4.1.Verzoekster betoogt dat sprake is van oorzakelijk verband tussen de vernietigde last onder dwangsom met beheersmaatregel en de geleden schade. Indien geen beheersmaatregel was opgelegd had de huurder van verzoekster het winkelpand conform haar plan als winkel kunnen gaan gebruiken en was geen schade geleden. Volgens verzoekster was zij niet gehouden om een gebruiksmelding in te dienen, omdat het winkelpand niet zou worden gebruikt door meer dan 50 mensen. Verzoekster wijst in dit verband op een memo van 2 juni 2025 van [adviesbureau] waarin wordt geconcludeerd dat in het winkelpand niet meer dan 50 mensen tegelijk aanwezig kunnen zijn. Verzoekster wijst verder op de eerste aanvraag van haar voormalige huurder tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het verwijderen van de binnenwand van 24 oktober 2018, waarin staat dat het gaat om een voorgenomen gebruik van de winkel door maximaal 50 personen. Verder heeft ook verzoekster op 22 februari 2023 een tweede aanvraag om een omgevingsvergunning voor het verwijderen van de binnenwand ingediend waarin staat dat het gaat om een bezetting van de winkel van maximaal 49 personen. Volgens verzoekster zijn deze aanvragen ten onrechte geweigerd. Ten slotte heeft ook de huidige huurder van het winkelpand op 28 februari 2023 een derde aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend waarin staat dat het winkelpand door maximaal 49 personen zou worden gebruikt.
Verzoekster betoogt verder dat het college niet een ander rechtmatig besluit had kunnen nemen dat naar aard en omvang dezelfde schade tot gevolg zou hebben gehad. Een last onder dwangsom met beheersmaatregel vanwege het zonder omgevingsvergunning wijzigen van de brandcompartimentering door het verwijderen van de binnenwand zou niet rechtmatig zijn geweest. Een beheersmaatregel mag alleen worden opgelegd om gevaar voor de gezondheid of veiligheid tegen te gaan of te beëindigen. Op het moment van het opleggen van de last onder dwangsom was van (dreigend) gevaar voor de gezondheid of veiligheid geen sprake. De binnenwand was al 4 jaar niet meer aanwezig. De brandveiligheid was door het herstellen van een brandwerend plafond juist verbeterd. Verzoekster wijst in dit verband op de rapportage van Flameteq van 22 februari 2023, waarin wordt aangetoond dat de situatie zonder de binnenwand voldoet aan de regels over brandcompartimentering in het Bouwbesluit 2012.
Verzoekster voert verder aan dat het haar niet kan worden verweten dat zij ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst met haar huurder op 1 oktober 2022 nog niet beschikte over een omgevingsvergunning voor het verwijderen van de binnenwand. Deze omgevingsvergunning is geweigerd bij besluit van 16 januari 2019, waarna daartegen op 13 februari 2019 bezwaar is gemaakt. Het college heeft volgens verzoekster jarenlang geweigerd op dit bezwaar te beslissen. Pas 4,5 jaar later, op 6 juni 2023, heeft het college een besluit op bezwaar genomen. Dit besluit is bovendien door de rechtbank vernietigd omdat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het verwijderen van de binnenwand in strijd is met de planregels van het bestemmingsplan.Verzoekster voert ten slotte aan dat het gevorderde bedrag van € 25.000,- voldoende is onderbouwd en gespecificeerd. Volgens verzoekster is het een vaststaand gegeven dat zij aansprakelijk is ten opzichte van haar huurder vanwege het niet kunnen gebruiken van het winkelpand als winkel, zoals dat was overeengekomen. De aanvangshuurprijs bedroeg € 8.333,33 exclusief btw per maand. De huurder heeft het winkelpand gedurende 5 maanden niet kunnen gebruiken voor het beoogde doel, zodat de contractueel verschuldigde huurprijs in alle redelijkheid voor die periode verminderd diende te worden tot nihil. Dit levert reeds een schadebedrag op van 5 x € 8.333,33 = € 41.666,65 exclusief btw. Gelet op de voor de retail gebruikelijke ratio’s waarbij de huisvestingskosten circa 7% van de omzet bedragen en de personeelskosten circa 16% van de omzet komt de daadwerkelijke schade vele malen hoger uit, aldus verzoekster. Vandaar dat verzoekster heeft willen schikken met haar huurder voor een bedrag van € 94.132,99.
Het standpunt van het college
5. Het college stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Het college voert hiertoe aan dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen het besluit over het opleggen van de last onder dwangsom met beheersmaatregel en de gestelde schade. Volgens het college mocht het winkelpand sowieso niet in gebruik worden genomen omdat nog geen gebruiksmelding was gedaan. Op grond van artikel 1.18, lid 1, sub a, onder 1, van het Bouwbesluit 2012 is het verboden om zonder een gebruiksmelding een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken indien daarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn. Pas op 5 juni 2023 is een gebruiksmelding gedaan waarin staat dat het winkelpand als winkel zal worden gebruikt door 60 personen. Dit betekent dat het winkelpand pas vier weken later, op 3 juli 2023, daadwerkelijk mocht worden gebruikt.
Het college voert verder aan dat het aannemelijk is dat zij een rechtmatig besluit had kunnen nemen dat naar aard en omvang dezelfde schade tot gevolg zou hebben gehad. Het college had de opgelegde last onder dwangsom met beheersmaatregel ook betrekking kunnen laten hebben op het verwijderen van de binnenwand en het daarmee wijzigen van de brandcompartimentering. In dat geval was sprake geweest van een rechtmatig handhavingsbesluit dat ook tot gevolg zou hebben gehad dat het winkelpand gesloten moest blijven totdat de brandcompartimentering in overeenstemming was gebracht met de in 1996 vergunde situatie. Het college had ook een preventieve last onder dwangsom kunnen opleggen in verband met de nog niet gedane gebruiksmelding om te voorkomen dat het winkelpand in gebruik zou worden genomen.
Het college voert verder aan dat het gevorderde bedrag van € 25.000,- onvoldoende is onderbouwd. Verzoekster voert aan met haar huurder een schikking te hebben getroffen, hetgeen doet vermoeden dat zij niet zelf heeft vastgesteld of er sprake is van de door haar huurder gestelde schade. Een specificatie of onderbouwing van de door de huurder geleden schade onderbreekt, waardoor onduidelijk blijft hoeveel personeelsleden er al in dienst waren en waarop de gestelde winstderving is gebaseerd. Verder is volgens het college niet aangetoond op welk moment de winkel van de huurder klaar was om open te gaan. Volgens het college kan schade die verzoekster leidt als gevolg van verplichtingen naar haar huurder niet aan het college worden toegerekend. Daar komt bij dat de huurovereenkomst is aangegaan op een moment waarop verzoekster niet beschikte over een omgevingsvergunning voor het winkelpand met de inrichting die het op dat moment had, zodat ook sprake is van eigen schuld aan de kant van verzoekster.
6. In artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb is bepaald dat de bestuursrechter bevoegd is op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.