ECLI:NL:RBLIM:2017:12058
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van ontslag op staande voet en ontvankelijkheid van verzoek
In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [verzoeker] en de besloten vennootschap SoyBeanCompany b.v. [verzoeker] verzocht om de vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat volgens hem nietig zou zijn. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 1 november 2017 ter griffie werd ontvangen, waarin [verzoeker] stelde dat hij ten onrechte was ontslagen. Hij was op 31 augustus 2017 telefonisch door een medewerker van SoyBeanCompany geïnformeerd dat hij zich per direct ontslagen kon beschouwen, terwijl hij op dat moment in het ziekenhuis was. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek tot vernietiging van de opzegging niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek niet binnen de wettelijke termijn van twee maanden na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst was ingediend. De arbeidsovereenkomst was volgens de kantonrechter op 31 augustus 2017 geëindigd, en het verzoek was pas op 1 november 2017 ingediend. De kantonrechter benadrukte dat de vervaltermijn absoluut is en ambtshalve moet worden toegepast. Hierdoor werd het verzoek van [verzoeker] niet inhoudelijk beoordeeld. Tevens werd [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter op € 50,00 werden vastgesteld, aangezien SoyBeanCompany niet door een professionele gemachtigde was bijgestaan.