ECLI:NL:RBGEL:2025:8685

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
439606
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluiting van nieuwbouwwoningen op elektriciteitsnet door netbeheerder Liander N.V. en de redelijke termijn voor aansluiting

In deze zaak vordert de stichting WoonFriesland dat de rechtbank Liander N.V. veroordeelt tot betaling van schadevergoeding wegens het niet tijdig aansluiten van acht nieuwbouwwoningen op het elektriciteitsnet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor aansluiting op 22 december 2022 is ingediend, maar dat de woningen pas op 26 maart 2024 zijn aangesloten. WoonFriesland stelt dat Liander tekort is geschoten in haar verplichtingen, omdat de aansluiting niet binnen de wettelijke termijn van 18 weken is gerealiseerd, zoals vastgelegd in artikel 23 lid 4 van de Elektriciteitswet. Liander betwist dit en voert aan dat de vertraging te wijten is aan noodzakelijke netverzwaring en andere onvoorziene omstandigheden, zoals capaciteitsproblemen en bodemkwaliteit. De rechtbank oordeelt dat Liander aan haar verplichtingen heeft voldaan, omdat de vertraging niet voor haar rekening komt. De rechtbank wijst de vorderingen van WoonFriesland af en veroordeelt haar in de proceskosten van Liander, die zijn vastgesteld op € 5.495,00.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/439606 / HA ZA 24-412
Vonnis van 15 oktober 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONFRIESLAND
statutair gevestigd te Leeuwarden
eisende partij
hierna te noemen: WoonFriesland
advocaat: mr. C.G. Verburg
tegen
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.
statutair gevestigd te Arnhem
gedaagde partij
hierna te noemen: Liander
advocaten: mr. R.W. de Vlam en mr. A. Mahmoud

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 december 2024,
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 maart 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Kern van het geschil

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of Liander acht nieuwbouwwoningen van WoonFriesland binnen een redelijke termijn heeft aangesloten op het elektriciteitsnet. Bij beoordeling van die vraag is van belang of de 18-wekentermijn geldt, die tot 22 februari 2025 in artikel 23 lid 4 Elektriciteitswet (E-wet) stond. Verder is daarbij van belang of omstandigheden die hebben geleid tot vertraging van de aansluiting, voor rekening en risico van Liander komen.
2.2.
De rechtbank komt in deze zaak tot het oordeel dat Liander gehouden was de acht woningen binnen een redelijke termijn aan te sluiten en dat niet de regel geldt dat een overschrijding van de termijn van 18 weken na aanvraag in ieder geval onredelijk lang is.
2.3.
De rechtbank oordeelt dat Liander aan deze verplichting heeft voldaan. Het net moest namelijk eerst verzwaard worden door het plaatsen van een transformatorstation en de aanleg van een LS-net. Dat dit lang heeft geduurd, kan Liander niet worden verweten; dit komt niet voor haar rekening of risico. De rechtbank wijst de vorderingen van WoonFriesland af, omdat Liander niet is tekortgeschoten.

3.De feiten

3.1.
Liander is beheerder van elektriciteitsnetten in onder meer de provincie Friesland. Zij is als netbeheerder aangewezen door de minister van Economische Zaken en Klimaat op grond van artikel 10 E-wet.
3.2.
WoonFriesland is een woningcorporatie. Zij heeft een plan ontwikkeld voor de nieuwbouw van twaalf gasloze en energiearme sociale huurwoningen te Koudum in de gemeente Súdwest-Fryslân, waarvan acht aan de Jacobus van der Waeyenstraat, nummers 2, 4, 6, 8, 10, 10A, 12 en 12A.
3.3.
Dit nieuwbouwproject vereiste meerdere nutsvoorzieningen, namelijk elektriciteit, water en internet. WoonFriesland heeft gekozen voor aanleg “in combi” en met een combi-groep van nutsbedrijven (Liander, Vitens, KPN en Ziggo) overleg gevoerd over het project.
3.4.
Op 9 februari 2022 heeft WoonFriesland in het kader van de voorbereiding van haar plan aan Liander gevraagd om een netwerktoets uit te voeren. Liander heeft dat gedaan.
3.5.
In de e-mail van 21 maart 2022 heeft Liander bericht dat het net moet worden verzwaard en een station moet worden bijgeplaatst.
3.6.
Op 13 april 2022 heeft een overleg plaatsgevonden, dat door WoonFriesland is bijgewoond. In de notulen van dat overleg is opgenomen dat Liander “een trafo (zal) moeten stichten”; deze notulen zijn die dag naar WoonFriesland gemaild.
3.7.
In de periode van 24 maart 2022 tot 8 maart 2023 heeft Liander met de gemeente Súdwest-Fryslân gezocht naar een geschikte locatie voor een transformatorstation.
3.8.
Op 22 december 2022 heeft WoonFriesland Liander gevraagd om de acht woningen aan de Jacobus van der Waeyenstraat aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Liander heeft WoonFriesland bevestigd dat zij (WoonFriesland) op die datum akkoord is gegaan met deze opdrachten aan haar (Liander).
3.9.
Op het aanvraagformulier is door Liander onder meer vermeld:
Extra informatie
Onze werkzaamheden lopen vertraging op
Door de grote toename van zonnepanelen, windmolens, warmtepompen en laadpalen heeft ons elektriciteitsnet niet altijd voldoende capaciteit beschikbaar. We werken hard aan de uitbreiding van ons net. Helaas kan dit niet op alle plekken tegelijk. Hierdoor kan het voorkomen dat het langer duurt voor wij uw aanvraag kunnen uitvoeren.
3.10.
Bij brief van 17 maart 2023 heeft Liander WoonFriesland bevestigd dat zij binnenkort werkzaamheden zal verrichten. In die brief staat:
Wij kunnen de door u gekozen week helaas niet garanderen
Tijdens ons telefonisch contact heeft u aangegeven dat u de werkzaamheden wilt laten uitvoeren in week 26.2023. Wij doen er samen met de aannemer alles aan om de werkzaamheden in de door u gekozen week uit te voeren. Let op! Wij kunnen u helaas niet garanderen dat wij in week 26.2023 de werkzaamheden ook daadwerkelijk kunnen voeren. Dit heeft twee oorzaken:
 Er is een forse toename van het aantal aanvragen voor een aansluiting. Dit komt door de aantrekkende economie en meer aanvragen op het gebied van duurzame energie (zonne- en windenergie).
 In Nederland is een steeds groter tekort aan gekwalificeerd technisch personeel.
3.11.
De projectleider van WoonFriesland heeft in een e-mail van 31 mei 2023 aan Alliander het volgende bericht:
Ik loop bij het nieuwbouwproject van de 12 nieuwbouwwoningen te Koudum tegen het probleem aan dat de woningen niet aangesloten kunnen worden.
Dit komt door het feit dat er een trafo geplaatst moet gaan worden, en kabels vernieuwd moeten gaan worden, en dat het lang geduurd heeft voordat de gemeente een geschikte locatie hiervoor heeft aangewezen. (…)
3.12.
Op 14 juni 2023 zijn de meterkasten van de woningen akkoord bevonden.
3.13.
Bij aangetekende brief van 3 juli 2023 heeft WoonFriesland Liander aansprakelijk gesteld voor schade als gevolg van het uitstel van de aansluiting van de woningen op het net en verzocht de woningen zo spoedig mogelijk aan te sluiten. In die brief vermeldt WoonFriesland verder het volgende, voor zover hier van belang:
(…)
Onderdeel van de aanleg was de plaatsing van een transformatorstation en de aanpassing van het hoofdtracé.
(…)
Op grond van artikel 23 van de Elektriciteitswet dient u de aansluiting te realiseren binnen (…). Nu u dit heeft nagelaten, bent u in verzuim en dus aansprakelijk. Dit geldt eens te meer omdat bij de netwerktoets van februari 2022 duidelijk was dat het hoofdtracé dient te worden aangepast.
(…)
3.14.
In reactie op de aansprakelijkstelling heeft Liander WoonFriesland op 4 augustus 2023 meegedeeld dat een deel van de woningen is aangesloten, dat er geen verdere ruimte is op het net zodat het andere deel niet kan worden aangesloten voordat een nieuw station is gesticht en dat werkzaamheden daarvoor worden gepland.
3.15.
Op 30 augustus 2023 zijn de acht woningen aan de Jacobus van der Waeyenstraat opgeleverd.
3.16.
Op 12 september 2023 heeft Liander WoonFriesland per e-mail bericht:
Planning uitvoering werkzaamheden
Inmiddels is er een planning voor de werkzaamheden van het Grootverbruik gedeelte deze staan voor nu gepland in week 40/41.
Meteen daaropvolgend kunnen de werkzaamheden voor Kleinverbruik, te weten de aansluitingen, worden uitgevoerd.
3.17.
In reactie hierop heeft WoonFriesland Liander bericht dat zij de woningen vanaf week 43 zal verhuren. Daarop heeft Liander WoonFriesland op 29 september 2023 bericht:
Planning aansluitingen Q1 2024
Zoals aangegeven kunnen de aansluitingen pas worden gedaan als de werkzaamheden voor Grootverbruik geheel zijn afgerond.
Er is door mij nadrukkelijk geen datum afgegeven wanneer de aansluitingen volgen. De werkzaamheden zijn gepland voor week 41 echter is het dan nog niet klaar. Het is geen klus dat in een paar dagen gereed kan zijn. De afronding hiervan staat vooralsnog gepland voor Q1 2024 en dan kunnen de aansluitingen ook worden gedaan.
3.18.
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft WoonFriesland Liander aangeboden grondwerkers of installatietechnische aannemers ter beschikking te stellen om de woningen sneller te kunnen aansluiten. Daarop heeft Liander na telefonisch overleg per e-mail op 18 oktober 2023 geantwoord dat het begrijpelijk is dat WoonFriesland haar wil ondersteunen, maar dat de werkzaamheden die Liander doet niet zo door derden kunnen worden uitgevoerd.
3.19.
Op 31 oktober 2023 heeft WoonFriesland op grond van artikel 51 E-wet een geschil aanhangig gemaakt bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Dat geschil gaat over de vraag of Liander heeft gehandeld in strijd met artikel 23 lid 4 E-wet bij het aansluiten van (onder meer) de acht woningen aan de Jacobus van der Waeyenstraat.
3.20.
In november en december 2023 hebben partijen gecorrespondeerd over de planning van de aansluiting van de woningen op het net.
3.21.
WoonFriesland heeft Liander gedagvaard in kort geding. De zitting stond gepland voor 9 februari 2024. Nadat deze zitting was uitgesteld, heeft WoonFriesland het kort geding op 22 maart 2024 ingetrokken.
3.22.
Op 26 maart 2024 zijn de acht woningen aan de Jacobus van der Waeyenstraat aangesloten op het elektriciteitsnet.
3.23.
Op 6 mei 2024 heeft de ACM een besluit genomen in het door WoonFriesland aanhangig gemaakte geschil. In het geschilbesluit staat:

