ECLI:NL:RBDHA:2025:19779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.31678 en NL24.31680
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verblijf bij familie in Nederland op basis van artikel 8 EVRM

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 11 september 2025, wordt het beroep van eiseres, een 77-jarige vrouw van Marokkaanse nationaliteit, behandeld. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning om bij haar dochter en kleinkinderen in Nederland te verblijven, gebaseerd op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen, met de argumentatie dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op medische gronden en dat er geen sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft de zaak op 7 augustus 2025 behandeld, waarbij een kindgesprek is gehouden met de minderjarige kleinzoon van eiseres. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar dochter, en dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de sterke emotionele en financiële banden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van de minderjarige kleinkinderen voorop moeten worden gesteld. Tevens wordt de minister veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.31678 (beroep)
NL24.31680 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op 1 januari 1948, van Marokkaanse nationaliteit, eiseres/verzoekster, hierna te noemen: eiseres
(gemachtigde: mr. E.C. Gelok),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , verweerder, hierna te noemen: de minister
(gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om afgifte van een verblijfsvergunning voor het doel verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM [2] .
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 4 oktober 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Met het besluit van 16 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat zij de uitkomst van het beroep in Nederland mag afwachten.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting op 7 augustus 2025 heeft de (voorzieningen)rechter in aanwezigheid van de griffier een kindgesprek gehouden met [naam 1] , de minderjarige kleinzoon van eiseres.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op
7 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde, [referente] (hierna: referente), kleinkinderen [naam 2] en [naam 1] , A. Touzani als tolk in de taal Arabisch Marokkaans, en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe, omdat is gebleken dat zij niet in staat is tot betaling daarvan.
3. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dat heeft. Aan het einde van de uitspraak heeft de rechtbank een brief gevoegd voor [naam 1] , waarin de uitspraak en de gevolgen van deze uitspraak in kindvriendelijke taal worden uitgelegd.
Waar deze zaak over gaat
5. Eiseres is 77 jaar oud en afkomstig uit Marokko. Samen met haar toenmalige echtgenoot heeft eiseres ongeveer vijf jaar in Nederland gewoond. Op 14 juli 1968 is uit het huwelijk het enige kind van eiseres, referente, geboren. Eiseres is in 1971 gescheiden van haar voormalige echtgenoot. Na de scheiding woonde eiseres met referente in Marokko. In 1990 is referente getrouwd en met haar echtgenoot naar Nederland gekomen. Uit dit huwelijk zijn vijf kinderen geboren: [naam 2] ( [geboortedatum 2] 1993), [naam 3] ( [geboortedatum 3] 1994), [naam 4] ( [geboortedatum 4] 1999), [naam 6] (18 juli 2007), [naam 1] ( [geboortedatum 1] 2010). Eiseres is achtergebleven in Marokko. Zij is nimmer hertrouwd.
5.1.
Eiseres verblijft sinds 2022 weer in Nederland. Op 17 maart 2022 is eiseres gediagnosticeerd met beginnende dementie, vermoedelijk alzheimer, en is geconstateerd dat eiseres ondervoed is en lijdt aan een chronische nierinsufficiëntie. Volgens referente en de kleinkinderen heeft eiseres fulltime hun verzorging nodig en kan zij daarom niet terugkeren naar Marokko. Referente en haar echtgenoot zorgen voor de huisvesting en zorg van eiseres, terwijl kleindochter [naam 2] en haar echtgenoot de financiële zorg op zich nemen.
5.2.
Op 16 mei 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven bij referente en de vijf kleinkinderen.
Besluitvorming
6. De minister heeft de aanvraag met het primaire besluit, gehandhaafd met het bestreden besluit, afgewezen omdat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op medische gronden. Uit het BMA [3] -advies van 29 juli 2022 en het aanvullend advies van 8 mei 2024 volgt dat geen sprake is van een medische noodsituatie. Ook blijkt niet dat eiseres afhankelijk is van mantelzorg. Daarnaast is uitzetting volgens de minister niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Volgens de minister is er geen sprake van beschermenswaardig gezinsleven tussen eiseres, referente en de kleinkinderen. Hiertoe overweegt de minister dat niet gebleken is van hechte persoonlijke banden met de minderjarige kinderen [naam 6] [4] en [naam 1] . Er zijn geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van structurele omgang en dat eiseres daadwerkelijk zorg- en opvoedtaken verricht.
