ECLI:NL:RBGEL:2025:4056

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
AWB-24_266
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de belanghebbendheid van meerdere rechtspersonen in bezwaar tegen omgevingsvergunning voor wooncluster op landgoed ‘Kleine Beer’

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van vijf eisers tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek, die hen als niet-belanghebbenden heeft aangemerkt in hun bezwaar tegen een omgevingsvergunning voor de bouw van een wooncluster met drie woningen op het landgoed ‘Kleine Beer’. De rechtbank oordeelt dat vier van de vijf eisers terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat zij niet voldoen aan de criteria van belanghebbendheid zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt echter het besluit voor de vijfde eiser, omdat deze ten onrechte als niet-belanghebbende is aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de eisers onvoldoende feitelijke gevolgen van de bouwactiviteiten kunnen aantonen, en dat de afstand tot de bouwlocatie te groot is om als belanghebbende te worden aangemerkt. De rechtbank legt uit dat de beoordeling van belanghebbendheid niet alleen afhangt van de afstand tot de bouwlocatie, maar ook van de feitelijke gevolgen die de bouwactiviteiten met zich meebrengen. De rechtbank benadrukt dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij gevolgen van enige betekenis ondervinden van de realisatie van de woningen. De rechtbank verklaart het beroep van de vijfde eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit voor zover het deze eiser betreft, en verklaart deze eiser alsnog niet-ontvankelijk in haar bezwaar. De rechtbank wijst op de noodzaak van een duidelijke afbakening van de belangen van rechtspersonen in dergelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/266

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen
1. [eiser 1]uit [plaats 1] ,
2. [eiser 2]uit [plaats 2] ,
3. [eiser 3]uit [plaats 2] ,
4. [eiser 4]uit [plaats 3] ,
5. [eiseres 5]uit [plaats 3] ,
gezamenlijk eisers
(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek

(gemachtigden: [naam gemachtigde 2] , [naam gemachtigde 3] en [naam gemachtigde 4] ).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [plaats 4]

(gemachtigde: [naam gemachtigde 5] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de beslissing op bezwaar van 4 december 2023 waarin het bezwaarschrift van [eiser 1] ( [eiser 1] ), [eiser 2] ( [eiser 2] ), [eiser 4] en [eiseres 5] niet-ontvankelijk is verklaard en het bezwaarschrift van [eiser 3] ( [eiser 3] ) ongegrond is verklaard.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers, de heer [persoon A] (als vertegenwoordiger van [eiser 1] .), de heer [persoon B] (als vertegenwoordiger van [eiser 2] en [eiser 3] ), [eiser 4] , de gemachtigden van het college, de gemachtigde van derde-partij en de heer [persoon C] als vertegenwoordiger van [derde-partij] . [eiseres 5] was niet bij de zitting aanwezig.

Waar gaat deze zaak over?

2. De derde-partij heeft op 5 september 2022 drie aparte aanvragen gedaan voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van drie vrijstaande woningen aan de [locatie 1] , [locatie 2] en [locatie 3] in [plaats 3] . Deze woningen worden gerealiseerd binnen een te ontwikkelen natuurgebied.
2.1.
Het college heeft de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ (artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) op 3 mei 2023 verleend, op grond van artikel 2.10 van de Wabo met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure.
2.2.
Eisers hebben gezamenlijk bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning.
2.3.
Het college heeft eiser [eiser 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het landgoed niet grenst aan de bouwlocatie. Ook wonen er geen mensen op het landgoed en zijn er volgens het college geen gevolgen van enige betekenis. Het bezwaar van eiser [eiser 2] is niet-ontvankelijk verklaard omdat de doelstelling niet concreet genoeg is. De bezwaren van [eiser 4] en [eiseres 5] zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij hemelsbreed op te grote afstand wonen van de bouwlocatie en er dus geen zicht op hebben.
2.4.
Het college heeft het bezwaar van eiser [eiser 3] ontvankelijk verklaard en de omgevingsvergunning met de beslissing op bezwaar in stand gelaten.
2.5.
