In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 maart 2018 uitspraak gedaan over de intrekking van een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) en de terugvordering van eerder verstrekte pgb-gelden. Eiser, die lijdt aan Multiple Sclerose, ontving een pgb voor huishoudelijke hulp, maar ook een AWBZ/Wlz-indicatie voor dezelfde zorg. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, heeft de maatwerkvoorziening ingetrokken en een bedrag van € 31.738,76 teruggevorderd, omdat eiser niet had gemeld dat hij ook een AWBZ-pgb ontving.
De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om de maatwerkvoorziening in te trekken voor zover het AWBZ-pgb toereikend was voor de financiering van huishoudelijke hulp. Echter, de rechtbank oordeelde dat de terugvordering onterecht was, omdat niet was aangetoond dat eiser opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens had verstrekt. De rechtbank benadrukte dat de Wmo 2015 niet toestaat dat terugvorderingsgronden in een verordening worden uitgebreid, en dat de intrekking en terugvordering alleen mogelijk zijn als er sprake is van opzet. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de maatwerkvoorziening tot 3,5 uur per week voor de periode van 1 februari 2013 tot 28 september 2013.
De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 1.503,- en bepaalde dat verweerder het griffierecht van € 46,- aan eiser moest vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.