6.1.
Volgens de minister is er ook geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres, referent en de meerderjarige kleinkinderen. Uit de ingediende stukken volgt volgens de minister niet dat eiseres exclusief hulp- of zorgbehoevend is van de familieleden, of zij zonder deze hulp niet kan functioneren. De emotionele en financiële ondersteuning acht de minister niet meer dan gebruikelijk. Eiseres verschilt hierin niet van andere ouderen die ouderdomsklachten en enige ondersteuning nodig hebben. Wat betreft de medische klachten van eiseres neemt de minister aan dat de benodigde zorg ook verleend kan worden in Marokko. In Marokko is namelijk thuiszorg beschikbaar. De minister overweegt verder dat de banden van eiseres met Marokko sterker zijn dan die met Nederland. Ook heeft eiseres niet onderbouwd dat zij geen sociaal vangnet meer heeft in Marokko.
6.2.
Allerlaatst is er volgens de minister ook geen sprake van privéleven in Nederland, omdat eiseres nog maar relatief kort in Nederland verblijft. Artikel 8 van het EVRM vormt dus geen reden om van het mvv-vereiste af te zien. Ook slaagt een beroep op de hardheidsclausule niet voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiseres voldoet verder niet aan de voorwaarden voor ambtshalve verlening van een verblijfsvergunning of uitstel van vertrek.
Het kindgesprek
7. De rechtbank heeft [naam 1] voorafgaand de zitting op kindvriendelijke wijze gehoord. De rechtbank heeft daar op de zitting een samenvatting van gegeven. De samenvatting is ook aan het digitale dossier toegevoegd. Wat [naam 1] tijdens dit kindgesprek heeft verteld, zal de rechtbank bij haar beoordeling betrekken.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
8. Eiseres voert aan dat tussen haar en referente sprake is van beschermenswaardig familieleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
8.1.
Uit rechtspraak van het EHRM [5] volgt dat bij relaties tussen meerderjarige familieleden voor het aannemen van beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM sprake moet zijn van ‘
more than the normal emotional ties’ (een meer dan gebruikelijke emotionele band). Om te bepalen of hiervan sprake is, kijkt het EHRM naar ‘
additional elements of dependancy’ (bijkomende elementen van afhankelijkheid). [6] Elementen die hierbij relevant kunnen zijn, zijn eventuele samenwoning, de mate van financiële en emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkenen en de banden met het land van herkomst. De rechtbank dient – evenals het EHRM doet en conform de jurisprudentie van het EHRM – het standpunt van de minister of er sprake is van familieleven tussen volwassenen vol te toetsen. [7]
8.2.
Tussen partijen staat niet in geschil dat eiseres met haar voormalige echtgenoot ongeveer vijf jaar in Nederland heeft gewoond. Na de scheiding woonde eiseres samen met referente, haar enige kind, in Marokko. Eiseres is nimmer hertrouwd. Sinds het huwelijk en de verhuizing van referente naar Nederland in 1990 is eiseres elk jaar naar Nederland gereisd voor een kort verblijf. Zij is in deze jaren meestal tweemaal per jaar naar Nederland gekomen voor telkens een verblijf van drie maanden bij referente en de kleinkinderen. Aan eiseres is meermalen een multiple entry-visum verstrekt voor de duur van vijf jaar. Daarnaast hebben de twee oudste kleinkinderen, [naam 2] en [naam 5], van 2002 tot 2013/2014 bij eiseres gewoond. Eiseres woont sinds 2022 bij de familie in Nederland.
8.3.
De rechtbank stelt voorop dat het bestreden besluit geen afzonderlijke overweging bevat over de periodes van samenwonen zoals hierboven omschreven. De minister miskent hiermee dat dit relevant is voor de vraag of het verleden van samenwoning heeft bijgedragen aan het ontstaan van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De minister heeft overwogen dat eiseres en referente heel lange tijd gescheiden van elkaar hebben gewoond, maar dit doet geen recht aan de onder 8.2 genoemde feiten en omstandigheden. De rechtbank acht in dit verband niet alleen de lange duur van het samenwonen relevant, maar ook dat eiseres na de ‘scheiding’ van referente jarenlang gedurende de helft van het jaar heeft samengewoond met haar volwassen dochter en haar gezin. De rechtbank is van oordeel dat dit meer dan gebruikelijk is te noemen. Daarbuiten reisde referente met haar gezin in de vakanties naar Marokko om eiseres te bezoeken. Eiseres heeft ter onderbouwing een groot aantal foto’s van eiseres met haar dochter en kleinkinderen in de periode van 1991 tot 2021 overgelegd.
