In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 oktober 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij haar kleinzoon, referent, behandeld. Eiseres, geboren in 1941, is de grootmoeder van referent, die als minderjarige naar Nederland is gekomen en een asielvergunning heeft gekregen. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, met als argument dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn tussen eiseres en haar dochter, die ook de moeder van referent is. De rechtbank oordeelt dat er wel sprake is van familie- en gezinsleven, maar dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Eiseres en haar dochter hebben altijd samengewoond, maar de minister heeft vastgesteld dat deze afhankelijkheid niet boven het gebruikelijke niveau uitstijgt. De rechtbank wijst erop dat de minister ook de economische belangen van de Nederlandse Staat heeft meegewogen en dat de belangen van eiseres niet zwaarder wegen. Uiteindelijk wordt het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.