Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 oktober 2019
[naam A] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
.De rechtbank overweegt allereerst dat in het bestreden besluit twee verschillende periodes worden genoemd waarover de uitkering van eiseres wordt ingetrokken en teruggevorderd. Onder het kopje ‘Beslissing op bezwaar’ wordt gesproken over een periode van 10 november 2015 tot en met 17 april 2016. Onder het kopje ‘Heroverweging’ wordt echter gesproken over de periode van 10 november 2015 tot en met 13 april 2016. Nu verweerder onder dit kopje stelt dat het teruggevorderde bedrag ter hoogte van € 6.173,99 de uitkering betreft die eiseres heeft ontvangen over de periode van 10 november 2015 tot en met 13 april 2016 en dat voor de einddatum van deze periode is aangesloten bij de datum van het politieonderzoek gaat de rechtbank er vanuit dat de eerder genoemde einddatum van 17 april 2016 een kennelijke verschrijving betreft. De periode in geding loopt dan ook van 10 november 2015 tot en met 13 april 2016.
Verder acht de rechtbank het bevreemdend dat eiseres geen aangifte heeft gedaan tegen de vermoedelijke dader(s). Zij heeft immers ter zitting verklaard het vermoeden te hebben dat één van de bewoners verantwoordelijk is voor de hennepkwekerij en dat deze kwestie haar veel geld heeft gekost. Dat zij, zoals zij ter zitting heeft verklaard, niet zeker weet wie de daders zijn, maakt dit niet anders. Het is dan aan de politie om uit te zoeken of het vermoeden klopt.
6.2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van het rapport wvr in redelijkheid de periode van exploitatie van de hennepkwekerij heeft kunnen vaststellen op 10 november 2015 tot en met 13 april 2016. Hiertoe acht zij van belang dat uit het rapport wvr blijkt dat in de tweede kweekruimte in ieder geval twee oogsten hebben plaatsgevonden. De start van de eerste kweek was op 17 november 2015. Gelet op de grote schaal van deze kwekerij (ongeveer 25m2 waarbij uit dient te worden gegaan van 15 planten per m2) is het aannemelijk dat voorafgaand aan de daadwerkelijke inbedrijfsstelling een periode van voorbereiding vooraf is gegaan. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de CRvB van 14 december 2010. [2] Verweerder heeft er dan ook vanuit mogen gaan dat de werkzaamheden op 10 november 2015 zijn aangevangen. Verder blijkt uit het rapport wvr dat de startdatum van de kweek van de tweede oogst 2 februari 2016 is. Deze kweek is voor 13 april 2016 geoogst. Het is dan ook aannemelijk dat eiseres tot 13 april 2016 werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de hennepkwekerij. Te meer omdat er bij het politieonderzoek op 13 april 2016 een grote hoeveelheid henneptoppen is aangetroffen in het pand.