Eisers zijn op [locatie 2] januari 2024 in beroep gekomen bij de rechtbank, omdat zij het niet eens zijn met de niet-ontvankelijkverklaring in bezwaar, dan wel de instandhouding van de omgevingsvergunning door het college.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of het college het bezwaar van eiser [eiser 1] , eiser [eiser 2] , [eiser 4] en [eiseres 5] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De rechtbank beoordeelt ambtshalve ook de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiser [eiser 3] .
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is, omdat het bezwaar van eiser [eiser 3] onterecht ontvankelijk is verklaard. [eiser 3] is, net als de andere eisers, geen belanghebbende bij het bestreden besluit. Alle eisers hadden in bezwaar niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Een belanghebbende bij een besluit kan tegen dat besluit beroep instellen [1] . Een belanghebbende is degene van wie het belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. [2] Volgens vaste rechtspraak [3] is degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis voor zijn woon-, leef- of bedrijfssituatie heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis zijn, kijkt de rechtbank naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen - zoals onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico - van de activiteit die het besluit toestaat. Zij bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
4.1.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Om te kunnen bepalen of het belang van de rechtspersoon rechtstreeks is betrokken bij het besluit tot vergunningverlening is, naast haar statutaire doel, van belang of zij feitelijke werkzaamheden verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling. [4]
Is eiser [eiser 1] ten onrechte niet als belanghebbende aangemerkt?
5. Eiser [eiser 1] betoogt dat het college onvoldoende heeft onderbouwd waarom zij geen belanghebbende is bij het besluit tot verlening van de omgevingsvergunningen. Daarvoor voert eiser [eiser 1] aan dat het college de uitleg en beoordeling van het begrip “gevolgen van enige betekenis” ten onrechte heeft beperkt tot de locatie van het landgoed en het feit dat er geen mensen wonen. Eiser [eiser 1] stelt dat alle ingrepen en gebeurtenissen in de omgeving van het landgoed, en in dit geval dus de bouwactiviteit en het daarop volgend gebruik van de woningen, gevolgen hebben voor de leef- en bedrijfssituatie van het landgoed. Eiser [eiser 1] vreest dat de leefomgeving van de das (er zijn drie dassenburchten op het landgoed) door de bouwactiviteiten en/of de ingebruikname van de woningen zal worden verstoord. Daarnaast maakt eiser [eiser 1] zich ook zorgen over de algemene verstoring van flora en fauna door de verwachte toename van het aantal loslopende honden en katten, die met de ingebruikname van de woningen verwacht wordt. Ter zitting heeft eiser [eiser 1] ook de waardedaling van het landgoed nog aangevoerd als feitelijk gevolg. Daarnaast heeft het college geen navraag gedaan naar de feitelijke werkzaamheden die door het landgoed als rechtspersoon worden verricht. Dan was duidelijk geworden dat eiser [eiser 1] zich al jaren inspant voor het versterken van de natuur en de biodiversiteit van het landgoed. Overigens merkt eiser [eiser 1] nog op dat uit het bestemmingsplan “Buitengebied, locatie Kleine Beer en Grote Beer [plaats 3] ” (artikel 4.3.3) volgt dat het landgoed wel aan de bouwlocatie grenst. En dat er weliswaar geen mensen op het landgoed wonen, maar dat er wel regelmatig mensen op het landgoed zijn voor verschillende (onderhouds)werkzaamheden.
5.1.
Voordat zij tot de beoordeling van het betoog van eiser [eiser 1] overgaat, merkt de rechtbank op dat rechtspersonen belanghebbend kunnen zijn op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, omdat zij rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervinden van een besluit (en overigens wordt voldaan aan de voorwaarden die gelden op grond van het eerste lid), of op grond van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Een rechtspersoon is echter niet zonder meer belanghebbend, als hij in een concrete situatie opkomt voor het algemene of collectieve belang dat hij behartigt. Er moet namelijk nog steeds worden voldaan aan de eisen die voortvloeien uit het eerste lid. Daarbij is een belangrijke voorwaarde dat het behartigde belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken.
5.2.
