ECLI:NL:RBDHA:2025:20707
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrees gezin met belangenafweging onder artikel 8 EVRM
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijf als familie- of gezinslid bij de referente. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 29 december 2021, en het bezwaar daartegen werd bij besluit van 13 december 2024 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2025 behandeld, waarbij de referente en de gemachtigde van eisers aanwezig waren, maar verweerder niet. De rechtbank oordeelt dat de identiteit van alle gezinsleden niet voldoende is aangetoond en dat de familierechtelijke relatie niet is bewezen. Verweerder heeft de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM gemaakt, waarbij de belangen van eisers zijn afgewogen tegen het algemeen belang van de Nederlandse overheid. De rechtbank concludeert dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken en voldoende gemotiveerd heeft waarom de belangenafweging in het nadeel van eisers uitvalt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.