ECLI:NL:RBGEL:2025:9536

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
ARN 24/8744
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor verschillende maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank Gelderland heeft op 11 november 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep ongegrond is verklaard. Eiseres had verzocht om vergoeding van opleidingskosten en certificeringskosten van een hulphond, maar de rechtbank oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland de aanvraag terecht had afgewezen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), die stelt dat de kosten voor een hulphond niet onder de Wmo 2015 vallen. Eiseres voerde aan dat de hulphond bijdraagt aan haar zelfredzaamheid en participatie, maar de rechtbank volgde de lijn van de CRvB en concludeerde dat de aanvraag voor de hulphond niet kon worden toegewezen. De rechtbank heeft ook de afwijzing van de aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor de begeleiding door de moeder van eiseres en de afwijzing van de woonvoorziening beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de begeleiding door de moeder als gebruikelijke hulp kan worden beschouwd en dat de aanvraag voor de woonvoorziening niet kon worden toegewezen omdat er geen noodzaak was aangetoond voor de gevraagde aanpassingen. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de gemachtigden van beide partijen en heeft de proceskosten niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/8744

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland, het college
(gemachtigden: mr. N. Doran, J.M. Boeltjes, A. Sessink, drs. L. Jansen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor verschillende maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen
.Eiseres krijgt daarom geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Daarbij gaat de rechtbank achtereenvolgens in op de afwijzing van de aanvraag voor het persoonsgebonden budget (pgb) voor de begeleiding van eiseres door haar moeder (rechtsoverweging 8 tot en met 8.3), de afwijzing van de woonvoorziening (rechtsoverweging 9 tot en met 9.7) en de afwijzing van de opleidingskosten en certificeringskosten van de hulphond (rechtsoverweging 10 tot en met 10.7). Aan het eind staan de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
1.3.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. De gemachtigde van eiseres heeft op 20 december 2023, namens eiseres, een aanvraag ingediend voor een aantal maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015. 2.1. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 22 januari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] (de vader van eiseres), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2003. Zij is bekend met diverse lichamelijke en psychische klachten, te weten: ADHD, Gilles de la Tourette en (kenmerken van) ASS en FNS. Vanwege deze klachten ervaart eiseres verschillende beperkingen in haar lichamelijk en psychisch functioneren. Zij woont samen met haar ouders, haar zus en de vriend van haar zus. Eiseres leeft al 2,5 jaar voornamelijk op haar slaapkamer vanwege de problemen met prikkelverwerking. Ze kan door haar aandoeningen niet naar school, kan niet werken en heeft geen dagbesteding. Eiseres rijdt twee keer per week paard. Zij heeft, vanuit de Wmo 2015, ondersteuning door Op Weg Coaching gedurende gemiddeld twee uur per week. Door het college is deze begeleiding laatstelijk verlengd tot en met 31 januari 2025 (besluit van 8 januari 2024). In de zomer van 2021 hebben haar ouders voor eiseres een hond aangeschaft ([naam hond]). Eiseres wil haar graag opleiden tot hulphond.
3.1.
Met deze hulpvraag en de hulpvraag voor een vergoeding van een kangoeroe-/mantelzorgwoning, zodat zij in een eigen ruimte bij haar ouders kan wonen, heeft eiseres zich in 2022 gemeld bij het college.
3.1.1.
Naar aanleiding van deze melding heeft het college een medisch advies aangevraagd bij Aussems en Kerkvliet. Dat advies is op 28 februari 2023 afgegeven. Uit dit medisch advies, dat is opgesteld door verzekeringsarts A.F van Diermen, blijkt – kort samengevat – dat eiseres een hoge ondersteuningsbehoefte heeft. Een assistentiehond heeft hierin uit medisch oogpunt een substantiële toegevoegde waarde. Ook blijkt uit dit advies dat de huidige woonruimte van eiseres om medische redenen niet passend is. Belemmeringen in de participatie en/of de zelfredzaamheid bestaan op diverse leefgebieden. De huidige hulp en ondersteuning wordt gerealiseerd door de ouders van eiseres. Er zijn geen andere mantelzorgers, personen uit het sociale netwerk of voorliggende algemene voorzieningen beschikbaar ter ondersteuning en verzorging van eiseres, omdat haar zorg- en ondersteuningsbehoefte hiertoe te complex is.
