In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiseres had op 16 december 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 november 2024, waarin haar aanvraag was afgewezen. Aangezien het Uwv niet tijdig op het bezwaar had beslist, heeft eiseres op 6 augustus 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een beslissing op bezwaar moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat het Uwv deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en dat het Uwv de proceskosten van eiseres moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50.