ECLI:NL:RBDHA:2025:22293

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
NL25.54867
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 november 2025, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel, opgelegd op 26 mei 2025, is eerder getoetst in meerdere uitspraken van de rechtbank. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De minister heeft op 17 november 2025 de maatregel opgeheven, maar eiser betoogt dat hij recht heeft op proceskostenvergoeding. De rechtbank concludeert dat de minister niet geheel of gedeeltelijk aan eiser tegemoet is gekomen, aangezien de opheffing van de maatregel niet het gevolg was van het beroep van eiser. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.54867

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 26 mei 2025.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op dit eerste
beroep heeft zij beslist met haar uitspraak van 11 juli 2025. [1] Op het tweede beroep heeft zij beslist met haar uitspraak van 25 augustus 2025. [2] Op het derde beroep heeft zij beslist met haar uitspraak van 3 september 2025. [3] Op het vierde beroep heeft zij beslist met haar uitspraak van 30 september 2025. [4] Op het vijfde beroep heeft zij beslist met haar uitspraak van 14 november 2025. [5]
1.2.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding. De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De minister heeft op 17 november 2025 de maatregel van bewaring opgeheven.
1.4.
Op 18 november 2025 heeft de minister gereageerd op het verzoek van eiser om proceskostenvergoeding.
1.5.
De rechtbank heeft vooronderzoek op 17 november 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld. [6]
Ambtshalve toets
2. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de bewaring van eiser in de periode van 7 november 2025, de datum van de sluiting van het meest recente onderzoek, tot aan de opheffing van de maatregel op 17 november 2025 onrechtmatig was. Ook in de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [7]
Heeft eiser recht op een proceskostenvergoeding?
3. Eiser betoogt dat hij recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten. De minister heeft op 14 november 2025 een belangenafweging gemaakt, die heeft geleid tot opheffing van de maatregel van bewaring. Eiser voert aan dat het niet aannemelijk is dat een soortgelijke belangenafweging met als uitkomst dat de bewaring moest worden opgeheven ook was gemaakt als eiser geen beroep had ingediend. Om die reden moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden.
3.1.
Als een vreemdeling verzoekt om proceskostenvergoeding, kan de bestuursrechter het bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen wanneer het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen.
3.2.
De rechtbank moet dus beoordelen of de minister geheel of gedeeltelijk aan eiser tegemoet is gekomen.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is de minister niet geheel of gedeeltelijk aan eiser tegemoet gekomen. Zoals blijkt uit de brief van 18 november 2025 van de minister, was de opheffing van de maatregel niet ingegeven door het vervolgberoep van 10 november 2025. De minister heeft een verzwaarde belangenafweging gemaakt omdat eiser bijna zes maanden in bewaring zat. Die belangenafweging, die in het voordeel van eiser is uitgevallen, was ook gemaakt als eiser geen vervolgberoep had ingesteld. De rechtbank ziet ook geen grond voor het oordeel dat de maatregel op een eerder moment dan de door de minister gemaakte belangenafweging onrechtmatig was. Het betoog van eiser dat de minister de bewaring heeft opgeheven door het vervolgberoep van eiser slaagt dan ook niet. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 10 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:10051.
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 25 augustus 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:16004.
3.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 3 september 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:16524.
4.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 30 september 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:17993.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 14 november 2025, ECLI:NL:RBDHA:21517.
6.Dit is mogelijk op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000.
7.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en HvJEU 4 september 2025, ECLI:EU:C:2025:647.