In deze zaak heeft eiser op 4 januari 2022 een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, na een aanmeldgehoor op 25 januari 2022. De minister van Asiel en Migratie heeft op 31 augustus 2022 de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Eiser heeft op 7 september 2022 opnieuw een aanvraag ingediend, waarop de minister op 22 januari 2025 heeft beslist dat de aanvraag kennelijk ongegrond is. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak op 16 september 2025 behandeld, waarbij eiser telefonisch deelnam. Eiser stelt dat hij in Somalië als artiest problemen heeft ondervonden door Al-Shabaab en vreest voor zijn leven bij terugkeer. De minister heeft de asielmotieven van eiser niet geloofwaardig geacht, omdat hij geen objectieve documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn verklaringen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister de geloofwaardigheidsbeoordeling niet in strijd met het Unierecht heeft uitgevoerd en dat de minister rekening moet houden met de beslissing van de Griekse autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het een terugkeerbesluit en inreisverbod betreft, maar het overige besluit in stand gelaten. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,-.