5.Standpunten van partijen

(...)
5.2
Liander
(…)
56. Liander stelt met een GAIA-berekening en een uitleg van de situatie in casu dat sprake is van geen of onvoldoende mogelijkheid om de gevraagde transportcapaciteit en de beschikbare transportcapaciteit met elkaar in overeenstemming te brengen, in de zin van artikel 9.6, derde lid, van de Netcode. Om deze reden was een netuitbreiding noodzakelijk alvorens de aansluitingen konden worden gerealiseerd, aldus Liander.
(…)

6.Beoordeling van het geschil

(…)
18-wekentermijn van artikel 23, vierde lid, van de E-wet en artikel 8.11 Netcode elektriciteit
62. De ACM volgt het standpunt van WoonFriesland dat de 18-wekentermijn van artikel 23, vierde lid, van de E-wet onverkort geldt niet. (...)
(...)
66. Met betrekking tot de aansluittermijn heeft de ACM als uitgangspunt genomen dat de wetgever mag bepalen dat de termijn redelijk moet zijn, zoals vastgelegd in artikel 23, vierde lid van de E-wet. Zoals blijkt uit de Elektriciteitsrichtlijn en is bevestigd in de uitspraken van het HvJ EU, is de ACM exclusief bevoegd nader uit te werken in welke gevallen sprake is van een redelijke termijn.
67. Ondanks het voornoemde stelt WoonFriesland dat de 18-wekentermijn onverkort geldt en verwijst hierbij naar een drietal uitspraken.11 [noot 11: Rb. Oost-Brabant 6 februari 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:500 (
Leap24/Enexis); Rb. Gelderland 20 december 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:6995 (
Noordoostpolder/Liander) en Rb. Oost-Brabant 13 september 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:6120 (
LT Netherlands/Enexis).] De ACM volgt het standpunt niet dat de 18-wekentermijn uit artikel 23, vierde lid, van de E-wet, geldend is. De ACM stelt zich op het standpunt zoals hierboven omschreven, dat er sprake moet zijn van een redelijke aansluittermijn te beoordelen aan de omstandigheden van het geval.
(...)
78. Het voorgaande in overweging nemend, hanteert de ACM als vertrekpunt dat een redelijke aansluittermijn voor kleinverbruikersaansluitingen waarvoor graafwerkzaamheden nodig zijn in de periode tussen de uitspraken van het HvJ EU en het codebesluit van 8 juni 2023 in beginsel ligt tussen 18 en 22 weken. Deze termijn kan langer worden indien er concrete omstandigheden zijn die een langere termijn rechtvaardigen.
Aansluittermijn voor aansluitingen WoonFriesland
79. De offerte voor de twaalf aansluitingen van WoonFriesland is op 22 december 2022 geaccordeerd. Vanaf het moment van de accordering van de offerte vangt de aansluittermijn aan. (...)
(...)
Oostenveldseweg
82. De vier aansluitingen aan de Oostenveldseweg te Koudum zijn na 30 weken gerealiseerd. (...)
(...)
Jacobus van der Waeyenstraat
90. De acht aansluitingen aan de Jacobus van der Waeyenstraat te Koudum zijn na 66 weken gerealiseerd. Dit is langer dan het in randnummer 78 genoemde vertrekpunt van 18 tot 22 weken.
91. Liander heeft diverse omstandigheden aangedragen waarom zij deze aansluittermijn redelijk vindt. Zij heeft onder andere tekorten aan personeel en materiaal, het tekort aan transportcapaciteit, de zoektocht naar de geschikte locatie voor het nieuwe transformatorstation, de bodemkwaliteit en grondwatersituatie en de gemaakte keuzes van Liander aangevoerd.
92. Volgens Liander was de realisatie van het nieuwe transformatorstation noodzakelijk voordat de acht woningen aan de Jacobus van der Waeyenstraat konden worden voorzien van een aansluiting. Op 8 maart 2023 is de notariële akte gepasseerd voor de vijfde en definitieve locatie van het nieuwe transformatorstation. De ACM constateert naar aanleiding hiervan dat de periode vanaf 22 december 2022 tot 8 maart 2023 in dit specifieke geval niet was toe te schrijven aan Liander. Liander was voor de locatie van het transformatorstation immers afhankelijk van de gemeente.
93. Het transformatorstation is echter pas in maart 2024 geplaatst, als gevolg van het zoeken naar aannemers voor het uitvoeren van de werkzaamheden, de problemen bij aannemers met capaciteit en problemen met de bodemkwaliteit. Dit heeft geresulteerd in een vertraging gedurende de periode 8 maart 2023 tot maart 2024 voor het realiseren van de aansluitingen. Voor zover het transformatorstation benodigd zou zijn voor de aansluitingen, merkt de ACM op dat de vertraging bij de realisatie door de zoektocht naar aannemers of problemen met capaciteit bij aannemers aan Liander kan worden toegerekend. De netbeheerder is immers primair verantwoordelijk voor de uitvoering van zijn wettelijke kerntaken, zoals de realisatie van aansluitingen. […] Personeel(stekort) is daarbij een omstandigheid die binnen de invloedssfeer van de netbeheerder ligt. […]
94. De in het onderhavige geval gerealiseerde termijn van 66 weken met betrekking tot de acht aansluitingen aan de Jacobus van der Waeyenstraat te Koudum is langer dan het vertrekpunt van 18 weken tot 22 weken. De opgelopen vertraging als gevolg van het probleem met aannemers en personeelstekort ligt binnen de invloedssfeer van Liander. Wanneer de ACM rekening houdt of zou houden met de realisatie van het nieuwe transformatorstation en de overige aangevoerde omstandigheden van het geval, wordt op geen manier de aansluittermijn van 66 weken gerechtvaardigd. Voor zover Liander zich beroept op het tekort aan transportcapaciteit merkt de ACM bovendien op dat Liander heeft nagelaten om aan te tonen dat er sprake van congestie conform artikel 9.6, derde lid, van de Netcode. Zelfs als de ACM artikel 8.11 van de Netcode in ogenschouw zou nemen, dan is de maximale termijn bij transportschaarste 52 weken. Ook die termijn wordt ruimschoots overschreden met een aansluittermijn van 66 weken.
95. De ACM acht de door Liander aangevoerde omstandigheden niet afdoende om een realisatietermijn van 66 weken te rechtvaardigen. De ACM is van mening dat Liander onvoldoende heeft aangetoond waarom de werkzaamheden, zeker nadat de locatie van het transformatorstation vast stond, een dermate lange realisatietermijn rechtvaardigen.
96. Gezien alle relevante omstandigheden van het geval beschouwt de ACM in dit geval de gerealiseerde aansluittermijn van 66 weken als onredelijk. Hiermee heeft Liander in strijd met artikel 23, vierde lid van de E-wet gehandeld.

7.Dictum

De Autoriteit Consument en Markt:
a. verklaart de klacht van Stichting WoonFriesland tegen Liander N.V. gegrond;
b. stelt vast dat Liander N.V. in strijd met artikel 23, vierde lid, van de E-wet heeft gehandeld.
3.24.
Op 12 juni 2024 heeft Liander beroep ingesteld tegen het geschilbesluit bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Op 9 september 2024 heeft Liander de gronden van haar beroep ingediend. Ook WoonFriesland heeft tegen het geschilbesluit beroep ingesteld. Ten tijde van de mondelinge behandeling in de onderhavige civiele procedure was nog niet duidelijk hoelang die beroepsprocedure zal duren.