8.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende aannemelijk gemaakt dat zij nimmer eigen inkomsten heeft gehad en dat sprake is van financiële afhankelijkheid. De minister heeft weliswaar op de zitting gesteld dat eiseres dit onvoldoende heeft onderbouwd, maar de rechtbank leest op pagina 3 van het bestreden besluit: “
De helft van het jaar dat u in Nederland bij uw dochter in Nederland verblijft, betaalt zij alles voor u. Als u dan terug gaat naar Marokko, krijgt u geld mee, zodat u zich daar kunt handhaven.”Hierin leest de rechtbank dat de minister heeft onderkend dat eiseres financieel afhankelijk was van referente. Bovendien heeft eiseres bij de aanvraag een notariële verklaring overgelegd waarin door twaalf getuigen wordt verklaard dat referente als enige kind van eiseres voorziet in haar levensonderhoud en medische zorg. De minister heeft dit ten onrechte niet bij de besluitvorming betrokken. De rechtbank acht gelet op het voorgaande niet alleen de financiële ondersteuning in het verleden aannemelijk, maar ook dat de ondersteuning nog steeds voortduurt, nu eiseres inwonend is bij referente en geen inkomen heeft. De minister heeft in dit verband ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat de financiële ondersteuning ook op afstand plaats kan vinden. De vraag of er sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM is volgens het EHRM een vraag van feitelijke aard. Dat de ondersteuning mogelijk ook op afstand plaats kan vinden, zegt niets over de (huidig bestaande) feitelijke band tussen eiseres, referente en de kinderen. Dat zijn omstandigheden die eventueel bij de belangenafweging een rol kunnen spelen, maar niet bij de vaststelling of sprake is van familieleven.
8.5.
Over de medische afhankelijkheid van eiseres overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres lijdt aan een progressieve ongeneeslijke ziekte, zij is gediagnosticeerd met de ziekte van alzheimer. Volgens informatie van de huisarts is zij achteruitgegaan in haar ADL [8] en neemt referente de zorg meer en meer van haar over, kan eiseres niet zelfstandig boodschappen doen, en koken of eten voor zichzelf verzorgen is er niet meer bij. De minister heeft in het bestreden besluit overwogen dat eiseres hierin niet verschilt van andere ouderen die ouderdomsklachten en enige ondersteuning nodig hebben. Op de zitting heeft de minister deze stelling ingetrokken. De minister blijft er wel bij dat de zorg ook op afstand kan plaatsvinden. Ook heeft de minister overwogen dat mantelzorg niet noodzakelijk is voor het welslagen van de behandeling terwijl tegelijkertijd wordt erkend dat bij het wegvallen van zorg eiseres in een schrijnende toestand terecht zou kunnen komen.
8.6.
De rechtbank is van oordeel dat de aldus gegeven motivering geen recht doet aan de door eiseres aangevoerde omstandigheden. In de overgelegde stukken van het buurtteam en de wijkverpleegkundige leest de rechtbank dat eiseres zeer mager is, door de thuiszorg als zeer kwetsbaar wordt omschreven en niet meer in staat is om zelf acties te ondernemen of beslissingen te nemen met betrekking tot haar dagelijks functioneren en gezondheid. Eiseres weet niet te vertellen welke dag het is en of zij medicatie gebruikt. Eiseres kan de deur niet uit, want zij is daardoor in een aantal gevaarlijke situaties beland. Sinds eiseres in Nederland verblijft wordt zij 24 uur per dag verzorgd door referente, die daarbij ondersteund wordt door haar kinderen. In de overgelegde zorgdiagnostiek van de wijkverpleegkunde staat dat referente de hele dag voor haar moeder zorgt, haar aankleedt en eten en drinken geeft en dat de familie eiseres niet meer alleen durft te laten omdat zij niet meer zelfstandig kan functioneren. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande duidelijk dat eiseres voor haar ADL afhankelijk is van referente en dat referente intensieve zorg verleent aan eiseres. Door de minister wordt in het bestreden besluit erkend dat eiseres, bij het wegvallen van deze zorg, mogelijk in een schrijnende toestand terecht zal komen. Dit volgt ook uit het aanvullend BMA-advies van 8 mei 2024.
8.7.
De minister heeft in dit verband ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat de zorg ook op afstand plaats kan vinden. Los van het feit dat dit een omstandigheid is die eventueel pas bij de belangenafweging een rol kan spelen, doet deze overweging geen recht aan de medische situatie van eiseres. Uit de informatie van de huisarts volgt immers dat het ziektebeeld gepaard gaat met wantrouwen jegens vreemden, waardoor het volgens de huisarts niet mogelijk is dat anderen dan referente de zorg op zich nemen. Ook de wijkverpleegkundige beschrijft dat eiseres sceptisch is naar anderen toe, niemand vertrouwt en vooral niet mensen van buiten het gezin. Eiseres heeft in dit verband ook gewezen op de omstandigheid dat het gaat om een ernstig progressieve ziekte, en dat de situatie van eiseres sinds het overlijden van haar broer in 2021 sterk is verslechterd, waardoor eiseres waarschijnlijk in de toekomst steeds minder hulp van anderen zal accepteren. Eiseres is dus aangewezen op de zorg van referente en haar familie. Daar komt nog eens bij dat eiseres in beroep heeft aangevoerd – en met stukken onderbouwd – dat zij, vanwege haar ziektebeeld en de regio van herkomst, in Marokko niet aanmerking komt voor thuiszorg.
8.8.. De minister heeft van belang geacht dat eiseres een groot deel van haar leven in Marokko heeft gewoond en bekend is met de cultuur en gewoontes aldaar. Eiseres heeft volgens de minister niet onderbouwd dat zij geen sociaal netwerk in Marokko heeft. Over haar verblijf in Nederland heeft de minister overwogen dat dit relatief kort van duur is en dat haar band met Nederland uitsluitend bestaat uit het feit dat haar dochter hier met haar gezin woont. Van bijzondere banden met Nederland is volgens de minister niet gebleken.
8.9.
De rechtbank is van oordeel dat de motivering van de minister onvoldoende recht doet aan de feiten en omstandigheden die eiseres en referente naar voren hebben gebracht en die onbetwist zijn gebleven. Van belang is onder meer dat eiseres heeft gesteld dat haar zus en broer in Marokko zijn overleden en dat zij daar niemand meer heeft, terwijl haar enige dochter zich thans over haar ontfermt. Zij heeft lang geleden ongeveer vijf jaar in Nederland gewoond en heeft na 1990 jarenlang de helft van de tijd in Nederland verbleven. Eiseres verblijft inmiddels alweer geruime tijd fulltime in Nederland. Als gevolg van haar ziekte vervagen haar herinneringen, waardoor zij vaak niet meer weet in welk land zij zich bevindt. De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde echtscheidingsakte van eiseres, alsmede van de overlijdensaktes van haar broer en zus. Tijdens de zitting heeft eiseres tevens verklaard dat zij sinds haar vertrek uit Marokko geen woning meer heeft. Eiseres heeft in dit verband terecht een beroep gedaan op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 5 maart 2024 [9] . Niet duidelijk is hoe eiseres, anders dan met hetgeen zij al heeft aangevoerd, zou moeten onderbouwen dat zij geen sociaal netwerk in Marokko heeft.
8.10.
De minister heeft op de zitting erkend dat sprake is van sterke banden tussen eiseres en referente, maar beschouwt deze als niet meer dan gebruikelijk. De rechtbank volgt dat niet. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een zeer sterke verwevenheid van de levens van eiseres en referente en dat dit heeft geleid tot een meer dan gebruikelijke emotionele band. Eiseres heeft hierbij terecht gewezen op een combinatie van factoren. Referent is haar enige dochter en zij hebben lange tijd samengewoond. Het feit dat referente de verzorging van haar twee oudste kinderen gedurende lange tijd aan eiseres heeft toevertrouwd, vloeit voort uit hun sterke emotionele band. Eiseres is gedurende elf à twaalf jaar de primaire verzorgster geweest van de oudste kleinkinderen, waarbij referente zich gedurende de vakanties bij hen voegde. De betreffende kinderen hebben schriftelijk verklaard dat zij eiseres beschouwen als hun tweede moeder. De rechtbank is het eens met eiseres dat het niet gebruikelijk is dat een moeder en een grootmoeder samen (voor een aanzienlijke periode) de zorg delen voor de kinderen. Ook het feit dat referente de volledige zorg voor haar moeder op zich neemt, duidt op een sterke emotionele band. Tijdens de hoorzitting heeft eiseres verklaard, en zij heeft dit op de zitting nog eens bevestigd, dat haar dochter alles voor haar betekent en dat zij niemand anders heeft. De rechtbank leest hierin niet alleen dat sprake is van een sterke emotionele band, maar dat zij gelet hierop (in grote mate) afhankelijk van elkaar zijn.
