Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , belanghebbende
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
( ) De rechtbank heeft in een eerder beroep al beslist op de bestuurlijke dwangsom.
( x ) Nee.
uiterlijk op 26 december 2025te beslissen, zodat de uiterste termijn van 21 maanden zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn niet verstrijkt.
( ) € 200,-, met een maximum van € 15.000,-.
( ) Nee.
( ) 0,5 punt voor een nadere reactie met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5.
( ) 0,5 punt voor een nadere reactie met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.
Beslissing
uiterlijk 26 december 2025een besluit bekend te maken;
( x ) € 100,- ( ) € 200,- ( ) € 250,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van ( x ) € 7.500,- ( ) € 15.000,- ( ) € 37.500,-.
in aanwezigheid van mr. S. Özçelik, griffier.
Bijlage
Als de ingebrekestelling is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken, geldt de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, waarmee de wetgever de bestuurlijke dwangsom heeft afgeschaft in asielzaken. Dit is niet in strijd met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel of doeltreffendheidsbeginsel. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de rechtbank naar de uitspraak van Afdeling van 30 november 2022. [13] Als de ingebrekestelling is ingediend op of na 15 april 2025 is op grond van artikel 71b van de Vreemdelingenwet 2000 geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd.