In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar asielaanvraag. Eiseres had eerder een procedure aangespannen, waarbij de rechtbank had bepaald dat de minister binnen zestien weken een besluit moest nemen. Indien de minister deze termijn overschreed, zou hij een dwangsom van € 100,- per dag moeten betalen, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft nu een tweede beroep ingesteld, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 15 september 2023.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister heeft de eerder opgelegde beslistermijn van zestien weken niet nageleefd. De rechtbank legt nu een nieuwe beslistermijn op van vier weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de nieuwe termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en jurisprudentie van de Raad van State aangehaald ter ondersteuning van haar beslissing.