Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser in conv 1] ,
2.
[eiser in conv 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
woensdag 1 april 2026,
Rechtbank Gelderland
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, hebben eisers een verzoek ingediend tot opheffing of matiging van opgelegde dwangsommen. De zaak betreft een geschil tussen eisers, die een woning wilden laten bouwen, en gedaagde, de aannemer. De partijen zijn in 2017 een overeenkomst aangegaan voor de bouw van de woning, maar er ontstonden geschillen over de kwaliteit van het werk en de betalingsverplichtingen. Op 24 december 2018 werd gedaagde de toegang tot het bouwterrein ontzegd, waarna eisers zich op een retentierecht beroepen. In een eerder vonnis van 13 december 2023 werd vastgesteld dat eisers dwangsommen verbeurd hadden door niet te voldoen aan de veroordeling tot afgifte van goederen. In deze procedure vorderden eisers de opheffing of vermindering van de dwangsommen, omdat zij stelden dat het voor hen onmogelijk was om bepaalde goederen af te geven. Gedaagde betwistte deze onmogelijkheid en voerde aan dat de rechtbank in de bodemzaak al had geoordeeld over de afgifte van de goederen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een gedeeltelijke onmogelijkheid voor eisers om goederen af te geven, maar dat dit niet leidde tot opheffing of vermindering van de dwangsommen. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. De zaak in reconventie, waarin gedaagde schadevergoeding vorderde, werd aangehouden tot er een onherroepelijke uitspraak in de bodemprocedure was.