ECLI:NL:RBDHA:2025:222

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
NL24.47452
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake asielaanvraag met betrekking tot Dublin-overdracht naar Bulgarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, met V-nummer [nummer], zijn asielaanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. S. de Schutter en mr. G.L. Wischhoff, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 16 december 2024, waar ook een tolk aanwezig was, is het beroep behandeld. De rechtbank heeft op 23 december 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij verweerder de gelegenheid gaf om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft echter op 7 januari 2025 laten weten geen gebruik te maken van deze gelegenheid.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de voornemenprocedure en de terugnameprocedure zorgvuldig zijn verlopen, maar dat er concrete aanwijzingen zijn dat eiser bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op materiële deprivatie. Dit risico houdt in dat eiser mogelijk niet kan voorzien in zijn basisbehoeften. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in dit geval nog steeds van toepassing is. Aangezien verweerder het gebrek in het besluit niet heeft hersteld, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, rekening houdend met de tussenuitspraak en de einduitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.814,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47452

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. de Schutter),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.L. Wischhoff).

Procesverloop

Met het besluit van 22 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL24.47453, op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft op 23 december 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij verweerder in de gelegenheid heeft gesteld om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft op 7 januari 2025 laten weten dat hij geen gebruik zal maken van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

De tussenuitspraak
1. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank - samengevat - geoordeeld dat de voornemenprocedure en de terugnameprocedure zorgvuldig zijn geweest. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat uit de beschikbare informatie een concrete aanwijzing volgt dat eiser bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt om verstoken te blijven van opvang en hij daar niet effectief tegen op kan komen. Daarmee loopt hij het reële risico om buiten zijn eigen wil en keuzes om terecht te komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, waardoor hij niet kan voorzien in de belangrijkste basisbehoeften. Het ligt bij deze stand van zaken op de weg van verweerder om te motiveren dat ondanks deze concrete aanwijzing ten aanzien van Bulgarije in het geval van eiser nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dit heeft verweerder tot op heden nagelaten. Het bestreden besluit berust daarom niet op een zorgvuldige voorbereiding en evenmin op een deugdelijke motivering. De rechtbank heeft verweerder in de tussenuitspraak in de gelegenheid gesteld het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dat herstellen kon verweerder doen door nader en deugdelijk te motiveren dat in het geval van eiser toch nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dit kon bijvoorbeeld aan de orde zijn als verweerder individuele garanties zou verkrijgen van de Bulgaarse autoriteiten dat eiser tot de opvang zal worden toegelaten.
De einduitspraak
2. Verweerder heeft bij bericht van 7 januari 2025 te kennen gegeven dat hij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid om het door de rechtbank geconstateerde gebrek te herstellen. Gelet hierop verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser en daarbij rekening te houden met genoemde tussenuitspraak alsmede deze uitspraak. Mocht verweerder voornemens zijn de asielaanvraag van eiser wederom niet in behandeling te nemen, dan dient hij alsnog nader en deugdelijk te motiveren dat in het geval van eiser toch nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
3. De rechtbank ziet vanwege de gegrondverklaring van het beroep aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van de beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van de tussenuitspraak alsmede deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.