ECLI:NL:RBDHA:2025:23002
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 11 maart 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiseres heeft tijdens de zitting op 14 april 2025, waar zij onwel werd, een voorlopige voorziening aangevraagd, die werd toegewezen. De behandeling van het beroep is vervolgens verplaatst naar 23 september 2025, maar deze zitting ging niet door vanwege het ontbreken van een tolk. Uiteindelijk vond de zitting plaats op 21 november 2025, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder haar bezwaren tegen de overdracht aan Frankrijk en de medische klachten die zij heeft. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag niet in behandeling hoeft te worden genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat de overdracht naar Frankrijk zou leiden tot een schending van haar mensenrechten of een aanzienlijke verslechtering van haar gezondheidstoestand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft en eiseres aan Frankrijk mag worden overgedragen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.