In deze einduitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 19 december 2022 afgewezen, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand. De rechtbank behandelt het beroep op 22 augustus 2024, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig zijn. In een tussenuitspraak van 25 september 2024 heeft de rechtbank de minister de gelegenheid gegeven om het geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. De minister heeft op 24 oktober 2024 een aanvullend besluit genomen, maar eiser betoogt dat het motiveringsgebrek niet is hersteld.
De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiser en referente, en dat de emotionele afhankelijkheid niet adequaat is beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de minister de gezondheidssituatie van referente en haar echtgenoot niet voldoende heeft meegewogen in de beoordeling. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek heeft hersteld, maar dat de belangenafweging niet voldoende gemotiveerd is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. De minister wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het griffierecht vergoeden.