3.1.2.
Ook is in het kader van de melding van eiseres een adviesrapport opgesteld door Factum op 11 mei 2023. Dat rapport is gericht op het programma van eisen waaraan een woning voor eiseres moet voldoen. Daarbij is het medisch advies van Aussems en Kerkvliet van 28 februari 2023 als uitgangspunt genomen. Het rapport is opgesteld door adviseur sociaal domein R.A.H.M. de Rek.
3.1.3.
Mede op basis van de adviezen van Aussems en Kerkvliet en van Factum heeft het college op 13 oktober 2023 een onderzoeksverslag opgesteld.
3.1.4.
Naar aanleiding van dit onderzoeksverslag heeft de gemachtigde van eiseres op 20 december 2023 namens eiseres de aanvraag ingediend. Vervolgens is het college overgegaan tot afgifte van het besluit van 22 januari 2024.
3.2.
In de bezwaarprocedure tegen het besluit van 22 januari 2024 heeft de Commissie Bezwaarschriften, Kamer Samenleving (de Commissie) een ongedateerd advies uitgebracht aan het college. Daarin adviseert de Commissie onder meer om het besluit niet in stand te laten en een heroverwegingsbesluit te nemen, waarbij alle relevante aspecten worden meegenomen. Vervolgens is het college overgegaan tot afgifte van het bestreden besluit.
Wat vindt het college?
4. Het college heeft – samengevat – het volgende aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Naar aanleiding van het advies van de Commissie heeft het college nader onderzoek verricht. Uit dit onderzoek concludeert het college dat:
  • de benodigde ondersteuning voor de zelfredzaamheid van eiseres gericht moet zijn op het gebruik van de elementaire woonfuncties tijdens periodes van uitval. Uit onderzoek blijkt dat er een aantal aanpassingen is dat eiseres zelf kan uitvoeren om de woning toegankelijker te maken. Deze maatregelen worden in de meeste gevallen als algemeen gebruikelijk beschouwd en vallen daarom niet onder de vergoeding vanuit de Wmo 2015. Voor de lange termijn heeft het college willen onderzoeken of het voor eiseres mogelijk is om, met de juiste ondersteuning en begeleiding, zelfstandig te wonen. Er zijn geen gegevens bekend dat eiseres 24-uurs zorg in de nabijheid nodig heeft, zorg op afroep is voldoende. Daarnaast blijkt ook de stelling dat eiseres niet kan functioneren binnen een groep niet juist. Beschermd wonen zou daarom wellicht een geschikte optie kunnen zijn. Het is daarbij wel van belang dat er meer duidelijkheid komt over de langdurige psychische en fysieke beperkingen van eiseres. Daarom is de aanvraag voor een geschikte woonruimte terecht afgewezen;
  • in het geval van eiseres beschouwt het college de zorg die haar ouders haar verlenen als gebruikelijke hulp. Er is hulp-op-maat via de Wmo 2015 ingezet door Opweg Coaching om eiseres te ondersteunen bij het leren omgaan met en accepteren van haar beperkingen. Deze begeleiding kan ook ondersteunend zijn bij de zorgtaken van haar ouders. Dit kan mogelijk de druk op hen verlichten. Het deel van de zorg dat de moeder van eiseres als bovengebruikelijke hulp ervaart, kan gezien worden als mantelzorg, waarmee de beperkingen van eiseres in haar zelfredzaamheid of participatie worden weggenomen of verminderd. De moeder van eiseres ondervindt zelf geen medische beperkingen. Omdat het bieden van deze hulp op momenten wel als belastend wordt ervaren, heeft het college aan eiseres en haar moeder toegang verleend tot de mantelzorgregeling. Uit artikel 8.3.2, vijfde lid, onder a, van de Verordening Sociaal Domein Berkelland 2024 (de Verordening) volgt dat een persoonsgebonden budget (pgb) niet kan worden gebruikt voor het inkopen van zorg bij het sociaal netwerk wanneer aannemelijk is dat dit leidt tot overbelasting van degene die de hulp biedt. Het college is ook van mening dat zonder betaling de hulp door het sociaal netwerk nog steeds zal worden geboden in het kader van enerzijds gebruikelijke hulp en anderzijds mantelzorg.
