ECLI:NL:RBDHA:2025:1694
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Iraakse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 4 februari 2025 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de minister ten onrechte had aangenomen dat er geen aanleiding was om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een motiveringsgebrek, omdat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de persoonlijke omstandigheden van de eiser niet tot een andere conclusie konden leiden. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, wat betekent dat de minister de aanvraag niet alsnog hoeft te behandelen. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.814,00. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van individuele omstandigheden in asielprocedures en de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.