9. De minister moet een brede beoordeling maken van de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, waarin hij alle individuele omstandigheden van het geval betrekt. Hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, maakt duidelijk dat de minister dat in het onderhavige geval onvoldoende gedaan heeft. Daarnaast heeft de minister nagelaten alle elementen in samenhang te bekijken en te beoordelen. Voor de rechtbank is niet inzichtelijk welke waarde de minister aan elk element heeft gehecht om vervolgens tot de weging te komen dat de lat van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie niet wordt gehaald. De verklaring van de gemachtigde van de minister op de zitting dat de rechtbank, hoewel dit niet is terug te lezen in het bestreden besluit, ervan uit mag gaan dat alle elementen in onderlinge samenhang beoordeeld zijn, acht de rechtbank volstrekt ontoereikend.
9.1.
Het voorgaande betekent dat de minister ten onrechte heeft geconcludeerd dat tussen eiseres en referente geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Gelet op de samenwoning in het verleden en het heden, de financiële afhankelijkheid, de medische afhankelijkheid en de hechte emotionele banden die daaruit voortvloeien, allemaal in onderlinge samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid en dus beschermenswaardig familieleven.
Hechte persoonlijke banden
10. Eiseres voert aan dat tussen haar en haar minderjarige kleinkinderen [naam 6] en [naam 1] sprake is van hechte persoonlijke banden.
10.1.
De rechtbank overweegt dat de minister conform de jurisprudentie van het EHRM tussen een minderjarig kind en zijn grootouder familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aanneemt als uit de feiten en omstandigheden volgt dat daadwerkelijk sprake is van hechte persoonlijke banden. Dit is een kwestie van feitelijke aard. Hierbij moet de minister alle relevante individuele aspecten betrekken. Omstandigheden die hierop kunnen duiden zijn bijvoorbeeld als betrokkenen een hechte band hebben door regelmatig contact, of als betrokkenen hebben samengewoond. [10]
10.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet deugdelijk gemotiveerd dat er geen sprake is ven hechte persoonlijke banden tussen eiseres en de minderjarige kinderen. De motivering in het primaire besluit, namelijk dat eiseres onvoldoende zou hebben onderbouwd dat sprake is geweest van frequente en structurele omgang met [naam 6] en [naam 1] en dat zij daadwerkelijk zorg- en opvoedtaken op zich heeft genomen, doet geen recht aan de feitelijke situatie. In bezwaar is eiseres uitvoerig ingegaan op de motivering van de minister en is een groot aantal foto’s overgelegd. Verweerder heeft daarover in het bestreden besluit – en dat heeft de minister op de zitting ook erkend – ten onrechte geen gemotiveerd standpunt ingenomen. De rechtbank merkt in dit verband op dat ook tijdens de hoorzitting geen enkele vraag over de minderjarige kinderen is gesteld.
10.3.
Vol toetsend is de rechtbank van oordeel dat sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en haar minderjarige kleinkinderen. Uit de beschikbare informatie volgt immers dat de kleinkinderen zijn opgegroeid in aanwezigheid van hun oma en al geruime tijd in gezinsverband met haar samenleven. Eiseres heeft aangevoerd dat zij sinds de geboorte van [naam 6] en [naam 1] de helft van het jaar bij hun in huis woonde en opvoedingstaken verrichtte. In de vakanties en op feestdagen gingen de kinderen naar Marokko. Sinds 2022 is er sprake van voltijds samenwonen. Samenwonen is op zichzelf geen vereiste voor het aannemen van hechte persoonlijke banden, maar het is wel een factor die moet worden betrokken in de beoordeling of sprake is van hechte persoonlijke banden. [11] Het gaat in dit geval niet alleen om samenwonen, ook de zorg voor eiseres wordt (mede) gedragen door de minderjarige kleinkinderen. In bezwaar is er nog op gewezen dat [naam 1] vaak bij eiseres in bed gaat liggen. Hij ligt dan achter haar rug, zij genieten daar allebei van. [naam 1] heeft in het kindgesprek verklaard over zijn goede band met eiseres. Hij heeft verklaard dat zijn oma hem heeft opgevoed en dat hij haar al zijn hele leven kent. Ook heeft hij verklaard dat hij zijn oma af en toe helpt, bijvoorbeeld als ze iets zoekt en het niet kan vinden. Als hij getroost moet worden gaat hij naar zijn moeder óf zijn oma. Kijkend naar het geheel van feiten en omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, leidt dit tot de conclusie dat het hier gaat om hechte en persoonlijke banden.