- door het college Wmo-ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding is ingezet om eiseres te begeleiden bij het leren omgaan met haar beperkingen bij zowel geplande als ongeplande (sociale) activiteiten buitenshuis. Sinds 23 juli 2021 ontvangt eiseres begeleiding van Opweg Coaching. In het medisch advies van Aussems en Kerkvliet wordt beschreven dat deze ondersteuning onvoldoende is voor de ongeplande begeleidingsmomenten. Ook staat daarin dat een therapiehond kan helpen bij het herkennen en signaleren van stress en angst bij eiseres. Het is voor het college nog onduidelijk wat [naam hond] extra kan bijdragen wanneer hij getraind is, aangezien hij veel van de genoemde zaken in het medisch advies nu ook al kan doen. Ook blijkt uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat het college niet verplicht is om een hulphond te verstrekken. [2] Daarom mocht het college de aanvraag voor de training en certificering afwijzen.
Wat vindt eiseres?
5. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag en voert daartegen – samengevat – het volgende aan.
Het college heeft zonder deugdelijke motivering besloten om, in afwijking van het door het college ingewonnen medisch advies, de opleidingskosten van de hulphond niet te vergoeden. Op geen enkele wijze is gemotiveerd, waarom de medisch adviseur het onjuist heeft en het college het wel juist heeft. Daarnaast is het evident dat de gevraagde voorziening verstrekt dient te worden naast de al toegekende begeleiding. Het is immers juist bedoeld om eiseres in staat te stellen om zonder begeleiding buitenshuis te komen, om zo haar participatie en zelfstandigheid te vergroten. De medisch adviseur onderschrijft de noodzaak hiervan.
Het college heeft zonder concreet de zorgbehoefte in kaart te brengen, aangegeven dat alle begeleiding die de ouders bieden voor hun rekening komt. Het is evident dat het stappenplan van de CRvB niet is doorlopen en dat niet onderbouwd is waarom, mede gelet op de leeftijd van eiseres, de zorg volledig gebruikelijke zorg/ondersteuning betreft. Nota bene geeft de medisch adviseur aan dat het veelal gaat om moeilijk planbare en complexe zorg. De stelling dat de zorg hoe dan ook geboden zal worden door mensen uit het netwerk of gezin, is niet juist. Het college heeft dit verder ook niet besproken en onderzocht met de familie.
De medisch adviseur geeft aan dat op dit moment de woning niet passend is. Het had dus op de weg van het college gelegen om te onderzoeken welke aanpassingen noodzakelijk zijn en vervolgens of eiseres in aanmerking komt voor een voorziening. Het college heeft ook dit niet gedaan. Ook hier is de afwijzing weer zeer kort van aard en ook hierbij heeft het college, ondanks het advies van de medisch adviseur die duidelijk maakt hoe de woonsituatie is, niets gedaan om in kaart te brengen wat er precies gedaan moet worden en hoe dat het beste is op te lossen. Door zonder adequate motivering af te wijken van het medisch advies, kan het bestreden besluit niet in stand blijven. De ouders hebben in beroep in een persoonlijk schrijven de situatie van eiseres verder toegelicht. Daarbij hebben zij onder meer benadrukt wat [naam hond] nu voor eiseres betekent en wat zij nog meer voor haar zou kunnen betekenen nadat zij volledig is opgeleid tot hulphond.
Wat vindt de rechtbank?
Toetsingskader
6. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo
7. 2015 voortvloeit dat het college voldoende kennis moet vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. [3] Dit brengt met zich dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is (stap 1). Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 2). Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 3). Vervolgens moet het onderzoek er op gericht zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden (stap 4). Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken.
