In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser had eerder al een procedure aangespannen, waarbij de rechtbank had bepaald dat de minister binnen zestien weken een besluit moest nemen op de asielaanvraag. De rechtbank had ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. In deze tweede procedure stelt eiser dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 14 september 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, omdat de minister niet binnen de opgelegde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank legt een nieuwe beslistermijn op van acht weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank motiveert deze dwangsom als een prikkel voor de minister om tijdig een besluit te nemen. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50.