.Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
10.Vergelijk de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 12 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:10278.
11.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352.
12.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
13.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
14.Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
15.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.