ECLI:NL:RBDHA:2025:4678

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
NL25.4612
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft.

De rechtbank overweegt dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent de behandeling van asielaanvragen, en dat Nederland een verzoek om terugname aan Roemenië heeft gedaan, dat door Roemenië is aanvaard. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het besluit van de minister niet zorgvuldig is voorbereid en dat zijn argumenten niet zijn meegenomen. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende duidelijk heeft gemaakt waarom Roemenië verantwoordelijk is en dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om het besluit te weerleggen.

Eiser heeft ook aangevoerd dat hij in Roemenië onder dwang vingerafdrukken heeft moeten afstaan en dat hij vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer. De rechtbank stelt vast dat de intentie van eiser niet relevant is voor de toepassing van de Dublinverordening en dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van structurele tekortkomingen in het Roemeense asiel- en opvangsysteem. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser kan worden overgedragen aan Roemenië.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4612

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M. Pater),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 30 januari 2025 niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL25.4613. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, dit staat in de Dublinverordening. [2] Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [3] In dit geval heeft Nederland op 12 november 2024 bij Roemenië een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek op 14 november 2024, op grond van artikel 18, eerste lid en onder c van de Dublinverordening aanvaard.
Verwijzing naar hetgeen eerder naar voren is gebracht
5. De rechtbank overweegt dat de algemene stelling van eiser in beroep dat in de eerste plaats wordt gewezen op hetgeen eerder in de zienswijze naar voren is gebracht, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als en beroepsgrond waar de rechtbank over moet oordelen. De minister is in het besluit ingegaan op hetgeen in de zienswijze naar voren is gebracht door eiser. De rechtbank zal daarom de stellingen waarvan eiser in het beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de minister daarop volgens hem niet juist of toereikend is niet bespreken.
Standaard voornemen
6. Eiser voert aan dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid, omdat het voornemen uitsluitend standaard overwegingen bevat. Hieruit blijkt volgens eiser niet welke bezwaren de minister heeft meegewogen, op welke wijze de minister dat heeft gedaan en waarom de gestelde bezwaren van eiser niet tot het afzien van het overdragen van eiser aan Roemenië hebben geleid. Eiser stelt dat het voornemen niet aan de vereisten voldoet en dat er op deze wijze een procedurele instantie is overgeslagen, hetgeen in strijd is met artikel 39, eerste lid van de Vreemdelingenwet (Vw).
6.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat het bestreden besluit van de minister onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank overweegt daartoe dat het voornemen een voorbereidingshandeling is en een mededeling van feitelijke aard, die niet is gericht op enig rechtsgevolg. Ook als de verklaringen van eiser niet kenbaar zijn betrokken in het voornemen heeft eiser door middel van het indienen van de zienswijze de gelegenheid om te reageren op het voornemen. De minister beoordeelt vervolgens de argumenten uit het aanmeldgehoor en uit de zienswijze in het bestreden besluit. Volgens de rechtbank is deze handelwijze niet onzorgvuldig. [4] De rechtbank stelt daarbij vast dat de minister in het voornemen voldoende duidelijk uiteen heeft gezet op grond van welke redenen Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en ook dat hij geen reden ziet om eisers asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Alle door eiser aangedragen bezwaren in de zienswijze tegen de overdracht zijn kenbaar meegenomen in de motivering van het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
Vingerafdrukken en asielaanvraag in Roemenië
7. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij in Roemenië is gedwongen om vingerafdrukken af te staan. Het was nooit zijn bedoeling om in Roemenië asiel aan te vragen. Er is dan ook geen sprake van de wens om internationale bescherming in Roemenië als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, van de Procedurerichtlijn en artikel 2, aanhef en onder h van de Definitierichtlijn.
7.1.
Vooropgesteld moet worden dat de intentie van eiser niet relevant is voor de toepassing van de Dublinverordening. Uit het onderzoek in het Eurodac-systeem blijkt dat eiser geregistreerd staat in Roemenië met referentienummer RO1BH202T2408202318. De minister mag bij een dergelijke registratie, behoudens tegenbewijs, ervan uitgaan dat de vreemdeling in dat land om internationale bescherming heeft verzocht. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de registratie in Eurodac - en daarmee de veronderstelling dat eiser in Roemenië verzocht heeft om bescherming - niet juist is. Verder is het afnemen van vingerafdrukken een verplichting voor de lidstaten die de Dublinverordening met zich meebrengt. Als eiser van mening is dat de Roemeense autoriteiten deze vingerafdrukken onder dwang hebben afgenomen, dient eiser hierover te klagen bij de (hogere) Roemeense autoriteiten.
Mocht de minister ten aanzien van Roemenië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister ten aanzien van Roemenië ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser voert aan door de politie in Roemenië te zijn mishandeld. Hij kreeg geen eten, moest op de grond slapen en kreeg geen rechtsbijstand. Er was voor eiser geen mogelijkheid zich hierover te beklagen bij de Roemeense autoriteiten.
8.1.
Daarnaast stelt eiser dat de minister voorbij gaat aan hetgeen hij in de zienswijze naar voren heeft gebracht ten aanzien van de pushbacks. Eiser stelt dat er wel degelijk sprake is van pushbacks ten aanzien van Dublinclaimanten en verwijst hierbij naar een verklaring van Klikaktiv. [5] Eiser vreest dat Roemenië hem geen opvang zal verlenen, zijn asielaanvraag niet inhoudelijk zal behandelen en hem naar Servië zal sturen.
8.2.
Concluderend stelt eiser dat hij bij overdracht aan Roemenië een reëel risico loopt om in omstandigheden te belanden in strijd met artikel 4 van het Handvest. [6] Eiser is van mening dat hij – anders dan de minister oordeelt – wel met objectieve informatie naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat de minister niet zonder meer van het vermoeden uit kan gaan dat Roemenië aan zijn internationale verplichtingen voldoet. Hierbij verwijst eiser naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. [7]
8.3.
Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister er in het algemeen vanuit gaan dat Roemenië zijn verdragsverplichtingen nakomt. [8] Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Roemenië, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Roemeense autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM [9] en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn als de tekortkomingen structureel zijn en een bijzondere hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [10]
8.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat ten aanzien van Roemenië in het geval van eiser niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Voor zover eiser zijn stelling heeft onderbouwd met een beroep op de verklaring van KlikAktiv van 13 februari 2023 wijst de rechtbank erop dat de Afdeling in de uitspraak van 27 december 2023, r.o. 4.5 [11] de verklaring van KlikAktiv van januari 2023 heeft meegenomen in haar beoordeling. Dat de situatie nu wezenlijk anders is dan de situatie die de Afdeling heeft betrokken is niet aannemelijk geworden. Eiser heeft ook anderzijds niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem van Roemenië. Daarnaast kan eiser zich – mocht hij problemen ervaren – wenden tot de (hogere) Roemeense autoriteiten om daar zijn beklag te doen. Eiser heeft niet onderbouwd dat de Roemeense autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen. Er rustte op de minister dan ook geen plicht tot het vragen van garanties. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiser mag worden overgedragen aan Roemenië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Vgl. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 23 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4348).
5.Verklaring van KlikAktiv - Center for Development of Social Policies, ‘Statement, Regarding the case of S.A. from Syria, which was presented in the report "Formalizing pushbacks - The use of readmission agreements in pushback operations at the Serbian-Romanian Border"’, 13 februari 2023;
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.HvJEU 29 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:195, (X. tegen Nederland).
9.Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
10.Zie het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), onder overwegingen 91-93.
11.Zie voetnoot 8.