ECLI:NL:RBDHA:2025:222
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Einduitspraak inzake asielaanvraag met betrekking tot Dublin-overdracht naar Bulgarije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, met V-nummer [nummer], zijn asielaanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. S. de Schutter en mr. G.L. Wischhoff, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 16 december 2024, waar ook een tolk aanwezig was, is het beroep behandeld. De rechtbank heeft op 23 december 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij verweerder de gelegenheid gaf om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft echter op 7 januari 2025 laten weten geen gebruik te maken van deze gelegenheid.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de voornemenprocedure en de terugnameprocedure zorgvuldig zijn verlopen, maar dat er concrete aanwijzingen zijn dat eiser bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op materiële deprivatie. Dit risico houdt in dat eiser mogelijk niet kan voorzien in zijn basisbehoeften. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in dit geval nog steeds van toepassing is. Aangezien verweerder het gebrek in het besluit niet heeft hersteld, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, rekening houdend met de tussenuitspraak en de einduitspraak.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.814,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier, en is openbaar gemaakt.