ECLI:NL:RBGEL:2021:5601

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
AWB _ 19 - 5812
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.M. Kools – de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet verschijnen eiseres en gebrek aan procesbelang

Op 20 oktober 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen en eiseres A. Eiseres was opgeroepen om ter zitting te verschijnen, maar is niet verschenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat er geen procesbelang is aangetoond. Eiseres had eerder een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen, maar de indicatie was inmiddels verstreken en haar zorgbehoefte was nagenoeg nihil. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres de oproep heeft ontvangen, maar zonder geldige redenen niet is verschenen. De gemachtigde van eiseres heeft weliswaar aangevoerd dat eiseres niet in staat was om te verschijnen, maar deze stelling was niet onderbouwd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen voldoende procesbelang is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien de indicatie voor zorg al was verlopen en er geen nieuwe aanvragen waren gedaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat het verkrijgen van een proceskostenveroordeling op zichzelf niet voldoende is voor procesbelang. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 19/5812

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021

in de zaak tussen

[Eiseres A], te [plaats A] , eiseres
(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen, te Zutphen,

verweerder
(gemachtigde: L.L. de Haas).

Procesverloop

In het besluit van 15 juli 2019 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres een persoonsgebonden budget (pgb) verleend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Er werd een indicatie afgegeven van 20 uur en 40 minuten per week over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 voor begeleiding in de persoonlijke verzorging en voor begeleiding groep in de thuissituatie.
In het besluit van 9 september 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Eiseres is, hoewel daartoe opgeroepen, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was de echtgenoot van eiseres aanwezig. Deze zaak werd ter zitting gevoegd behandeld met het beroep van eiseres gericht tegen het intrekkings- en terugvorderingsbesluit. Deze zaak is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer ARN 20/4685. Na de gevoegde behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst en wordt in deze zaken afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

Welke gevolgen verbindt de rechtbank aan het feit dat eiseres niet ter zitting is verschenen?
1. De griffier van de rechtbank heeft eiseres onder toepassing van artikel 8:59 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) per aangetekende brief van 20 juli 2021 opgeroepen om in persoon ter zitting te verschijnen om aan de rechtbank inlichtingen te verstrekken. Op grond van artikel 8:27 van de Awb is eiseres verplicht om aan die oproeping gevolg te geven. In de oproeping is eiseres gewezen op deze verplichting en ook is zij gewezen op het feit dat het nadelige gevolgen kan hebben voor haar zaak als zij niet aan de verplichting voldoet om te verschijnen.
2. Op grond van artikel 8:31 van de Awb kan de rechtbank, indien een partij niet voldoet aan de verplichting om ter zitting te verschijnen, daaruit de gevolgtrekking maken die haar geraden voorkomt. De meest vergaande gevolgtrekking van het niet verschijnen na oproeping is een niet-ontvankelijkheidsverklaring van het beroep.
3. Eiseres is zonder bericht niet verschenen, terwijl ter zitting is gebleken dat zij de oproepingsbrief wel heeft ontvangen. De echtgenoot van eiseres heeft namelijk bevestigd dat zij de oproep van de rechtbank heeft ontvangen. Het is de rechtbank niet gebleken dat het eiseres niet kan worden aangerekend dat zij de verplichting om te verschijnen en vragen te beantwoorden niet is nagekomen. Namens eiseres is weliswaar aangevoerd dat zij het niet zou aankunnen om te verschijnen maar deze stelling is niet onderbouwd. Bovendien is deze stelling in tegenspraak met de verklaring van de gemachtigde ter zitting dat het de afgelopen maanden al zoveel beter gaat met de gezondheid van eiseres dat haar zorgbehoefte (vrijwel) nihil is.
4. De rechtbank zal aan het zonder deugdelijke redenen niet ter zitting verschijnen van eiseres gevolgen verbinden bij de beoordeling van het beroep.
Heeft eiseres (voldoende) procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep?
5. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door haar ingestelde beroep. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat er pas sprake is van (voldoende) procesbelang wanneer het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het indienen van het beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt. Het realiseren van dat resultaat moet dan ook feitelijk betekenis hebben voor de indiener. Het uitsluitend hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van (voldoende) procesbelang. [1] In beginsel kan geen procesbelang gelegen zijn in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat schade is geleden dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. [2]
6. De looptijd van de indicatie die werd afgegeven met het primaire besluit is op 31 december 2020 verstreken. Dit betekent dat eiseres over deze periode niet meer uren zorg kan krijgen dan zij al heeft ontvangen. Er werd geen nieuwe melding gedaan, omdat de gezondheidssituatie van eiseres is verbeterd waardoor de zorgbehoefte nu nagenoeg nihil is. Een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit kan daarom niet liggen in de omstandigheid dat dit oordeel kan worden betrokken bij eventuele toekomstige aanvragen om vergelijkbare zorg ingevolge de Wmo 2015.
7. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat het procesbelang allereerst gelegen is in het verkrijgen van een proceskostenveroordeling. Het verkrijgen van een proceskostenveroordeling is op zichzelf echter onvoldoende om aan te nemen dat eiseres (voldoende) procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. [3]
8. Verder heeft de gemachtigde van eiseres gesteld dat eiseres meer zorg heeft ontvangen dan geïndiceerd was en dat die zorg achteraf nog moet worden betaald, zodat ook hierin een procesbelang gelegen is. De rechtbank herleidt hieruit dat eiseres stelt dat zij een actueel procesbelang ontleent aan schade die zij stelt te hebben geleden. Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB kan een actueel procesbelang ontleend worden aan schade die is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming, maar geldt daarbij dat een dergelijke stelling niet op voorhand onaannemelijk mag zijn. [4] De vraag is dan ook of niet op voorhand onaannemelijk is dat eiseres schade heeft geleden.
9. Van enige betalingsverplichting is de rechtbank niet gebleken. Bovendien heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting aangegeven dat ook geen registratie van de verleende zorg werd bijgehouden. Het is dan ook onduidelijk hoe eiseres zou kunnen onderbouwen dat er meer zorg is verleend dan geïndiceerd is, ook gezien het feit dat er sinds de besluitvorming al twee jaren zijn verstreken. Ook is van belang dat namens eiseres is aangegeven dat zij het beroep zou intrekken als zij gehoor zou moeten geven aan de oproep om naar de zitting te komen. Niet valt in te zien waarom zij dat zou doen als zij, zoals gesteld, daadwerkelijk schade zou hebben geleden. Gelet op het bepaalde in artikel 8:31 van de Awb concludeert de rechtbank daarom dat eiseres geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres daarom niet-ontvankelijk en komt zodoende aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep niet toe.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.M. Kools – de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Lankamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 september 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:1874) en van 8 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2379)
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 september 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:2828)
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1460)
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 december 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:4071)