Tussenconclusie
11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is omdat de minister ten onrechte geen beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM heeft aangenomen tussen eiseres en referente en tussen eiseres en haar minderjarige kleinkinderen.
Vrijstelling mvv-vereiste op medische gronden
12. Gelet op hetgeen de rechtbank onder rechtsoverwegingen 8.5 e.v. met betrekking tot de medische afhankelijkheid heeft overwogen, kan de motivering met betrekking tot de vrijstelling op medische gronden evenmin stand houden. In het bestreden besluit heeft de minister namelijk overwogen dat uit het BMA-advies niet blijkt dat eiseres afhankelijk is van mantelzorg en dat er mogelijkheden tot thuiszorg in Marokko beschikbaar zijn. Uit de voorgaande overwegingen volgt duidelijk dat eiseres is aangewezen op de mantelzorg van eiseres en haar familie. Bovendien heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij in Marokko niet in aanmerking komt voor thuiszorg.
Schadevergoeding
13. De rechtbank is van oordeel dat eiseres recht heeft op een schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn.
13.1.
De vraag of de redelijke termijn is overschreden, wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Als uitgangspunt geldt dat voor een bezwaar- en een beroepsprocedure een totale lengte van twee jaar redelijk is. Het bezwaar moet in beginsel binnen een half jaar en het beroep binnen anderhalf jaar worden afgehandeld. Wanneer de redelijke termijn is overschreden, dan geldt een immateriële schadevergoeding van
€ 500,- voor ieder half jaar waarmee de redelijke termijn wordt overschreden waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
13.2.
De redelijke termijn begint in beginsel op het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift heeft ontvangen. De termijn is dus aangevangen op 28 oktober 2022. Twee jaar daarna, dus op 28 oktober 2024 is de redelijke termijn verstreken. Normaliter eindigt de overschrijding van de redelijke termijn op het moment dat de rechtbank uitspraak doet. De rechtbank doet in deze zaak uitspraak op 11 september 2025. Nu er sinds 28 oktober 2024 tot aan de dag van de uitspraak bijna 11 maanden zijn verstreken, is de redelijke termijn met afgerond 12 maanden overschreden. Niet is gebleken van omstandigheden die aanleiding kunnen geven deze overschrijding gerechtvaardigd te achten. Eiser heeft recht op een vergoeding van tweemaal € 500 = € 1.000,-.
13.3.
De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding volledig aan de minister toe te rekenen is. De minister heeft op 16 juli 2024 beslist op het bezwaar van eiseres. Omdat het bezwaar in beginsel binnen een half jaar moet worden afgehandeld, dat wil zeggen uiterlijk op 28 april 2023, heeft de minister die termijn met twaalf maanden overschreden. Eiseres heeft het beroep ingesteld op 9 augustus 2024. Omdat voor een uitspraak op het beroep een termijn van anderhalf jaar geldt, dat wil zeggen uiterlijk 9 februari 2026, heeft de rechtbank met deze uitspraak op 11 september 2025 de termijn niet overschreden. De minister wordt veroordeeld tot vergoeding van een bedrag van € 1.000,-.

Conclusie en gevolgen

14. Uit wat hiervoor is overwogen is het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. De minister zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor acht weken. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen verdere bespreking.
15. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat tussen eiseres en referente en tussen eiseres en haar minderjarige kleinkinderen sprake is van beschermenswaardig familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM moet de minister een belangenafweging verrichten met inachtneming van deze uitspraak. Hierbij moet de minister het belang van [naam 1] voorop stellen, en daaraan zwaar gewicht toe te kennen. Ook dient de minister opnieuw het privéleven van eiseres te beoordelen, waarbij kenbaar in dient te worden gaan op alle feiten en omstandigheden zoals die in deze uitspraak zijn opgenomen. De minister zal daarbij niet alleen moeten ingaan op de lange periodes van verblijf in Nederland, maar ook op de huidige situatie, inclusief haar behandeling en dagbesteding.