Voor zover eiser [eiser 1] betoogt belanghebbende te zijn op grond van artikel 1:2, eerste lid van de Awb, omdat zijn perceel grenst aan het te ontwikkelen landgoed ‘Kleine Beer’ en het daarop te realiseren wooncluster met drie woningen, gaat de rechtbank daar niet in mee. In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank namelijk geen sprake van aangrenzende percelen [5] . Tussen het terrein van [eiser 1] en het te ontwikkelen landgoed, loopt een weg, de [locatie 4] . Een tussen twee percelen liggende weg hoeft het aannemen van aangrenzende percelen niet te belemmeren. [6] Maar in dit geval ligt tussen de [locatie 4] en de bouwlocatie op het voor wonen bestemde perceel [7] nog een als natuurgebied bestemde perceelstrook [8] van circa 55 meter breed.
5.3.
Ook het betoog van eiser [eiser 1] dat hij de gevolgen vreest van de vergunde woningbouw op de natuur en de leef- en bedrijfssituatie van [eiser 1] , slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat eiser [eiser 1] niet aannemelijk heeft gemaakt daadwerkelijk gevolgen van enige betekenis te ondervinden van de realisatie van de woningen aan de [locatie 1] , [locatie 2] en [locatie 3] . Daarvoor acht de rechtbank doorslaggevend dat er wel gewerkt, maar niet gewoond wordt op het terrein van het landgoed. Van permanent zicht op de bouwlocatie is niet gebleken. In ieder geval zou dat geen vrij zicht zijn, gezien de bosgedeelten en aanplant op het landgoed en de aanwezige bomenrij langs de [locatie 4] . Bovendien is sprake van een redelijke afstand tussen het landgoed en de bouwlocatie; die is nergens minder dan 75 meter. Tot slot oordeelt de rechtbank dat de door eiser [eiser 1] gestelde waardedaling van het landgoed, door het toekomstige en daarmee onzekere karakter, geen gevolg van enige betekenis is.
5.4.
Voor zover eiser [eiser 1] stelt dat de bouw en daarna de ingebruikname van de woningen schadelijk zou zijn voor de dassenburchten op zijn eigen landgoed, slaagt dit betoog niet. De rechtbank volgt de afweging van de Afdeling in het kader van de bestemmingsplanprocedure, dat geen sprake is van aantasting van het leefgebied van de das. [9] De tijdelijke werkzaamheden in het kader van de bouw van de woningen, vinden plaats op een afstand van in ieder geval 200 meter van de dassenburchten. Die afstand is te groot om tot verstoring te leiden. Bovendien zal de menselijke activiteit op de toekomstige woonerven nog worden gedempt door de aanplant van het natuurgebied rondom. De rechtbank neemt daarom aan dat het besluit geen gevolgen heeft voor de dassenburchten op het landgoed van de stichting.
5.5.
Voor zover eiser [eiser 1] betoogt dat hij belang heeft bij het voorkomen van de bouw van de woningen [locatie 1] , [locatie 2] en [locatie 3] , omdat hierdoor de flora en fauna op landgoed [naam landgoed] wordt verstoord, volgt de rechtbank dit niet. Aan deze stelling liggen onzekere aannames ten grondslag, zoals dat de toekomstige bewoners huisdieren zullen hebben, en dat deze huisdieren op het landgoed lopen zonder aangelijnd te zijn. Deze aannames gaan bovendien voorbij aan de mogelijkheid dat er ook nu al huisdieren niet aangelijnd op het (opengestelde) landgoed rondlopen. De rechtbank concludeert daarom dat het realiseren van de woningen aan de [locatie 1] , [locatie 2] en [locatie 3] geen gevolgen van enige betekenis heeft voor de flora en fauna op het landgoed [naam landgoed] .
5.6.
Het betoog van eiser [eiser 1] dat hij zich al jarenlang inzet voor het versterken van de natuur en de biodiversiteit van het landgoed en dat in het kader van zijn belanghebbendheid bij de omgevingsvergunning in de zin van artikel 1:2, derde lid van de Awb ook de feitelijke werkzaamheden in de beoordeling meegenomen moeten worden, slaagt niet. Uit de statutaire doelstellingen [10] blijkt niet van algemene of collectieve doelstellingen, gericht op de bescherming van algemene natuurbelangen in de omgeving van het landgoed. Evenmin blijkt dat eiser [eiser 1] de belangen behartigt van de das in het algemeen of dat eiser de bescherming van flora en fauna in zijn algemeenheid als doelstelling heeft. Hoewel uit de doelstellingen wel blijkt dat eiser [eiser 1] zich bekommert om en bezig is met natuuraspecten, zijn de doelstellingen die daarop zien toch vooral gericht op de behartiging van de belangen van het landgoed zelf. Dat is ook in lijn met de vermelding in de statuten dat [eiser 1] zich hoofdzakelijk richt op de instandhouding van één of meer landgoederen in de zin van de Natuurschoonwet 1928. Omdat eiser [eiser 1] geen algemeen of collectief belang behartigt, heeft het college terecht afgezien van een onderzoek naar de feitelijke werkzaamheden van eiser [eiser 1] .
