ECLI:NL:RBDHA:2025:2545
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitzetting en bewaring van asielzoeker in het licht van het arrest Gnandi
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Nigeriaanse asielzoeker. De minister van Asiel en Migratie had op 6 november 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000, na de afwijzing van de asielaanvraag van de eiser op 12 december 2024. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak op 13 februari 2025 behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de minister geen contact mocht leggen met de Nigeriaanse autoriteiten, omdat dit de effectiviteit van het rechtsmiddel aantast. De rechtbank verwijst naar het arrest Gnandi, waarin is bepaald dat uitzettingshandelingen die de effectiviteit van het rechtsmiddel aantasten, verboden zijn. De rechtbank concludeert dat eiser rechtmatig verblijf had gedurende de rechtsmiddelentermijn en dat de minister het beleid in paragraaf A3/4.3 van de Vreemdelingencirculaire buiten toepassing moet verklaren vanwege strijdigheid met het Unierecht.
De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank stelt vast dat de bewaring niet onrechtmatig is, ondanks de verboden handelingen van de minister, omdat de identiteit en nationaliteit van eiser nog steeds vastgesteld moeten worden. De rechtbank concludeert dat de minister binnen de wettelijke termijn moet handelen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.