ECLI:NL:RBDHA:2025:20231
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de beëindiging van verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan beoordeeld. Eiser, een Colombiaanse man, had verblijfsrecht op basis van zijn zorg voor zijn Nederlandse zoon. De minister van Asiel en Migratie had vastgesteld dat zijn verblijfsrecht was geëindigd, omdat eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden, zoals vastgesteld in het arrest Chavez-Vilchez. Eiser voerde aan dat hij nog steeds betrokken was bij de zorg voor zijn kinderen, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn betrokkenheid aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de kinderen niet in het geding waren, omdat zij niet afhankelijk waren van eiser. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had besloten om het verblijfsrecht van eiser te beëindigen en dat er geen schending van artikel 8 van het EVRM was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan op het beroep. Eiser kreeg geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.