5.7.
Bovenstaande overwegingen leiden tot het oordeel dat het college terecht heeft besloten dat eiser [eiser 1] geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunningen.
Is eiser [eiser 2] ten onrechte niet als belanghebbende aangemerkt?
6. Eiser [eiser 2] betoogt dat het college haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert zij aan dat uit haar algemene en collectieve doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden, waaronder het organiseren van lezingen, filmavonden en actief zijn met voedselbossen, blijkt dat zij belanghebbende is bij de omgevingsvergunning.
6.1.
Het doel van eiser [eiser 2] is “het bevorderen van duurzaam samen leven van alle leven, planten, bomen, dieren en mensen met de aarde op welke schaal dan ook.” Daarbij heeft de stichting als duurzame samenleving een holarchie voor ogen, met een spiritueel, een ecologisch, een sociaal en een economisch hoofdaspect. Dit hoofddoel is terug te vinden op de website van eiser [eiser 2] en in de (concept) statutenwijziging. Naast dit hoofddoel onderscheidt eiser [eiser 2] in haar (concept) statuten nog 32 andere doelen die variëren van het in standhouden van agrarisch cultuurlandschap met hoge natuur- en landschapswaarden tot het uitdragen van de heiligheid van water, land en lucht en het doen groeien van het besef voor heelheid en verbondenheid met elkaar en de aarde. Eiser [eiser 2] probeert deze doelen te bereiken door te streven naar een bewogen deskundig eigen bestuur, door studie en onderzoek, door voorlichting en/of communicatie en/of samenwerking van/met particulieren, organisaties, verenigingen, stichtingen, bedrijven, instellingen en overheden, door ondersteuning van activiteiten en innovaties gericht op of passend in een duurzame samenleving, door het tegengaan van gangbare en nieuwe denkwijzen en gewoonten die duurzaam samen leven met de aarde in de weg staan, door te streven naar een oprecht gebruik van de term "duurzaamheid" en door voorgaande punten in de meest algemene zin te bedoelen, ook buiten Nederland. [11]
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn het hoofddoel en ook de 32 overige doelen van eiser [eiser 2] zeer algemeen en veelomvattend geformuleerd. Zowel in functioneel als in territoriaal opzicht is geen sprake van afbakening. Daar waar in twee van de 32 subdoelen [12] sprake lijkt van een territoriale beperking van het doel tot het rivierengebied van de Vahalis (het gebied tussen Montferland en oude IJssel), wordt dat tekstueel gezien ongedaan gemaakt door de formulering “
dit ookin het gehele oude rivierenlandschap van de Vahalis” en “uit het hele gebied van Vahalis
en elders”. [13] Dat betekent dat de doelen onvoldoende onderscheidend zijn om op grond daarvan te kunnen aannemen dat het belang van eiser [eiser 2] rechtstreeks betrokken is bij de verleende omgevingsvergunningen voor de bouw van de woningen aan de [locatie 4] . De aard en de omvang van de feitelijke werkzaamheden van de eiser [eiser 2] zouden hier nog een ander licht op kunnen doen schijnen. Uit de toelichting van eiser [eiser 2] dat zij lezingen (recent nog over duurzame landbouw in 2040) en informatieve filmavonden organiseert, en actief is in voedselbossen, blijkt onvoldoende dat deze werkzaamheden zijn gericht op de behartiging van een bepaald belang dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. De rechtbank oordeelt dat eiser [eiser 2] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Het college heeft eiser [eiser 2] terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.