4.Het geschil

4.1.
WoonFriesland vordert dat de rechtbank Liander veroordeelt om aan haar € 41.616,- te betalen als vergoeding van misgelopen huur. Verder maakt WoonFriesland aanspraak op
betaling van € 18.937,03 als vergoeding van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met rente en proceskosten.
4.2.
WoonFriesland legt het volgende aan deze vordering ten grondslag.
Zij heeft Liander bij overeenkomsten van 22 december 2022 (verder in enkelvoud: de overeenkomst) opdracht gegeven om (onder meer) acht nieuw te bouwen gasloze en energiearme sociale huurwoningen aan de Jacobus van der Waeyenstraat te Koudum aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Liander heeft de woningen aangesloten op 26 maart 2024.
Liander heeft de woningen dus niet aangesloten binnen de wettelijke aansluittermijn van 18 weken zoals die termijn in artikel 23 lid 4 E-wet stond ten tijde van de overeenkomst. Die termijn geldt volgens WoonFriesland onverkort en is een fatale termijn, ook al is op grond van Unierecht de ACM en niet de wetgever degene die de redelijke aansluittermijn moet invullen. In elk geval heeft Liander niet voor aansluiting gezorgd binnen de duur die de ACM heeft vastgesteld in het geschilbesluit, namelijk tussen 18 en 22 weken. De tijd die tussen de overeenkomst van 22 december 2022 en de aansluiting op 26 maart 2024 is verstreken, is onredelijk lang, aldus WoonFriesland.
Liander heeft de noodzaak tot netverzwaring volgens WoonFriesland niet aangetoond, zodat uitgangspunt is dat er voldoende transportcapaciteit voor de nieuwbouwwoningen was. De netuitbreiding was dus een keuze van Liander, zodat de daarmee gemoeide tijd niet redelijk is.
Volgens WoonFriesland zijn de zoektocht naar een locatie voor het transformatorstation, capaciteitsproblemen (waaronder personeelstekorten) en de gebrekkige bodemkwaliteit geen omstandigheden die de lange duur rechtvaardigen.
Zolang de woningen niet waren aangesloten, kon WoonFriesland deze niet verhuren. Daardoor is WoonFriesland inkomsten misgelopen, als gevolg waarvan zij schade lijdt. WoonFriesland spreekt Liander aan tot vergoeding daarvan op de grond dat zij deze schade heeft geleden doordat Liander is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van 22 december 2022 dan wel onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Daarnaast maakt WoonFriesland aanspraak op vergoeding van de (juridische) kosten die zij heeft gemaakt in het kader van de ACM-geschilprocedure en vanwege het aangespannen kort geding.
4.3.
Liander voert verweer. Liander verzoekt de vordering van WoonFriesland af te wijzen en WoonFriesland te veroordelen in de proceskosten met rente.
4.4.
Ter onderbouwing van haar verweer voert Liander het volgende aan.
Liander is niet tekortgeschoten in de nakoming. Zij heeft niet verwijtbaar lang gedaan over de oplevering van de gevraagde aansluitingen. Onrechtmatige daad kan niet dienen als grondslag voor de vordering.
Volgens Liander is de 18-wekentermijn in strijd met de Elektriciteitsrichtlijn. Deze termijn moet buiten toepassing blijven op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW danwel op grond van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het geschilbesluit kent onder meer motiveringsgebreken en is niet zorgvuldig genomen, redenen waarom de door de ACM vastgestelde termijn niet juist is, aldus Liander.
Liander voert aan dat verzwaring van het elektriciteitsnet nodig was voordat de nieuwbouwwoningen konden worden aangesloten. De verzwaring bestond uit een nieuw te plaatsen transformatorstation, terwijl ook een nieuw LS-net moest worden aangelegd.
Door verschillende omstandigheden konden de werkzaamheden rondom de verzwaring pas worden afgerond in week 12 van 2024. Het gaat om de zoektocht naar een locatie voor het transformatorstation, om capaciteitsproblemen (waaronder personeelsgebrek) en om gebrekkige bodemkwaliteit. Het betreft omstandigheden die vallen onder “maakbaarheidsproblematiek” en omstandigheden waarop Liander geen invloed kon uitoefenen. Toen de netverzwaring was afgerond en daarmee capaciteit aanwezig was voor het transport, heeft Liander vervolgens de aansluitingen binnen een week gerealiseerd. De tijd die was gemoeid met de netuitbreiding mag volgens Liander niet worden meegeteld voor de tijd die nodig was voor het opleveren van de aansluitingen. Het gaat namelijk om twee verschillende wettelijke taken, neergelegd in artikel 16 lid 1 sub c E-wet respectievelijk artikel 16 lid 1 sub e E-wet.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank zal hierna eerst de grondslag van de vordering beoordelen. Daarna volgen overwegingen met betrekking tot de wettelijke taken van de netbeheerder en de 18-wekentermijn. Vervolgens zal de rechtbank vaststellen of Liander de woningen binnen redelijke termijn heeft aangesloten op het elektriciteitsnet. In dat verband is van belang of het nodig was dat Liander overging tot netverzwaring, gevolgd door beoordeling van de vertraging die is ontstaan door de zoektocht naar een locatie voor het transformatorstation, door capaciteitsproblemen, de bodemkwaliteit en grondwatersituatie.
Grondslag vordering: wanprestatie en/of onrechtmatige daad
5.2.
WoonFriesland baseert haar vordering op zowel wanprestatie (artikel 6:74 BW) als onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). Het niet tijdig aansluiten is in strijd met de wettelijke verplichting die voor Liander voortvloeit uit artikel 23 lid 4 E-wet en levert daarom een onrechtmatige daad op die Liander kan worden toegerekend, aldus WoonFriesland. Volgens Liander moet de vordering voor zover deze is gebaseerd op een onrechtmatige daad, buiten beschouwing worden gelaten.
5.3.
De rechtbank overweegt dat een gedraging naast wanprestatie ook een onrechtmatige daad kan opleveren. Volgens vaste rechtspraak [1] is dit jegens de contractuele wederpartij slechts het geval als de gedraging onafhankelijk van de schending van de verbintenis is aan te merken als een onrechtmatige daad. Beslissend voor exclusiviteit van de vordering uit wanprestatie is dus of de norm die is geschonden uitsluitend een door het contract geschapen norm is en niet tevens een algemene zorgvuldigheidsnorm.
5.4.
De rechtbank oordeelt dat uit de overeenkomst om de betreffende woningen aan te sluiten, voor Liander reeds de verbintenis voortvloeit om daarbij de wettelijke termijn in acht te nemen. Het gaat dus om uitsluitend een door het contract geschapen norm. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering van WoonFriesland niet toewijsbaar is op de grondslag onrechtmatige daad. Bij de verdere beoordeling zal de rechtbank dan ook uitgaan van wanprestatie als grondslag voor de vordering.
De wettelijke taken van een netbeheerder – juridisch kader
5.5.
De taken van een netbeheerder, in dit geval Liander, zijn limitatief vastgelegd in artikel 16 lid 1 E-wet. Voor zover hier van belang houdt dit artikellid in:
De netbeheerder heeft in het kader van het beheer van de netten in het voor hem krachtens artikel 36 of 37 vastgestelde gebied tot taak:
a. de door hem beheerde netten in werking te hebben en te onderhouden;
b. de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en van het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen;
c. de netten aan te leggen, te herstellen, te vernieuwen of uit te breiden, waarbij in overweging worden genomen maatregelen op het gebied van duurzame elektriciteit, energiebesparing en vraagsturing of decentrale elektriciteitsproductie waardoor de noodzaak van vervanging of vergroting van de productiecapaciteit ondervangen kan worden;
(…)
e. op de grondslag van artikel 23 derden te voorzien van een aansluiting op de netten;
f. op de grondslag van artikel 24 ten behoeve van derden transport van elektriciteit uit te voeren;
(…)
5.5.1.
Op grond van artikel 23 lid 1 E-wet is de netbeheerder verplicht degene die daarom verzoekt te voorzien van een
aansluitingop het door hem beheerde net. Lid 4, eerste zin, van dit artikel houdt in: “Een aansluiting wordt door de netbeheerder gerealiseerd binnen een redelijke termijn.”. Tot 22 februari 2025 bepaalde lid 4 van dit artikel verder (voor zover hier van belang) dat die redelijke termijn in ieder geval is verstreken wanneer de gevraagde aansluiting (voor kleinverbruikers) niet is gerealiseerd binnen 18 weken nadat het verzoek om aansluiting is ingediend.
5.5.2.
Op grond van artikel 24 (lid 1 en 2) E-wet is de netbeheerder verplicht aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net
transportvan elektriciteit uit te voeren. Die verplichting geldt niet voor zover de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft; de weigering om transport uit te voeren is met redenen omkleed.
5.6.
De E-wet verbindt dus wel een termijn aan de verplichting tot aansluiting, maar niet aan de verplichting om transport uit te voeren. Volgens vaste rechtspraak van het CBb zijn de aansluittaak en de transporttaak verschillende van elkaar losstaande taken van de netbeheerder. [2] De ACM hanteert het uitgangspunt dat de aansluittermijn niet is bedoeld als prikkel om transportproblemen op te lossen. [3]
5.7.
De aansluit- en transportplicht van Liander moeten ook worden onderscheiden van de wettelijke taak van de netbeheerder om zorg te dragen voor (onder meer) netuitbreiding in de zin van artikel 16 lid 1 sub c E-wet. Voor deze taak geldt evenmin een vaste termijn. De ACM houdt toezicht op netuitbreiding door netbeheerders. Individuele aanvragers kunnen netbeheerders dan ook niet aanspreken op het al dan niet tijdig en correct uitvoeren van de wettelijke taak in de zin van artikel 16 lid 1 sub c E-wet.
5.8.
In de memorie van toelichting is ten aanzien van de in artikel 16 lid 1 sub a-d E-wet bedoelde taken vermeld:
“(…). Om aan deze taken te kunnen voldoen is primair vereist dat de fysieke infrastructuur, het net, in orde is. Er moet voldoende capaciteit (dat wil zeggen, voldoende leidingen van een voldoende zwaarte) aanwezig zijn om te voldoen aan de vraag naar aansluitingen op het net en transport van elektriciteit. (…)”. [4]
De 18-weken termijn
5.9.
WoonFriesland heeft niet gesteld dat partijen een termijn voor het tot stand brengen van de aansluitingen zijn overeengekomen. Dit betekent dat de wettelijke regeling het uitgangspunt is. De rechtbank overweegt als volgt over de toepasselijkheid van de 18-wekentermijn.
5.10.
In de periode waarin Liander de woningen van WoonFriesland van aansluitingen moest voorzien, stond in artikel 23 lid 4 E-wet dat de netbeheerder een aansluiting voor kleinverbruik realiseert binnen een redelijke termijn en dat deze redelijke termijn in ieder geval is verstreken wanneer de gevraagde aansluiting niet is gerealiseerd binnen 18 weken nadat het verzoek om een aansluiting bij de netbeheerder is ingediend.
Na de dagvaarding en voor de mondelinge behandeling is artikel 23 lid 4 E-wet door een wetswijziging veranderd. Sinds 22 februari 2025 staat de 18-wekentermijn daar niet meer in, zoals bij de mondelinge behandeling ook aan de orde is geweest.
Deze 18-wekentermijn is uit de wet gehaald zonder overgangsregeling. Dat wil echter niet zeggen dat de nieuwe wettelijke bepaling terugwerkende kracht heeft. Op de genoemde periode is daarom de E-wet van toepassing zoals die toen luidde, dat is dus met de 18-wekentermijn.
Als de rechtbank naar artikel 23 lid 4 E-wet verwijst, doelt zij dus op de wettekst zoals deze luidde voor de wetswijziging
5.11.
Uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) volgt dat het in strijd is met de Elektriciteitsrichtlijn (EU) 2009/72 en de nieuwe Elektriciteitsrichtlijn (EU) 2019/944 om een termijn als deze 18-wekentermijn op te nemen in de wet. [5] De bevoegdheid om voorwaarden met betrekking tot de aansluiting vast te stellen, berust namelijk bij de ACM als nationale regulerende instantie en niet bij de formele wetgever. Het is naar het oordeel van de rechtbank echter niet mogelijk om de wetsbepaling waarin deze termijn niettemin is opgenomen, uit te leggen conform deze Richtlijnen en deze Richtlijnen hebben ook geen rechtstreekse werking. [6]
5.12.
Partijen zijn verdeeld over de vraag wat het voorgaande betekent voor de beoordeling van hun geschil.
Liander voert met een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW aan dat de 18-wekentermijn buiten toepassing moet worden gelaten. Toepassing van een met Unierecht strijdige nationale wetsbepaling in een privaatrechtelijk geschil is namelijk naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus Liander. Ter onderbouwing verwijst Liander naar uitlatingen van de minister voor Klimaat en Energie en overwegingen van de ACM en legt Liander een legal opinion van mr. A.S. Hartkamp over.
WoonFriesland brengt daar onder verwijzing naar rechtspraak (ECLI:NL:HR:2018:729) tegen in dat artikel 23 lid 4 Elektriciteitswet een wet in formele zin is, die in beginsel niet kan worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen en ongeschreven recht. Er is geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden, zodat de rechter niet de bevoegdheid heeft om de 18-wekentermijn buiten toepassing te laten, aldus WoonFriesland.
5.13.
Artikel 6:248 lid 2 BW houdt in dat een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing is voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
5.14.
De 18-wekentermijn zoals opgenomen in artikel 23 E-wet betreft wetgeving in formele zin. In verband met het grondwettelijk toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet kan de rechter een dergelijke bepaling alleen toetsen aan eenieder verbindende bepalingen van internationaal recht zoals bedoeld in artikel 93 en 94 Grondwet.
De Elektriciteitsrichtlijnen (EU) 2009/72 en (EU) 2019/944 vallen daar nu juist niet onder (zie r.o. 5.11).
5.15.
Toepassing van vaste rechtspraak van de Hoge Raad [7] leidt de rechtbank tot de conclusie dat toetsing van de 18-wekentermijn aan algemene rechtsbeginselen en (ander) ongeschreven recht op grond van het grondwettelijke toetsingsverbod in beginsel is uitgesloten. Dat geldt ook indien die toetsing plaatsvindt in de sleutel van de redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding van partijen bij onder meer een overeenkomst beheersen (art. 6:2 en 6:248 BW).
Slechts indien sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever, kan aanleiding bestaan om tot een andere uitkomst te komen dan waartoe toepassing van de wettelijke bepaling leidt. Dat is het geval indien die niet-verdisconteerde bijzondere omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven.
5.16.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van bijzondere omstandigheden die niet (of niet ten volle) zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever. De 18-wekentermijn is in 2004 bij amendement aan de E-wet toegevoegd. Pas later, vanaf 2009, volgt uit Europese Richtlijnen [8] en arresten van het HvJ EU [9] dat niet de formele wetgever maar de nationaal regulerende instanties bevoegd zijn om voorwaarden voor de aansluiting vast te leggen, waaronder de termijnen voor aansluiting. In Nederland is de ACM die nationaal regulerende instantie. De uiterste termijn voor omzetting van Elektriciteitsrichtlijn (EU) 2009/72 in het nationale recht verstreek op 3 maart 2011 en voor Elektriciteitsrichtlijn (EU) 2019/944 op 31 december 2020. De wetgever heeft de termijn per 22 februari 2025 uit de wet gehaald. Na 2004 is dus het inzicht in de bevoegdheid tot vaststelling van de aansluitvoorwaarden, waaronder de aansluittermijn, fundamenteel veranderd en ook gewijzigd in regel- en wetgeving. De wetgever heeft dit dus in 2004 niet kunnen verdisconteren bij het opnemen van de 18-wekentermijn in artikel 23 lid 4 E-wet.
5.17.
Deze niet-verdisconteerde bijzondere omstandigheden leiden de rechtbank verder tot het oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om Liander in de genoemde periode te houden aan de in strijd met Europese Richtlijnen in de wet opgenomen 18-wekentermijn (artikel 6:248 lid 2 BW). De minister voor Klimaat en Energie heeft namelijk in februari 2022 op Kamervragen geantwoord [10] dat het belangrijkste gevolg van het arrest van het HvJ EU van 2 september 2021 is
“dat de wetgever de termijn voor het realiseren van een aansluiting niet wettelijk mag voorschrijven, maar dat de ACM die moet vaststellen of goedkeuren.”. Ook de ACM zelf neemt als uitgangspunt dat zij zich als gevolg van de uitspraken van het HvJ EU voor de invulling van de termijn niet meer kan baseren op de in artikel 23, vierde lid, van de E-wet genoemde termijn van 18 weken voor aansluitingen kleiner dan 10 MVA. [11] Kortom: de 18-wekentermijn had in de hier relevante periode niet meer in de wet mogen staan en werd door de minister en de ACM op juridische gronden als niet-toepasbaar gezien, terwijl het tot 22 februari 2025 heeft geduurd voordat de termijn uit de wet werd gehaald. Het desondanks vasthouden aan uitsluitend de letter van deze wettekst als grondslag voor de vordering tot schadevergoeding, valt naar het oordeel van de rechtbank niet te billijken.
5.18.
De rechtbank laat de 18-wekentermijn, zoals deze tot 22 februari 2025 in artikel 23 lid 4 E-wet stond, daarom buiten toepassing. Dit betekent dat Liander als netbeheerder de aansluiting diende te realiseren binnen een redelijke termijn, zoals bepaald in artikel 23 lid 4, eerste zin, E-wet.
Aansluiting binnen redelijke termijn
5.19.
Als startdatum voor de redelijke termijn hanteert de rechtbank het verzoek van WoonFriesland van 22 december 2022. Uit lid 1 van artikel 23 E-wet volgt namelijk dat de aansluitverplichting ontstaat door het verzoek daartoe. Lid 4, eerste zin, van dat artikel bepaalt dat aansluiting door de netbeheerder wordt gerealiseerd binnen een redelijke termijn. Lezing van deze artikelleden in samenhang, leidt de rechtbank tot het oordeel dat de redelijke termijn voor de aansluiting begint met het verzoek daartoe.
5.20.
Bij gebreke van een contractuele termijn en bij buiten toepassing lating van de 18-wekentermijn moet beoordeeld worden of Liander in dit geval de woningen binnen redelijke termijn heeft voorzien van een aansluiting. De vraag is vervolgens of aan de redelijke termijn een (concrete) duur verbonden kan worden.
5.21.
De rechtbank zal daarbij niet (kunnen) aansluiten bij artikel 8.11 van de door de ACM op 8 juni 2023 vastgestelde Netcode met daarin aansluittermijnen die afwijken van artikel 23 lid 4 E-wet zoals die bepaling tot 22 februari 2025 luidde. Daargelaten dat de aanvraag van WoonFriesland dateert van voor de inwerkingtreding van artikel 8.11 Netcode en dat die bepaling geen terugwerkende kracht heeft, heeft het CBb bij beslissing van 17 september 2024 het besluit van de ACM vernietigd voor zover daarin die termijnen zijn opgenomen, op de grond dat de ACM deze niet zorgvuldig genoeg had vastgesteld.
De termijn die door de ACM in het geschilbesluit van 6 mei 2024 is gehanteerd, is tegen die achtergrond evenmin beslissend, daargelaten dat tegen dat besluit beroep is ingesteld bij het CBb.
5.22.
Dit betekent dat de rechtbank de vraag of Liander de woningen binnen redelijke termijn heeft aangesloten, zal beantwoorden aan de hand van de concrete omstandigheden van dit specifieke geval, zonder dat daarbij een maximum van 18 weken of een andere concrete duur geldt.
5.23.
Tot de omstandigheden van het geval die hier al dan niet de redelijke termijn bepalen, behoren de netverzwaring en vertragende factoren zoals de zoektocht naar een locatie voor het transformatorstation, de capaciteitsproblemen, de bodemkwaliteit en grondwatersituatie. De betekenis danwel relevantie van die omstandigheden is tussen partijen immers in geschil.
5.24.
De rechtbank is van oordeel dat het in beginsel aan WoonFriesland is om te stellen dat Liander de woningen niet binnen redelijke termijn van een aansluiting heeft voorzien, omdat WoonFriesland zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept (artikel 150 Rv).
5.25.
De rechtbank zal hierna eerst vaststellen of de noodzaak tot netverzwaring aanwezig was, omdat WoonFriesland ter onderbouwing van haar vordering stelt dat die noodzaak ontbrak. Als wordt vastgesteld dat netverzwaring noodzakelijk was, dan telt de tijd die nodig was om de netverzwaring te realiseren naar het oordeel van de rechtbank mee voor de vraag of de Liander de aansluitingen binnen redelijke termijn heeft gerealiseerd.
De werkzaamheden waar het hier om gaat, het plaatsen van een transformatorstation en het aanleggen van een LS-net, vallen namelijk onder werkzaamheden in de zin van artikel 16 lid 1 sub c E-wet. Krachtens die wettelijke bepaling rust op Liander de taak de netten aan te leggen, te herstellen, te vernieuwen of uit te breiden; voor die wettelijke taak geldt geen termijn. Deze wettelijke taak moet worden onderscheiden van de taak om derden van een aansluiting te voorzien, zoals opgenomen in artikel 16 lid 1 sub e E-wet.
Wordt de noodzaak tot netverzwaring vastgesteld, dan zal ook beoordeeld moeten worden of de vertraging die vervolgens bij de werkzaamheden tot netverzwaring is ontstaan, bij het bepalen van de redelijke termijn voor rekening en risico van Liander als netbeheerder komt.
5.26.
Noodzaak tot netverzwaring
5.26.1.
Volgens WoonFriesland heeft Liander niet aangetoond dat zij zonder netverzwaring geen transportcapaciteit beschikbaar had en de woningen niet kon aansluiten. De netverzwaring was dus geen noodzaak, maar een keuze van Liander. De tijd die gemoeid was met de netverzwaring is volgens WoonFriesland daarom niet redelijk. Liander moet volgens WoonFriesland bij de weigering om transportcapaciteit toe te kennen op grond van artikel 24 lid 2 E-wet de stappen doorlopen die in hoofdstuk 9 van de Netcode Elektriciteit (NCE) zijn omschreven. Liander heeft daaraan niet voldaan, aldus WoonFriesland. De GAIA-berekening is daartoe onvoldoende en ook niet geschikt omdat het niet meer is dan een kansberekening. Bovendien is volgens WoonFriesland onduidelijk of die berekening betrekking heeft op de nieuwbouwwoningen in Koudum en wanneer die berekening is gemaakt. Liander had de nieuwbouwwoningen ook kunnen aansluiten op het net dat er nog lag van de gesloopte woningen, aldus WoonFriesland.
5.26.2.
Volgens Liander zouden de nieuwbouwwoningen aanzienlijk meer elektriciteit vragen dan de oude aansluitingen. Daarop was het net niet berekend. Het net moest dus eerst worden verzwaard voordat Liander transportcapaciteit kon aanbieden en de nieuwbouwwoningen kon aansluiten. Dit was al ruim voor de aanvraag bij WoonFriesland bekend. In februari 2022 heeft Liander namelijk op verzoek van WoonFriesland onderzocht of het net voldoende capaciteit had voor nieuwe aansluitingen (netwerktoets). Het onderzoek heeft volgens Liander uitgewezen dat de woningen niet konden worden aangesloten zonder dat het net werd verzwaard met een nieuw MS/LS transformatorstation. Bovendien was het net ter plekke oud en konden nieuwe aansluitingen daarop niet veilig worden gemaakt; een nieuw LS-net moest worden aangelegd. Liander heeft WoonFriesland bericht dat het net moest worden verzwaard. In de opdrachtbevestiging heeft Liander WoonFriesland medegedeeld dat zij de door WoonFriesland opgegeven wensweek (week 26 van 2023) niet kon garanderen, vanwege een forse toename van het aantal aanvragen voor een aansluiting en een steeds groter tekort aan gekwalificeerd technisch personeel. Volgens Liander is geen sprake van transportweigering in de zin van artikel 24 lid 2 E-wet, zodat toetsing aan artikel 9.6 NCE niet aan de orde is.
5.26.3.
Ter onderbouwing van haar standpunt over de netverzwaring heeft Liander verder het volgende aangevoerd.
Liander heeft de netwerktoets uitgevoerd met behulp van een computerprogramma met de naam GAIA. Alle netbeheerders in Nederland voeren met behulp van GAIA een dergelijke toets op laagspanningsniveau uit. GAIA maakt (voor de netarchitect) inzichtelijk wat de gevolgen zijn van een wijziging op het netdeel dat wordt onderzocht. De uitkomst van een dergelijke berekening wordt gegeven in de vorm van een schematische net-tekening. Indien de capaciteit van het betreffende onderdeel (kabel, transformator) wordt overschreden, is sprake van overbelasting en dient het net te worden verzwaard. Bij de spanningshuishouding moet de laagspanning binnen een bandbreedte van 10% boven en onder 230V blijven (artikel 7.1. NCE). Anders is er sprake van onder- of overspanning; in beide gevallen moet het net worden verzwaard. Onderspanning doet zich vaak voor aan het einde van een lang tracé omdat de transformator dan niet in staat is om over de gehele lengte van dat tracé de spanning binnen de marges te houden. De netbeheerder mag niet afwijken van de NCE. Langdurige afwijking kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden.
Liander heeft de uitkomst van de GAIA-berekening op de LS-netvlakken, die worden gevoed vanuit het transformatorstation Haelepad 20, als het station waarop de nieuwe woningen zouden kunnen worden aangesloten, overgelegd. De betreffende GAIA-berekening is volgens Liander gemaakt op de situatie waarin de oude twaalf woningen zijn verwijderd en met de oplevering van slechts één nieuwe aansluiting. De overige elf voorziene aansluitingen waren bij deze berekening dus nog niet in aanmerking genomen. Deze overige aansluitingen zouden tot een nog ernstiger overschrijding hebben geleid, aldus Liander.
5.26.4.
Liander licht de door haar overgelegde afbeelding van de GAIA-berekening als volgt toe. Schematisch links is het middenspanningsnet (MS-net) weergegeven. De verticale streep is de afgaande rail van het MS-station Haelepad. Op die rail is een MS-kabel aangesloten die loopt naar een MS/LS-transformator (de twee rondjes). Vervolgens gaat de LS-kabel naar de aan te sluiten huizen. Bij de MS/LS-transformator staat een piekvermogen en een regulier vermogen. Het piekvermogen staat op 267 kVA wat gelijk staat aan 135% van het vermogen van de MS/LS-transformator (200 kVA). Dit is een overschrijding van het vermogen van de transformator. Dit leidt ertoe dat Liander niet op lange termijn de veiligheid en stabiliteit van het net kan waarborgen zoals bedoeld in artikel 16 lid 1 onder b E-wet. De bestaande MS/LS-transformator werd te zwaar belast zodat het plaatsen van een nieuw station noodzakelijk was om redenen van netintegriteit (artikel 16, lid 1 onder c E-wet), aldus nog steeds Liander.
Productie L3, conclusie van antwoord Liander
5.26.5.
De rechtbank beoordeelt de stellingen van WoonFriesland en het verweer van Liander vanuit het kader van artikel 23 lid 4 E-wet.
De vordering van WoonFriesland is immers gebaseerd op de stelling dat Liander woningen niet binnen redelijke termijn heeft
aangesloten.
Aan de vordering ligt niet ten grondslag dat Liander ten onrechte een aanvraag van WoonFriesland om
transportop grond van artikel 24 lid E-wet heeft geweigerd. Reeds om die reden gaat de rechtbank voorbij aan het bij de mondelinge behandeling door WoonFriesland ingenomen standpunt dat Liander een uit lid 2 van artikel 24 E-wet voortvloeiende en in artikel 9.6 NCE nader uitgewerkte motiveringsplicht zou hebben geschonden.
5.26.6.
WoonFriesland legt, zoals hiervoor weergegeven, aan haar vordering ten grondslag dat de netverzwaring berust op een keuze van Liander en niet op een noodzaak. Naar het oordeel van de rechtbank is het standpunt van WoonFriesland over die noodzaak echter als wisselend te typeren.
5.26.7.
De rechtbank stelt vast dat WoonFriesland (ruim) voor de aanvraag van 22 december 2022 wist van de noodzaak tot verzwaring van het net in de vorm van een te plaatsen transformatorstation en aanleg van nieuwe kabels. Dit blijkt uit de volgende feiten en omstandigheden (zie r.o. 3.5., 3.6., 3.11. en 3.13.).
Ter onderbouwing van haar stelling dat zij de uitslag van de door WoonFriesland in februari 2022 verzochte nettoets heeft teruggekoppeld, heeft Liander een e-mail van 21 maart 2022 overgelegd. In die e-mail staat dat Liander het net moet verzwaren en een station moet bijplaatsen. Deze stelling is door WoonFriesland niet betwist, zodat de rechtbank ervanuit gaat dat die terugkoppeling heeft plaatsgevonden. Verder is in de notulen van het door WoonFriesland bijgewoonde overleg dat op 13 april 2022 plaatsvond, opgenomen dat Liander “een trafo (zal) moeten stichten”; deze notulen zijn die dag ook naar WoonFriesland gemaild. Ook is van belang dat de projectleider van WoonFriesland in een door WoonFriesland zelf overgelegde e-mail van 31 mei 2023 vermeldt dat de woningen niet aangesloten kunnen worden omdat een trafo geplaatst en kabels vernieuwd moeten worden. In de sommatiebrief die WoonFriesland op 3 juli 2023 naar Liander stuurde, is nog vermeld dat de plaatsing van een transformator en de aanpassing van het hoofdtracé onderdeel van de aanleg waren en dat bij de netwerktoets van februari 2022 al duidelijk was dat het hoofdtracé moest worden aangepast.
Uit geen van deze stukken blijkt bovendien dat WoonFriesland de noodzaak tot verzwaring van het net vanaf het voorjaar van 2022 en/of in de maanden na de aanvraag om aansluiting ter discussie heeft gesteld.
5.26.8.
De rechtbank overweegt dat WoonFriesland daarna en in (de aanloop naar) deze procedure heeft aangevoerd dat er geen noodzaak tot netverzwaring was. Die stelling vormt de basis voor de vordering van WoonFriesland dat de netverzwaring een keuze was van Liander en niet werd ingegeven door noodzaak, zodat de tijd voor het realiseren van de netverzwaring volgens WoonFriesland niet redelijk is.
In de dagvaarding heeft WoonFriesland daartoe gesteld (onder verwijzing naar par. 56 en 94 geschilbesluit) dat Liander volgens de ACM niet heeft aangetoond dat sprake is van een eventueel tekort aan transportcapaciteit (congestie), ook niet met indiening van de GAIA-berekening zodat volgens WoonFriesland het uitgangspunt moet zijn dat er voldoende transportcapaciteit was voor de nieuwbouwwoningen. Bij de mondelinge behandeling heeft WoonFriesland haar stellingen over de noodzaak tot netverzwaring vervolgens uitgebreid, onder meer door uiteenlopende kanttekeningen te plaatsen bij de GAIA-berekening.
Liander heeft dit alles bestreden.
5.26.9.
Naar het oordeel van de rechtbank berust de verwijzing van WoonFriesland terzake het aantonen van een tekort aan transportcapaciteit op een onjuiste lezing van par. 94 van het geschilbesluit (zie r.o. 3.23 hiervoor), zodat de rechtbank reeds daarom aan die stelling voorbij gaat.
5.26.10.
De rechtbank is van oordeel dat WoonFriesland gelet op de uitgebreide toelichting die Liander heeft verstrekt bij de GAIA-berekening als zodanig, waaronder de gangbaarheid van die berekening en de betekenis daarvan in dit concrete geval, niet kon volstaan met de stelling bij de mondelinge behandeling dat een dergelijke kansberekening onvoldoende is om de beschikbare transportcapaciteit te onderzoeken. WoonFriesland heeft ook niet onderbouwd waarom een kansberekening als zodanig een ongeschikte onderzoeksmethode zou zijn. Voor zover WoonFriesland bij de mondelinge behandeling nog heeft betoogd dat Liander ter verificatie van de GAIA-berekening concrete metingen zou moeten uitvoeren, heeft WoonFriesland niet voldoende onderbouwd waarom dat nodig zou zijn met het oog op het verkrijgen van betrouwbare informatie over beschikbare transportcapaciteit bij een nieuwbouwproject als waar het hier om gaat.
5.26.11.
De rechtbank stelt verder vast dat de GAIA-berekening die in deze civiele procedure is overgelegd, ook in de procedure die heeft geleid tot het geschilbesluit van 6 mei 2024 onderdeel van het partijdebat was. In de dagvaarding heeft WoonFriesland de juistheid en de bruikbaarheid van de GAIA-berekening als zodanig echter niet betwist. Ook bij de mondelinge behandeling heeft Liander toegelicht dat de GAIA-berekening betrekking heeft op de woningen waar het hier om gaat, alsmede dat deze berekening is uitgevoerd in het kader van de netwerktoets in februari 2022.
De enkele mededeling van WoonFriesland bij de mondelinge behandeling dat nergens uit blijkt dat de GAIA-berekening betrekking heeft op het onderhavige project en evenmin van wanneer deze berekening dateert, acht de rechtbank onvoldoende om voorbij te gaan aan de uitgebreide toelichting van Liander bij conclusie van antwoord over deze specifieke GAIA-berekening, zoals hiervoor in r.o. 5.26.3.-5.26.4. weergegeven. De rechtbank kent daarbij betekenis toe aan het feit dat de noodzaak tot netverzwaring in de periode van voorjaar 2022 tot juli 2023 tussen partijen niet in geschil was, zoals zij hiervoor heeft vastgesteld.
De rechtbank gaat er dus vanuit dat deze berekening betrekking heeft op het onderhavige nieuwbouwproject en gebruikt is om de transportcapaciteit voor dat project te berekenen.
5.26.12.
Dit betekent dat de rechtbank oordeelt dat de GAIA-berekening als zodanig gangbaar is en in dit specifieke geval ook bruikbaar. De conclusie die uit de GAIA-berekening volgt, namelijk dat netverzwaring nodig was in de vorm van een nieuw transformatorstation en een nieuw LS-net, neemt de rechtbank daarmee tot uitgangspunt.
5.26.13.
Voor zover WoonFriesland heeft gesteld dat de nieuwbouwwoningen eerder konden worden aangesloten op het net dat er nog lag van de gesloopte woningen, volgt de rechtbank haar daarin niet. Liander heeft die stelling gemotiveerd betwist. Zo heeft Liander er onweersproken op gewezen dat de kabels van de gesloopte woningen oud waren en dat de nieuwe aansluitingen daarop niet veilig konden worden gemaakt. Ook WoonFriesland zelf ging ervan uit dat (onder meer) kabels vernieuwd moesten worden; dat volgt in elk geval uit haar e-mail van 31 mei 2023 (zie r.o. 3.11). Bovendien gaat het hier om gasloze nieuwbouwwoningen die dus volledig afhankelijk zijn van elektriciteit. WoonFriesland heeft niet weersproken dat het oude net was ingericht op historisch laag gebruik dat niet meer te vergelijken is met het huidige gebruik van elektriciteit (bijv. warmtepompen, laadpalen ect.). Tegen die achtergrond mocht van WoonFriesland verwacht worden dat zij haar stellingen nader zou onderbouwen, wat onvoldoende is gebeurd.
5.26.14.
Evenmin is er aanleiding WoonFriesland te volgen in haar stelling bij de mondelinge behandeling dat Liander “simpelweg” een langere aansluitkabel had kunnen aanleggen naar een punt in de wijk waar wel voldoende transportcapaciteit was.
Liander heeft daartegen ingebracht dat het haar uit artikel 16 E-wet voortvloeiende taak is om het net op een efficiënte manier uit te leggen, waarbij bovendien technische vereisten een rol spelen. Daarbij speelt net-architectuur een rol, in die zin dat bij het uitleggen van een net ook andere factoren een rol spelen dan de woningen waar de aanvraag betrekking op heeft. Ook is van belang dat een punt met het juiste spanningsniveau en binnen een bepaalde afstand van een transformatorstation wordt genomen, aldus Liander.
De rechtbank is van oordeel dat WoonFriesland, gelet op het betoog van Liander, onvoldoende heeft onderbouwd dat er aldus voor Liander een alternatief was om de woningen eerder van een aansluiting te voorzien.
5.26.15.
Liander heeft er verder onweersproken op gewezen dat het opleveren van aansluitingen zonder verbinding op het net in strijd komt met de geldende veiligheidsnormen (BEI-BHS en BEI-BLS). Een aansluiting op laagspanning mag namelijk alleen plaatsvinden op een netkabel die onder spanning staat. Kortom: het LS-net moet dus zijn aangelegd en op spanning staan voordat de aansluitingen kunnen worden gemaakt.
5.26.16.
De stelling van WoonFriesland bij de mondelinge behandeling, dat onbeantwoord is gebleven waarom vier andere woningen (aan de Oostenveldseweg) wel eerder konden worden aangesloten, komt de rechtbank onjuist voor. Liander heeft namelijk bij conclusie van antwoord (onder 10) al uiteengezet dat de aansluiting van die vier woningen eerder mogelijk was omdat WoonFriesland een bouwaansluiting prijsgaf.
5.26.17.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat Liander de noodzaak tot verzwaring van het net voldoende concreet en specifiek heeft onderbouwd. WoonFriesland wordt dus niet gevolgd in haar stelling dat die noodzaak ontbrak.
De fysieke infrastructuur moest eerst in orde zijn; dat was hier niet het geval. Dit heeft tot gevolg dat de werkzaamheden die voor de netverzwaring nodig waren, meetellen voor de vraag of de aansluiting binnen redelijke termijn heeft plaatsgevonden, zoals hiervoor overwogen.
Niet in geschil is dat die werkzaamheden vertraging opliepen. De rechtbank zal hierna beoordelen of de oorzaken van die vertraging voor rekening en risico van Liander komen, nu dit tussen partijen wel in geschil is. Bovendien raakt dit de kernvraag die partijen verdeeld houdt, namelijk of Liander de nieuwbouwwoningen binnen redelijke termijn heeft voorzien van een aansluiting.
5.27.
Transformatorstation, capaciteitsproblemen, bodemkwaliteit, grondwatersituatie
5.27.1.
Volgens WoonFriesland rechtvaardigt de tijd die gemoeid is geweest met de zoektocht naar een geschikte locatie voor het transformatorstation niet de lange aansluittermijn. Nadat die locatie op 8 maart 2023 was geregeld, heeft Liander volgens WoonFriesland bijna een jaar gewacht met het plaatsen van het transformatorstation. Vertragende omstandigheden, zoals capaciteitsproblemen alsmede de bodemkwaliteit en grondwatersituatie, moeten volgens WoonFriesland niet worden betrokken bij de beoordeling van de redelijkheid van de aansluittermijn. WoonFriesland heeft bovendien in oktober 2023 haar eigen grondwerkers en installatietechnische aannemers aangeboden, maar daarvan heeft Liander geen gebruik gemaakt. Liander had die assistentie volgens WoonFriesland niet mogen weigeren. WoonFriesland stelt ook dat Liander door de nettoets-aanvraag in februari 2022 al in een vroeg stadium op de hoogte was van de realisatie van de nieuwbouwwoningen, zodat Liander daarmee in haar planning rekening kon houden.
5.27.2.
Volgens Liander heeft de zoektocht naar een locatie voor het transformatorstation tijd gekost terwijl capaciteitsproblemen, de bodemkwaliteit en de grondwatersituatie voor vertraging hebben gezorgd. Deze omstandigheden moeten volgens Liander worden meegewogen bij de beoordeling van de redelijkheid van de termijn. Liander heeft naar haar zeggen steeds voortvarend gehandeld. Liander heeft haar betoog als volgt toegelicht.
Het gaat in deze zaak om een nieuwbouwproject voor 12 woningen met meerdere nutsvoorzieningen. WoonFriesland heeft daarbij gekozen voor een combi-uitvoering, omdat het project meerdere nutsvoorzieningen vereiste. Een dergelijke uitvoering heeft voordelen, maar kent als nadelen dat werkzaamheden zodanig worden gepland dat alle aansluitingen tegelijkertijd kunnen worden opgeleverd en dat gewerkt wordt met de aangewezen aannemers van de combi-groep omdat zij een eigen combi-coördinator hebben om de werkzaamheden af te stemmen. De realisatie typeert als een volgordelijk proces: diverse stappen komen noodzakelijkerwijs na elkaar. Bij een bulkaanvraag als in deze zaak, waar het gaat om meer dan 5 aansluitingen die een netuitbreiding vergen, ligt de gemiddelde aansluittermijn in Nederland tussen de 55 en 70 weken.
Er is sprake van maakbaarheidsproblematiek: netbeheerders staan voor het probleem om onder tijdsdruk de energietransitie te faciliteren met een (op Europese schaal) toenemend tekort aan mensen die het technische werk kunnen en willen doen. Toen WoonFriesland de aanvraag deed, heeft Liander meteen kenbaar gemaakt dat zij vanwege een forse toename van het aantal aanvragen en een steeds groter tekort aan gekwalificeerd technisch personeel mogelijk niet de aansluiting kon realiseren in de wensweek die WoonFriesland bij de aanvraag had opgegeven, namelijk week 26 van 2023.
In maart 2022 heeft Liander al contact opgenomen met de gemeente Súdwest-Fryslân om een locatie voor het transformatorstation te vinden. Die zoektocht, waarbij de gemeente locaties terugtrok, heeft ongeveer een jaar geduurd, tot de vijfde locatie geschikt bleek en de eigendomsoverdracht op 8 maart 2023 plaatsvond. Liander kon vanwege gemeentebeleid voor die datum echter niet beginnen met werkzaamheden.
Na de eigendomsoverdracht op 8 maart 2023 heeft Liander de vereiste tekeningen naar de combi-groep gestuurd. De drie aannemers die voor de aansluitwerkzaamheden in aanbesteding door de combi-groep waren gecontacteerd (HAK, Verkley en Baas) waren afhankelijk van het akkoord van de gemeente terzake de grond voor het transformatorstation en de planning van HAK voor dat station. De combi-aannemer HAK, die het transformatorstation zou plaatsen en aansluiten, gaf aan 20 weken nodig te hebben en niet eerder te kunnen beginnen dan in week 20 van 2023. Op 17 mei 2023 is vervolgens gebleken dat HAK niet in staat was om gelijktijdig met de werkzaamheden aan het transformatorstation, de aansluitwerkzaamheden uit te voeren. Ook de andere aannemers uit de combi-groep waren niet in staat om de woningen aan te sluiten in de wensweek van WoonFriesland, omdat zij tot over hun oren in het werk zaten. Vervolgens heeft de combi-groep onder druk van Liander besloten een aannemer van buiten de aanbesteding in te schakelen. Nadat een aannemer eind juni 2023 liet weten geen capaciteit te hebben en andere aannemers benaderd waren, bleek in juli 2023 Visser & Smit Hanab (VSH) in staat te zijn de aansluitwerkzaamheden uit te voeren.
In september 2023 heeft VSH als eerste stap in de planning een schouw ter plekke uitgevoerd, waaruit bleek dat de bodemgesteldheid extra inspanningen vergde. Om het grondwaterprobleem te verhelpen moest de geul op een andere wijze dan gebruikelijk gegraven worden (namelijk via meerdere bodemingangen), terwijl ook aanvullende graafwerkzaamheden nodig waren voor het graven van de sleuven. Vervolgens bleek in december 2023 na het slaan van peilbuizen dat de bodem- en grondwatersituatie nog slechter was dan gedacht: bronbemaling bleek nodig. Als gevolg hiervan moest de planning van de aansluitwerkzaamheden worden opgeschoven naar eind Q1 2024. Met betrekking tot de netuitbreiding heeft HAK eind Q1 2024 het transformatorstation operationeel gekregen en konden de aansluitingen een week later (week 13/2024) worden opgeleverd.
5.27.3.
De rechtbank stelt vast dat WoonFriesland niet betwist dat de zoektocht naar een locatie voor het transformatorstation bijna een jaar heeft geduurd. Dat Liander kampte met capaciteitsproblemen, waaronder personeelstekorten, is door WoonFriesland evenmin betwist. De omstandigheid dat de bodemgesteldheid en de grondwatersituatie noopten tot extra werkzaamheden is als zodanig evenmin door WoonFriesland betwist.
WoonFriesland voert met name aan dat dat het gaat om omstandigheden die in de invloedssfeer van Liander liggen, dat deze omstandigheden niet rechtvaardigen dat Liander de woningen pas in week 13 van 2024 heeft aangesloten en dat dit onredelijk laat is.
5.27.4.
De periode tot de aanvraag van 22 december 2022
De rechtbank volgt WoonFriesland niet, voor zover zij heeft bedoeld de periode vanaf februari 2022 (de nettoets) ook te betrekken bij de door haar gestelde tekortkoming. De stelling van WoonFriesland, dat Liander in haar planning rekening kon houden met de nieuwbouwplannen van WoonFriesland, zijn op dat punt namelijk te vaag; zij stelt niet wat Liander dan had moeten doen. Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank het moment van de aanvraag beslissend voor de vraag wanneer van de netbeheerder kan worden gevergd dat deze zich inspant om een aansluiting te realiseren. De redelijke termijn is op 22 december 2022 gaan lopen, zoals hiervoor overwogen, en dus niet eerder.
5.27.5.
Het transformatorstation
De tijd die is verstreken tot 8 maart 2023 (eigendomsoverdracht grond transformatorstation) mag volgens WoonFriesland wel meetellen voor de redelijke termijn; daarna heeft het plaatsen van het transformatorstation volgens WoonFriesland te lang geduurd. De rechtbank volgt WoonFriesland daarin echter niet. Liander heeft namelijk uiteengezet dat en waarom diverse andere werkzaamheden in een bepaalde volgorde moesten worden uitgevoerd, zoals graafwerkzaamheden en het uitrollen van het nieuwe LS-net, voordat het beschikbare transformatorstation daadwerkelijk kon worden geplaatst. WoonFriesland heeft dit vervolgens niet (voldoende) weersproken.
5.27.6.
Capaciteitsproblemen, waaronder personeelstekort
Op het aanvraagformulier dat WoonFriesland heeft ingevuld, is door Liander vermeld dat en waarom werkzaamheden vertraging oplopen door gebrek aan capaciteit (zie r.o. 3.9.). In de opdrachtbevestiging van 17 maart 2023 beschrijft Liander dat de wensweek van WoonFriesland niet gegarandeerd kon worden door een forse toename van het aantal aanvragen en door een steeds groter tekort aan gekwalificeerd technisch personeel (zie r.o. 3.10.).
Ook algemeen bekend is inmiddels, dat de elektriciteitsnetten de vraag naar transportcapaciteit niet aankunnen, terwijl uit de energietransitie problemen voortvloeien voor wat betreft werkvoorraden, menskracht en materialen. In het door Liander aangehaalde “Methodebesluit regionale netbeheerders elektriciteit 2022-2026” [12] heeft de ACM beschreven dat netbeheerders veel investeringen moeten doen om de overschakeling van fossiele energiebronnen naar alternatieve duurzame energiebronnen zoals zon, wind en warmte, mogelijk te maken. De behoefte aan transportcapaciteit is volgens de ACM gestegen en zal komende jaren flink toenemen door nieuwe elektriciteitsvoorzieningen.
Het CBb heeft zich recent eveneens uitgelaten over de positie van netbeheerders als het gaat om capaciteitsproblemen. In de beslissing van 17 september 2024 [13] heeft het CBb overwogen dat vaststaat dat netbeheerders nu en in de nabije toekomst voor een grote opgave staan door de energietransitie en de schaarste aan technisch geschoold personeel. Vanwege het complexe krachtenveld waarbinnen de netbeheerders moeten opereren, mag de ACM er bij grootschalige aanvragen niet zomaar vanuit gaan dat het gaat om normale fluctuaties die een netbeheerder moet kunnen opvangen of, in zijn algemeenheid, dat een netbeheerder door efficiënter te werken de termijnen wel kan halen, aldus het CBb. Bij het vaststellen van de aansluittermijnen moet de ACM volgens het CBb nader onderzoek doen naar de feiten en omstandigheden die de aansluittermijnen beïnvloeden, inclusief de onzekerheden en onvoorspelbaarheden waarmee de netbeheerders worden geconfronteerd.
De rechtbank sluit zich aan bij deze oordelen van het CBb. Dit betekent dat capaciteitsproblemen als gevolg van personeelstekorten, wat doorwerkt in de haalbaarheid planningen en waarvoor Liander WoonFriesland ook in een vroeg stadium heeft gewaarschuwd, niet voor rekening en risico komen van Liander als werkgever danwel opdrachtgever. Gelet op het door het CBb genoemde complexe krachtenveld en de geschetste onzekerheden en onvoorspelbaarheden, heeft WoonFriesland onvoldoende feiten aangedragen voor het oordeel dat de capaciteitsproblemen binnen de invloedssfeer van Liander als netbeheerder liggen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft WoonFriesland verder onvoldoende onderbouwd waarom Liander tegengeworpen mag worden dat zij niet is ingegaan op het voorstel van WoonFriesland in oktober 2023 om eigen werklui of werklui van eigen aannemers in te schakelen. Liander heeft WoonFriesland namelijk, in vervolg op uitleg in een telefoongesprek, per e-mail op 18 oktober 2023 bericht dat werkzaamheden van Liander niet zo door derden kunnen worden uitgevoerd. Door Liander is bovendien gemotiveerd uiteengezet dat werkzaamheden uit hoofde van artikel 16 E-wet exclusief aan netbeheerders zijn toebedeeld, waarbij het inschakelen van aannemers loopt via wettelijke aanbestedingsroutes, terwijl Liander gebonden is aan veiligheidsnormen. Daarbij worden voor werkzaamheden aan de transformator andere vakeisen aan personeel gesteld dan voor aansluitingen. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat WoonFriesland onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat Liander de “aangeboden assistentie” niet had mogen weigeren.
Dit betekent dat de vertraging die is ontstaan door capaciteitsproblemen, waaronder personeelstekorten, evenmin in het nadeel van Liander meeweegt bij de beoordeling of aansluiting binnen redelijke termijn heeft plaatsgevonden.
5.27.7.
De bodemkwaliteit en de grondwatersituatie
Als onvoldoende weersproken staat vast dat de bodemkwaliteit en de grondwatersituatie de werkzaamheden hebben bemoeilijkt, dat daardoor meer en andere werkzaamheden nodig waren en dat dit heeft geleid tot vertraging.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft WoonFriesland onvoldoende onderbouwd waarom de daardoor ontstane vertraging voor rekening en risico van Liander moet komen. Op de kwaliteit van de bodem en de grondwatersituatie als zodanig kan Liander immers geen invloed uitoefenen.
Voor zover WoonFriesland bij de mondelinge behandeling onder verwijzing naar passages in twee e-mails (zoals:
“wat extra effort”) bedoeld heeft te stellen dat het meeviel met de ernst van de problemen rondom de bodemkwaliteit en de grondwatersituatie, volgt de rechtbank haar daarin niet. De omstandigheid dat een medewerker van Liander in de e-mail van 24 oktober 2023 vermeldt dat
“Uit de proefsleuven is gebleken dat het klei/leem is wat extra effort vraagt bij de graafwerkzaamheden”,brengt namelijk gezien de zinsopbouw niet mee dat met “wat” bedoeld is “weinig” of “een beetje”, zoals WoonFriesland heeft betoogd. De passage
“Sleuf veel hinder hebben jullie opgevoerd. Dit moet hinder zijn.”uit de e-mail van Liander van 23 oktober 2023 aan de aannemer leidt zonder context die ontbreekt, niet tot een ander oordeel, te minder nu daarop een dag later als antwoord is gekomen:
“Wij gaan het werk uitvoeren vanuit de bestekspost veel hinder.”.
Ook de vertraging die is ontstaan door de bodemgesteldheid en de grondwatersituatie weegt dus niet in het nadeel van Liander mee bij de beoordeling of aansluiting binnen redelijke termijn heeft plaatsgevonden.
5.27.8.
De rechtbank overweegt tot slot dat Liander onweersproken heeft betoogd dat bij bulkaanvragen zoals in deze zaak, waarbij sprake is van een combi-uitvoering, werkzaamheden in een bepaalde volgorde plaatsvinden terwijl werkzaamheden van de aannemers uit de combi-groep op elkaar afgestemd worden. Dit betekent dat omstandigheden die op een bepaald onderdeel (zoals de graafwerkzaamheden) leiden tot vertraging, doorwerken bij de planning en uitvoering van werkzaamheden op een ander onderdeel (zoals de oplevering van de aansluitingen). Ook die tijd telt dan mee bij het bepalen van de redelijke termijn.
Conclusie
5.28.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat Liander gehouden was de acht woningen binnen een redelijke termijn aan te sluiten op het elektriciteitsnet en dat niet de regel geldt dat een overschrijding van de termijn van 18 weken na aanvraag in ieder geval onredelijk lang is.
5.29.
Liander heeft naar het oordeel van de rechtbank aan deze verplichting voldaan, ook al zijn 66 weken verstreken tussen de aanvraag voor een aansluiting van de nieuwbouwwoningen (danwel 39 weken tussen de wensweek van WoonFriesland) en het opleveren van die aansluitingen.
5.30.
Vaststaat namelijk dat het net verzwaard (uitgebreid) moest worden voordat Liander transportcapaciteit kon aanbieden en de nieuwbouwwoningen kon aansluiten: er moest een nieuw transformatorstation komen en de oude kabels moesten worden vervangen. Daarna heeft Liander de aansluitingen binnen een week operationeel opgeleverd. De netverzwaring kostte veel tijd door de zoektocht naar een locatie voor het transformatorstation, door personeels- en planningsproblemen, door de bodemgesteldheid en door de grondwatersituatie. Dit betreft hier omstandigheden die buiten de invloedssfeer van Liander liggen en niet voor haar rekening of risico komen. Het is dus niet onredelijk dat het tot 26 maart 2024 heeft geduurd voordat Liander de acht woningen kon aansluiten. Anders geformuleerd: de rechtbank oordeelt dat Liander de woningen binnen een redelijke termijn van een aansluiting op het elektriciteitsnet heeft voorzien.
5.31.
Dit betekent dat de vorderingen van WoonFriesland moeten worden afgewezen omdat Liander niet is tekortgeschoten.
Proceskosten
5.32.
WoonFriesland is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van Liander (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Liander worden begroot op:
- griffierecht € 2.889,00
- salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten × € 1.214 Tarief IV)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.495,00
5.33.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen van WoonFriesland af,
6.2. veroordeelt WoonFriesland in de proceskosten van € 5.495,00, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als WoonFriesland niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3. veroordeelt WoonFriesland tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025.
954 / 560

Voetnoten

1.HR 6 april 1990, NJ 1991, 689 (Van Gend & Loos/Vitesse)
2.Zie ECLI:NL:CBB:2012:BW8456 r.o. 6.2.
3.Zie ECLI:NL:CBB:2024:642 r.o. 6.4.
4.Kamerstukken II 1997-1998, 25 621, nr. 3, p. 33
5.HvJ EU 2 september 2021, ECLI:EU:C:2021:662 en HvJ EU 3 december 2020, ECLI:EU:C2020:984
6.ECLI:NL:RBGEL:2024:1076 (r.o. 4.2-4.14); ECLI:NL:GHSHE:2025:1220 (r.o. 3.45-3.50)
7.Hoge Raad 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:729
8.Artikel 37 lid 6 onder a Richtlijn (EU) 2009/72, artikel 59 lid 7 onder a Richtlijn (EU) 2019/944
9.Zie voetnoot 5
10.Handelingen TK 2021-2022, Aanhangsel 1849
11.Geschilbesluit 9 juni 2023, ACM/22/177650, r.o. 48 (Liander/Gasterij Van Balveren)
12.ACM 16 september 2021, ACM/19/035349
13.Zie ECLI:NL:CBB:2024:642 r.o. 6.3 en 6.5