Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 10 juli 2014
[X], te [Z], eiser
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.
Procesverloop
navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 1990 (aanslagnummer [000].H.08) en navorderingsaanslag vermogensbelasting (hierna: VB) voor het jaar 1991 (aanslagnummer K.18);
navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1991 tot en met 1994 (aanslagnummers H.18, H.28, H.38 en H.48) en
navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1992 tot en met 1995 (aanslagnummers K.28, K.38, K.48 en K.58);
navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1995 tot en met 1999 (aanslagnummers H.57, H.67, H.77, H.87 en H.97) en
navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1996 tot en met 2000 (aanslagnummers K.67, K.77, K.87, K.97 en K.07);
aanslagen IB/PVV voor de jaren 2003 en 2004 (aanslagnummers H.36 en H.46);
Overwegingen
[D], sofinr. [002], geen rijbewijs is uitgegeven.
De ter gelegenheid van het verhoor op 30 oktober 2001 door verdachte afgelegde verklaring is consistent, coherent en specifiek. De verklaring komt bovendien op onderdelen overeen met hetgeen uit de overige bewijsmiddelen blijkt. Mede gelet op de gedetailleerdheid waarmee verdachte heeft verklaard acht de rechtbank het daarom onaannemelijk dat sprake was van dusdanige taalproblemen dat van een effectieve communicatie geen sprake was. Uit het vorenstaande leidt de rechtbank voorts af dat verdachte ook de cautie moet hebben begrepen. Daarnaast is de rechtbank op geen enkele wijze gebleken dat verdachte zijn verklaring niet in vrijheid heeft afgelegd.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat verdachte zich reeds op 14 november 2001 heeft gewend tot zijn raadsman die kennelijk op dat moment en ook nadien, geen aanleiding heeft gezien enige actie te ondernemen met betrekking tot mogelijk gerezen taal- en communicatieproblemen die zijn cliënt ondervond. (…) "
Beslissing
- verklaart de beroepen met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 tot en met 1999 en VB 1991 tot en met 2000 gegrond;
- handhaaft de navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 tot en met 1999 en VB 1991 tot en met 2000, de bijbehorende boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente zoals deze luiden na de verminderingsbeschikkingen van 27 september 2013;
- verklaart de beroepen met betrekking tot de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2000 tot en met 2009 ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot het vergoeden van immateriële schade van € 1.500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 2.559;
- gelast dat verweerder de betaalde griffierechten deels, tot een bedrag van € 88, vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;