Zijn eiser [eiser 4] en eiseres [eiseres 5] ten onrechte niet als belanghebbenden aangemerkt?
7. Eiser [eiser 4] , wonende aan de [locatie 5] , en eiseres [eiseres 5] , wonende aan de [locatie 6] , betogen dat het college hun bezwaar onterecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij voeren daartoe aan dat zij wel belang hebben bij de verleende omgevingsvergunningen. Weliswaar wonen zij op enige afstand, maar zij beseffen en stellen dat de natuur niet alleen op eigen erf, maar ook in de nabije omgeving bescherming nodig heeft. De onnodige sterke verstoring die het bouwplan op deze locatie veroorzaakt, heeft zijn uitwerking op de hele omgeving, inclusief natuurontwikkelingen in de buurt, aldus eisers.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser [eiser 4] en eisers [eiseres 5] geen belanghebbenden zijn bij de verleende omgevingsvergunningen voor de bouw van de woningen [locatie 1] , [locatie 2] en [locatie 3] . De rechtbank acht het namelijk niet aannemelijk dat zij gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van de realisatie van het bouwplan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser [eiser 4] op een afstand van hemelsbreed ongeveer 1.180 meter en eiseres [eiseres 5] op hemelsbreed ongeveer 750 meter van de bouwlocatie woont. Dat eisers natuurontwikkeling en natuurbescherming hoog in het vaandel hebben staan, maakt dit oordeel niet anders. Door de grote afstand tot en het ontbreken van zicht op het te bebouwen perceel, ervaren eisers geen rechtstreeks feitelijke gevolgen van de verleende omgevingsvergunning. Het college heeft het bezwaar van eiser [eiser 4] en het bezwaar van eiseres [eiseres 5] terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Is eiser [eiser 3] ten onrechte als belanghebbende aangemerkt?
8. Het college heeft eiser [eiser 3] , in lijn met het advies van de commissie bezwaarschriften, in de bezwaarfase ontvankelijk verklaard. Desondanks beoordeelt de rechtbank ambtshalve de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift.
8.1.
Uit de statuten van eiser [eiser 3] [14] blijken dezelfde 32 doelen als die door [eiser 2] worden nagestreefd. Eiser probeert deze doelen onder meer te verwezenlijken door het organiseren en het houden van activiteiten in het kader van voorlichting en communicatie met streekgenoten en overheden; door activiteiten gericht op samenwerking met agrarische- en natuurbeschermingsorganisaties; en door activiteiten tot behoud en bevorderen van biodiversiteit. [15]
8.2.
De rechtbank stelt vast dat de 32 doelen van eiser [eiser 3] identiek zijn aan de 32 doelen van eiser [eiser 2] . Daarnaast heeft de rechtbank geen andere bronnen (zoals bijvoorbeeld een website over eiser [eiser 3] ) met aanvullende informatie over het belang dat eiser [eiser 3] behartigt. In het kader van de beoordeling van de belanghebbendheid van eiser [eiser 3] , geldt ook voor deze doelstellingen dus dat ze zeer algemeen en veelomvattend zijn geformuleerd. Door het ontbreken van nagenoeg elke functionele of territoriale afbakening, zijn de doelen onvoldoende onderscheidend om rechtstreeks belang van eiser [eiser 3] bij de omgevingsvergunningen aan te nemen. De verklaring door de vertegenwoordiger van de eiser SKBW tijdens de hoorzitting bij de commissie voor bezwaarschriften, dat eiser [eiser 3] dezelfde uitgangspunten heeft als eiser [eiser 2] , sterkt de rechtbank in deze conclusie. Gevraagd naar de feitelijke werkzaamheden, verklaart eiser [eiser 3] op de zitting dat zij actief procedeert tegen specifieke ontwikkelingen, zoals geplande zonnepanelen op een perceel, de locatie van het ziekenhuis in [plaats 1] en andere projecten die in de omgeving spelen. Volgens vaste jurisprudentie [16] moeten feitelijke werkzaamheden echter uit iets anders bestaan dan uit het voeren van procedures en het verrichten van handelingen die daarmee rechtstreeks verband houden. Daarvan is de rechtbank onvoldoende gebleken. Vooral omdat aan de aard en de omvang van de feitelijke werkzaamheden in dit geval hogere eisen worden gesteld, door de ruime en veelomvattende formulering van de doelstellingen van eiser [eiser 3] . Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat niet is komen vast te staan in welk belang eiser [eiser 3] wordt geschaad door het bestreden besluit. Het college heeft eiser [eiser 3] daarom onterecht ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
Inhoudelijke beroepsgronden
9. De rechtbank komt aan de beoordeling van de inhoudelijke beroepsgronden niet meer toe, omdat geen van de eisers belanghebbende is bij de omgevingsvergunningen die het college op 3 mei 2023 heeft verleend.

