ECLI:NL:RBDHA:2025:4678
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft.
De rechtbank overweegt dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent de behandeling van asielaanvragen, en dat Nederland een verzoek om terugname aan Roemenië heeft gedaan, dat door Roemenië is aanvaard. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het besluit van de minister niet zorgvuldig is voorbereid en dat zijn argumenten niet zijn meegenomen. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende duidelijk heeft gemaakt waarom Roemenië verantwoordelijk is en dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om het besluit te weerleggen.
Eiser heeft ook aangevoerd dat hij in Roemenië onder dwang vingerafdrukken heeft moeten afstaan en dat hij vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer. De rechtbank stelt vast dat de intentie van eiser niet relevant is voor de toepassing van de Dublinverordening en dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van structurele tekortkomingen in het Roemeense asiel- en opvangsysteem. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser kan worden overgedragen aan Roemenië.