ECLI:NL:RBGEL:2018:180
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de in mindering gebrachte ZZP-ophoging op het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede. Eiser ontving een persoonsgebonden budget (pgb) voor huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Verweerder heeft echter besloten om de ZZP-ophoging, die de inwonende zoon van eiser ontvangt op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), in mindering te brengen op het pgb van eiser. Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ZZP-ophoging bedoeld is voor het inkopen van huishoudelijke hulp en dat eiser in redelijkheid kan verlangen dat zijn zoon deze ophoging aanwendt voor de kosten van hulp bij het huishouden. De rechtbank oordeelt dat de beslissing van verweerder om de ZZP-ophoging in mindering te brengen op het pgb van eiser rechtmatig is. Eiser heeft erkend dat de omvang van de toegekende huishoudelijke hulp thans toereikend is, wat betekent dat hij voldoende is gecompenseerd in zijn zelfredzaamheid.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de Wlz niet als voorliggende voorziening op de Wmo 2015 kan worden beschouwd, maar dat dit motiveringsgebrek niet leidt tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.