Conclusie en gevolgen

10. Het voorgaande betekent dat het college eiser [eiser 1] , eiser [eiser 2] , eiser [eiser 4] en eiseres [eiseres 5] terecht niet als belanghebbenden heeft aangemerkt. Dat betekent dat zij door het college terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun bezwaar, omdat zij geen belanghebbenden zijn bij de omgevingsvergunningen van 3 mei 2024 voor de bouw van de woningen [locatie 1] , [locatie 2] en [locatie 3] in [plaats 3] . Het bestreden besluit blijft dus in stand wat betreft de bezwaren van deze eisers. Omdat het beroep van eisers [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 4] en [eiseres 5] ongegrond is, hoeven door hen gemaakte proceskosten niet te worden vergoed.
10.1.
Daarnaast heeft het college eiser [eiser 3] ten onrechte als belanghebbende aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 4 december 2023 voor zover dat ziet op het bezwaar van eiser [eiser 3] .
10.2.
Doende wat het college had moeten doen, verklaart de rechtbank eiser [eiser 3] alsnog niet-ontvankelijk in haar bezwaar, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.
10.3.
Omdat het beroep van eiser [eiser 3] gegrond is, komen gemaakte proceskosten in beginsel in aanmerking voor vergoeding door het college. De gemachtigde van eiser [eiser 3] is echter geen professioneel rechtsbijstandverlener; hij heeft op zitting verklaard zijn werkzaamheden op vrijwillige basis uit te voeren. Evenmin heeft eiser [eiser 3] aangegeven andere met de beroepsprocedure samenhangende kosten te hebben gemaakt. Van een proceskostenvergoeding is dan ook geen sprake. Het college moet wel het betaalde griffierecht van € 374,-- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep van eiser [eiser 1] , eiser [eiser 2] , eiser [eiser 4] en eiseres [eiseres 5] ongegrond;
  • verklaart het beroep van eiser [eiser 3] gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 4 december 2023, voor zover het ziet op het bezwaar van eiser [eiser 3] ;
  • verklaart het bezwaarschrift van eiser [eiser 3] niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat vernietigd is;
  • bepaalt dat het college het betaalde griffierecht van € 374,-- aan eiser [eiser 3] vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. S.G. Hoijinck, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:284.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:808.
5.Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen wordt belanghebbendheid bij besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in beginsel aangenomen bij bewoners en eigenaren, en ook bij anderszins zakelijk of persoonlijk gerechtigden van een perceel dat grenst aan het perceel waarop het betrokken besluit ziet, of dat gelijk te stellen is met een aangrenzend perceel. Bij dergelijke percelen wordt ervan uitgegaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn. Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1671.
6.Zie de uitspraken van de Afdeling van 3 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1392 en 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3549.
7.Kadastraal bekend als gemeente Varsseveld, [perceel 1] .
8.Kadastraal bekend als gemeente Varsseveld, [perceel 2] , [perceel 3] en [perceel 4] .
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2597 (r.o. 11.1 en 12 .5).
10.Zie de akte van oprichting van [eiser 1] van 4 december 2007.
11.Zie artikel 2, eerste en tweede lid van de concept Statutenwijziging van 19 oktober 2006.
12.Zie artikel 2, eerste lid, aanhef en onder derde en negende aandachtsstreepje van dezelfde concept Statutenwijziging.
13.Cursivering door de rechtbank.
14.Zoals verleden voor notaris [persoon D] , notaris gevestigd te [plaats 1] op 24 oktober 2006.
15.Zie artikel 2, eerste en tweede lid van de Statuten van 24 oktober 2006
16.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:373,