De omvang van het geding
8. De rechtbank stelt vast dat stappen 1 en 2 niet in geschil zijn. Partijen zijn het niet eens over de vraag welke ondersteuning naar aard en totale omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van eiseres (stap 3). Ook stap 4 is in geschil en in dat kader verschillen partijen van mening over de vraag of de begeleiding die de moeder van eiseres haar biedt in de vorm van een pgb vanuit de Wmo 2015 kan worden vergoed. Stap 4 is ook in geschil omdat partijen van mening verschillen of de opleidingskosten en certificeringskosten van [naam hond] tot hulphond vanuit de Wmo 2015 vergoed kunnen worden.
8.1.
De rechtbank zal hierna achtereenvolgens ingaan op de afwijzing van het aangevraagde pgb voor het bekostigen van de begeleiding door de moeder; de afwijzing van de woonvoorziening en de vergoeding van de opleidingskosten en de certificeringskosten tot hulphond van de hond [naam hond].
De begeleiding van eiseres door haar moeder in de vorm van een pgb
9. Uit de stukken en wat tijdens de zitting is besproken blijkt het volgende.
Eiseres woont nog bij haar ouders. Een groot deel van de begeleiding van eiseres wordt door haar moeder gedaan. Eiseres heeft een overzicht overgelegd, waarin de tijdsbesteding van haar moeder uitkomt op zeventien uur per week. De moeder van eiseres werkt ook en haar inkomen is nodig voor het gezin. Het werk en de begeleiding van eiseres zijn teveel voor haar moeder. Zij wil minder gaan werken om het vol te kunnen houden, maar dat kan niet omdat het gezinsinkomen dan te laag wordt. Daarom is een aanvraag gedaan om een pgb te verstrekken waaruit de begeleiding door de moeder van eiseres betaald kan worden. Als dat pgb wordt toegewezen kan zij minder gaan werken en raakt zij niet overbelast.
9.1.
De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres en haar ouders en voor de wens om door middel van een pgb een betaling te ontvangen voor de begeleiding door de moeder van eiseres, zodat zij minder kan gaan werken en niet overbelast raakt, en het gezin toch financieel kan rondkomen. Maar de rechtbank komt tot het oordeel dat dit onder de Wmo 2015 niet kan. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
9.2.
De begeleiding waarvoor eiseres een pgb heeft gevraagd wordt al door haar moeder gegeven en het college heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen reden is om aan te nemen dat de moeder van eiseres zou stoppen met het bieden van begeleiding als zij daarvoor geen betaling zou ontvangen. [4] De verstrekking van een pgb zal dus niet bijdragen aan de zelfredzaamheid van of de participatie door eiseres. Bovendien is een pgb niet bedoeld als inkomensvoorziening.
9.3.
Het college heeft, onder verwijzing naar artikel 8.3.2, vijfde lid, van de Verordening Sociaal Domein Berkelland 2024 (de Verordening), ook terecht het standpunt ingenomen dat (dreigende) overbelasting van de moeder van eiseres geen reden kan zijn om een pgb te verstrekken.
De afwijzing van de woonvoorziening
10. Uit de stukken en wat tijdens de zitting is besproken blijkt het volgende. Ten gevolge van FNS kan het voorkomen dat eiseres uitval heeft waardoor zij enige dagen of een week is aangewezen op het gebruik van een rolstoel. In verband met de diverse psychische problemen van eiseres moet de woonruimte voldoende prikkelarm zijn. In de gezinswoning heeft eiseres een kamer op de eerste verdieping. In de periode dat zij gebruik moet maken van een rolstoel is die verdieping moeilijk bereikbaar voor haar. In verband met het gebruik van een rolstoel zou een woonruimte voor eiseres aan de eisen moeten voldoen die zijn beschreven in het rapport van Factum van 11 mei 2023. Het gezin van eiseres woont in een huurwoning. Uit navraag bij de woningcorporatie blijkt dat die geen woning in het bestand heeft die aan die eisen voldoet en dat ook niet de mogelijkheid bestaat van twee geschikte woningen naast elkaar, voor eiseres respectievelijk haar ouders en andere gezinsleden. Het plaatsen van een kangoeroewoning (mantelzorgwoning) in de tuin van de huidige huurwoning is om verschillende redenen niet mogelijk. Eiseres en haar ouders hebben niet de middelen om een geschikte woning te kopen. Begeleid wonen is volgens eiseres en haar ouders geen optie.
