In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen een opgelegd inreisverbod van tien jaar beoordeeld. Eiser, die eerder veroordeeld is voor een geweldsdelict, heeft in oktober 2024 een zwaar inreisverbod opgelegd gekregen. De rechtbank oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie terecht heeft geoordeeld dat eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, wat de basis vormt voor het inreisverbod. De rechtbank wijst erop dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de persoonlijke gedragingen van eiser deze bedreiging vormen, en dat de eerdere veroordelingen van eiser, waaronder voor geweld, zwaar meewegen in de beslissing. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen actuele bedreiging vormt en dat de duur van het inreisverbod onterecht is, maar de rechtbank verwerpt deze argumenten. De rechtbank concludeert dat de minister op juiste wijze heeft gehandeld en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten.