ECLI:NL:RBDHA:2025:16888
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling met aanvraag tot toetsing aan EU-recht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring was opgelegd. De eiser, die stelt de Gambiaanse nationaliteit te hebben, heeft op 1 september 2025 een aanvraag ingediend voor toetsing aan EU-recht, wat volgens hem betekent dat hij procedureel rechtmatig verblijf heeft in Nederland. De rechtbank heeft op 10 september 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De verweerder stelde dat er sprake was van misbruik van recht, omdat de eiser een procedurele bevoegdheid zou hebben aangewend voor een ander doel dan waarvoor deze was gegeven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser een onderbouwde aanvraag heeft ingediend en dat niet is voldaan aan de vereisten voor misbruik van recht. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat de eiser procedureel rechtmatig verblijf heeft verkregen door zijn aanvraag. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven en een schadevergoeding van € 400,- toegekend voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Tevens zijn de proceskosten van de eiser vergoed.