10.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat bij deze stand van zaken de enige maatwerkvoorziening die onder de Wmo 2015 in aanmerking komt een woningaanpassing in de huidige woning van eiseres en haar ouders is.
10.2.
In het medisch advies van Aussems en Kerkvliet van 28 februari 2023 is vermeld dat voor de perioden dat eiseres rolstoelafhankelijk is, 1) een traplift nodig is, en 2) dat de geluidsisolatie van de woning voldoende moet zijn. Uit de stukken en wat tijdens de zitting is besproken blijkt dat er geen andere woningaanpassingen in aanmerking komen.
1) De traplift
10.3.
In verband met de aanvraag zijn in het voorjaar van 2023 onderzoeken uitgevoerd door Aussems en Kerkvliet en Factum en heeft het college een onderzoeksverslag opgesteld op 13 oktober 2023. In het verweerschrift van 22 augustus 2025 heeft het college gesteld dat eiseres ten tijde van die onderzoeken al een periode van negen maanden niet aangewezen was op het gebruik van een rolstoel. Eiseres heeft dat niet bestreden. Tijdens de zitting heeft de vader van eiseres het volgende naar voren gebracht. Eiseres heeft in verband met FNS nog steeds regelmatig uitval, zelfs vele malen per dag, maar dan gaat het om (heel) korte periodes van maximaal een paar minuten. Langdurige uitval waardoor een rolstoel noodzakelijk wordt, komt op dit moment niet meer voor. Uitval in verband met FNS is erg afhankelijk van spanningen. Het kan zijn dat er in de toekomst weer langere perioden van uitval komen waarbij eiseres is aangewezen op het gebruik van een rolstoel.
10.4.
De rechtbank komt tot de conclusie dat niet gebleken is dat eiseres in de periode waar het om gaat, en ook op dit moment, is aangewezen op het gebruik van een rolstoel. Een traplift is daarom niet nodig.
2) De geluidsisolatie
10.5.
Geluidsisolatie is als mogelijkheid genoemd in het medisch advies van Aussems en Kerkvliet van 28 februari 2023. Maar in de aanvraag, de gronden van bezwaar, het verslag van de hoorzitting en de gronden van beroep is nergens door eiseres het standpunt ingenomen dat in het kader van woningaanpassing geluidsisolatie moet worden toegepast.
10.6.
Tijdens de zitting heeft de vader van eiseres het volgende naar voren gebracht. Eiseres heeft vooral last van plotselinge harde geluiden, zoals een omvallend voorwerp. Een vrachtwagen die van ver komt aanrijden en waarvan het geluid steeds sterker wordt is niet echt een probleem. Eiseres heeft een noise cancelling koptelefoon, maar die kan zij vanwege overgevoeligheid voor de kappen die over de oren zitten, vaak niet gebruiken. Zij heeft ook oortjes en die werken vaak wel goed. Geluidsisolatie van de woning of van de kamer van eiseres is eigenlijk niet nodig.
9.7.
De rechtbank concludeert, gelet op het tijdens de zitting ingenomen standpunt door de vader van eiseres, dat er geen reden is om te oordelen dat het college een woningaanpassing in de vorm van geluidsisolatie als maatwerkvoorziening had moeten toekennen.
De opleidingskosten en de certificeringskosten tot hulphond
11. Het college heeft aan de afwijzing van de vergoeding van de opleidingskosten en certificeringskosten van [naam hond] tot hulphond onder meer ten grondslag gelegd dat dit niet verstrekt kan worden onder de Wmo 2025 gelet op de vaste rechtspraak van de CRvB. [5]
11.1.
Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij het niet eens is met die rechtspraak. Zij stelt dat verstrekking van de kosten van een hulphond onder de Wmo 2015 mogelijk moet zijn als dat bijdraagt aan haar zelfredzaamheid en participatie. De Wmo 2015 sluit namelijk volgens eiseres geen enkele maatwerkvoorziening uit. Dat blijkt ook uit de wetsgeschiedenis van de Wmo 2015, aldus eiseres. In de Wmo 2015 moet maatwerk geboden worden. Het vergoeden van de kosten van een hulphond blijft in dat kader mogelijk.
11.2.
Het is wettelijk bepaald [6] dat de te verzekeren zorg vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) moet voldoen aan het criterium ‘de stand van de wetenschap en praktijk’. Dit wettelijke criterium bepaalt dat de zorg in voldoende mate bewezen effectief moet zijn. Hulpmiddelenzorg valt onder de Zvw. Uit de Zvw, het Besluit zorgverzekering (Bzv) en de Regeling zorgverzekering (Rzv) volgt dat hulpmiddelenzorg onder meer de uitwendige hulpmiddelen gerelateerd aan stoornissen in de hoorfunctie, in het bewegingssysteem en in de visuele functie omvat. Hieronder vallen volgens de Rzv – op dit moment – signaalhonden, ADL-honden (assistentiehonden) en blindengeleidehonden. Alleen de kosten van deze honden komen dus, onder bepaalde voorwaarden, op grond van de Zvw voor vergoeding in aanmerking. Niet in geschil is dat de door eiseres gewenste hulphond, een psychiatrie-assistentiehond, niet valt onder de in de Rzv genoemde (type) honden.
11.3.
De CRvB heeft in zijn uitspraak van 31 mei 2023 [7] geoordeeld dat onder de Wmo 2015 onder ‘eigen kracht’ mede moet worden verstaan het aanspraak maken op voorzieningen die op grond van een andere wettelijke regeling bestaan, waaronder de Zvw. Verder heeft de CRvB in deze uitspraak geoordeeld:
“Dat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning bestaat voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft tot ondersteuning al een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Zvw, bestaat, was onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo (oud)) niet anders. De wetgever heeft op dit punt geen inhoudelijke wijziging beoogd. Dit brengt mee dat ook de rechtspraak die onder de Wmo (oud) over dit onderwerp is gevormd relevantie heeft behouden. Uit deze rechtspraak vloeit voort dat evenmin recht op maatschappelijke ondersteuning bestaat indien de specifieke regeling, zoals de Zvw, slechts in een gedeeltelijke vergoeding van de aan de orde zijnde kosten voorziet. Dit betekent dat als in de specifieke regeling een bewuste keuze is gemaakt bepaalde kosten niet te vergoeden, het college niet is gehouden hiervoor een maatwerkvoorziening te verstrekken. Dit laat overigens onverlet dat het het college wel vrij staat dit toch te doen als dat in een individuele situatie als het meest aangewezen wordt ervaren.”
De CRvB heeft daarbij verwezen naar zijn uitspraak van 22 mei 2013 [8] onder de ‘oude’ Wmo.
11.4.
In zijn uitspraak van 22 februari 2024 [9] heeft de CRvB, onder verwijzing naar de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 5 juli 2023 [10] , geconcludeerd dat een bewuste keuze is gemaakt om geen andere hulphonden te vergoeden onder de Zvw, en dat – in het verlengde van de uitspraak van 31 mei 2023 – het college in die zaak niet gehouden was om de gevraagde maatwerkvoorziening (hulphond) onder de Wmo 2015 te verlenen. In zijn uitspraak van 19 juli 2024 is de CRvB tot hetzelfde oordeel gekomen. [11]
11.5.
Gelet op de motivering van de CRvB in zijn uitspraak van 31 mei 2023, waarin de CRvB juist uitgebreid is ingegaan op de wetsgeschiedenis van de Wmo 2015 ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan de CRvB.