16. Voor zover de minister daaraan toekomt, dient de minister ook een nieuw besluit te nemen over de vrijstelling op medische gronden, met inachtneming van deze uitspraak. Daarnaast zal de minister, als hij daar nog aan toekomt, opnieuw moeten beoordelen en motiveren aan de hand van paragraaf B1/4.1 van de Vc 2000 [12] of de hardheidsclausule op eiseres van toepassing is. Ook moet de minister dan opnieuw beoordelen of hij aanleiding ziet om eiseres een verblijfsvergunning wegens schrijnende omstandigheden op artikel 3.6ba van het Vb 2000 [13] te verlenen en een eventuele afwijzing deugdelijk moet motiveren. De minister dient hierbij ook in te gaan op de door eiseres aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 17 juli 2024 [14] .
17. Omdat de rechtbank nu op het beroep heeft beslist, is er geen reden meer om de verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen. Het verzoek daartoe wordt afgewezen.
18. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL24.31678,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL24.31680,
- wijst het verzoek af.
De rechtbank/ voorzieningenrechter,
in alle zaken,
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €2.721,-
- veroordeelt de minister om aan eiseres een vergoeding te betalen van € 1.000,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.B. de Boer, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. I.I. Mooij, griffier.

Informatie over het hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage: terugkoppeling van de uitspraak aan [naam 1]

Beste [naam 1] ,
Op 7 augustus 2025 hebben wij elkaar gesproken bij de rechtbank. Je hebt mij verteld dat je graag wil dat je oma hier blijft. Je maakt je zorgen om haar, omdat ze niet goed voor zichzelf kan zorgen. Aan het eind van ons gesprek hebben we samen afgesproken wat ik uit ons gesprek mocht vertellen op de rechtszitting. Ook hebben we toen samen afgesproken dat ik jou zou laten weten wat mijn beslissing zou zijn. Daarom schrijf ik je nu deze brief.
Vlak na ons gesprek was de zitting. Daar waren jij en je zus [naam 2] ook bij. Ik heb toen gepraat met jouw oma, je moeder en haar advocaat. Ik heb ook gepraat met de mevrouw die namens de minister voor Asiel en Migratie kwam. Na de zitting heb ik nagedacht over mijn beslissing.
Ik heb besloten dat de minister beter naar de situatie van jouw oma moet kijken. Dit betekent dat de minister beter moet kijken naar de zorg die jouw oma nodig heeft, maar ook de band die zij heeft met jullie. De minister moet daarom nog een keer goed kijken naar jullie situatie en een nieuwe beslissing nemen. De minister moet dan rekening houden met mijn aanwijzingen.
Mijn beslissing betekent niet dat jouw oma definitief in Nederland mag blijven. De minister moet eerst opnieuw naar de situatie kijken en opnieuw een beslissing nemen. Ik heb de minister daarvoor een termijn van acht weken gegeven. Het is de bedoeling dat jullie binnen deze termijn een nieuw besluit krijgen.
Als jouw familie of de minister het niet eens is met mijn beslissing, dan kan die binnen
vier weken in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat is een hogere rechter, die dan nog eens naar de situatie gaat kijken. Als er geen hoger beroep komt, dan is de rechterlijke procedure na mijn beslissing klaar en moet de minister een nieuw besluit nemen.
Ik vind het heel goed van je dat je bij me langs bent gekomen om mij te vertellen wat jij ervan vindt. Ik hoop dat het zo duidelijk is wat ik heb beslist, en waarom ik deze beslissing heb genomen.
Groetjes,
De rechter.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Bureau Medische Advisering.
4.[naam 6] was ten tijde van het bestreden besluit nog minderjarig.
5.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.
7.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 22 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2025:9087 en 23 juli 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:5387.
8.Algemene dagelijkse levensverrichtingen.
10.Zie par. 108 van Kruškić tegen Kroatië, arrest van 25 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1125DEC001014013.
11.Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4685.
12.Vreemdelingencirculaire 2000.
13.Vreemdelingenbesluit 2000.