11.6.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat het college de aanvraag van eiseres voor vergoeding van de opleidingskosten en certificeringskosten van [naam hond] tot hulphond terecht heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzitter, en mr. J.M. Hollebrandse en
mr. F. Ernens, leden, in aanwezigheid van mr. H. Peters, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
- begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven;
(…)
- gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;
(…)
- maatschappelijke ondersteuning:
1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,
2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,
3°. bieden van beschermd wonen en opvang;
– maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,
2°. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,
3°. ten behoeve van beschermd wonen en opvang;
– mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;
(…)
- zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
Artikel 2.1.3, eerste lid
De gemeenteraad stelt bij verordening de regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen.
Artikel 2.1.3, tweede lid
In de verordening wordt in ieder geval bepaald:
a. op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt;
b. op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn;
c. welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen;
d. ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten vereist is;
e. ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn, vereist is.
Artikel 2.3.1
Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.2, vierde lid
Het college onderzoekt:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
g. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a, verschuldigd zal zijn.
Artikel 2.3.5, derde lid
Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.7, eerste lid
Indien het college heeft beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing aan een woning waarvan de cliënt niet de eigenaar is, dan wel een persoonsgebonden budget daarvoor, is het college dan wel de cliënt, bevoegd zonder toestemming van de eigenaar deze woningaanpassing aan te brengen of te doen aanbrengen.
Zorgverzekeringswet
Artikel 10
Het krachtens de zorgverzekering te verzekeren risico is de behoefte aan:
a. geneeskundige zorg, waaronder de integrale eerstelijnszorg zoals die door huisartsen en verloskundigen pleegt te geschieden;
b. mondzorg;
c. farmaceutische zorg;
d. hulpmiddelenzorg;
e. verpleging;
f. verzorging, waaronder de kraamzorg;
g. verblijf in verband met geneeskundige zorg;
h. vervoer in verband met het ontvangen van zorg of diensten als bedoeld in de onderdelen a tot en met g, dan wel in verband met een recht op zorg op grond van de Wet langdurige zorg.
Besluit zorgverzekering
Artikel 2.1, tweede lid
De inhoud en omvang van de vormen van zorg of diensten worden mede bepaald door de stand van de wetenschap en praktijk en, bij ontbreken van een zodanige maatstaf, door hetgeen in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten.
Verordening Sociaal Domein Berkelland 2024
Artikel 2.3.2, eerste lid
Vraagt de inwoner hulp die speciaal is afgestemd op de inwoner (hulp-op-maat), dan gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
a. De hulp is noodzakelijk om (één van) de doelen van de in 1.1 genoemde wetten te bereiken;
b. De inwoner heeft geen mogelijkheden om het gewenste effect op eigen kracht te bereiken. De inwoner kan dit effect ook niet op andere manieren bereiken, zoals met de inzet van hulp van huisgenoten, met mantelzorg, met hulp vanuit het sociale netwerk, met algemeen gebruikelijke voorzieningen of met behulp van andere voorzieningen of organisaties; en
c. De hulp is geschikt om het gewenste effect te bereiken en past bij de persoonlijke situatie van de inwoner.
Artikel 8.3.2, vijfde lid
De inwoner mag het pgb besteden aan hulp die wordt gegeven door een niet-professionele hulpverlener, als deze persoon voldoet aan de volgende voorwaarden. Deze persoon:
a. heeft aannemelijk gemaakt dat de hulp niet tot overbelasting leidt en dat hij kwalitatief goede hulp kan bieden, en
b. moet op verzoek van de gemeente, een ‘verklaring omtrent gedrag natuurlijke personen (VOG)’ overleggen, specifiek screeningsprofiel 45, ‘Gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’. De verklaring mag niet ouder zijn dan 3 maanden voor de datum van de aanvraag.

Voetnoten

1.Het college verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1068.
2.Het college verwijst naar de uitspraken van 22 februari 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:376) en 19 juli 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:1467).
3.Bijvoorbeeld de uitspraken van 21 maart 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:819) en 19 januari 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:137).
4.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 7 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1068.
5.Het college verwijst naar de uitspraken van de CRvB van 22 februari 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:376) en 19 juli 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:1467).
6.Artikel 2.1, tweede lid van het Bzv.
10.Kamerstukken II 2022/23, 32805, nr. 169.