ECLI:NL:RBLIM:2022:906

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
ROE 21/3085
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanvraag persoonsgebonden budget op basis van de Wmo 2015 met betrekking tot psychosociale beperkingen

Op 8 februari 2022 heeft de Rechtbank Limburg een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat er volgens hen geen medische noodzaak voor begeleiding bestond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat psychosociale problemen ook onder de Wmo 2015 vallen, zelfs zonder een gediagnosticeerde psychische aandoening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die onder andere lijdt aan het Ehlers-Danlos-syndroom en hoogbegaafd is, beperkingen ervaart in haar zelfredzaamheid en participatie. De rechtbank oordeelt dat het standpunt van verweerder, dat er geen psychosociale beperkingen kunnen zijn zonder gediagnosticeerde psychische klachten, niet houdbaar is. De rechtbank benadrukt dat voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 niet vereist is dat beperkingen medisch objectief vast te stellen zijn. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de specifieke ondersteuningsbehoefte van eiseres en dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid.

De rechtbank draagt verweerder op om binnen zes weken het gebrek in het besluit te herstellen en de noodzakelijke ondersteuning van eiseres nader te motiveren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3085

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, verweerder

(gemachtigde: mr. V.H.J.M. van den Heuvel).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding afgewezen.
Bij besluit van 22 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, haar ergotherapeut [naam 1] en haar begeleidster [naam 2] , allen via skype. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Eiseres heeft onder meer EDS (Ehlers-Danlos-syndroom oftewel hypermobiliteit van de gewrichten) en diverse andere aandoeningen. Eiseres is hoogbegaafd en hoog sensitief. Zij heeft een melding gedaan bij verweerder in het kader van de Wmo 2015. Eiseres heeft bij verweerder onder meer aangegeven beperkingen te ervaren op het gebied van haar administratie, bij doktersafspraken, bij communicatie met anderen, bij (het ontwikkelen van) sociale contacten, bij het zoeken naar een zinvolle daginvulling en bij het leren omgaan met haar hoogbegaafdheid en bijkomende problematiek. Zij heeft daartoe een begeleidings- en ondersteuningsplan ingediend waarin de diverse doelen zijn beschreven.
3. Naar aanleiding van de melding van eiseres is er door Heerlen Stand-By! (HSB) onderzoek gedaan. Uit het onderzoek van HSB volgt dat eiseres gebaat is bij individuele begeleiding bij:
  • Het organiseren van het dagelijks leven onder andere bij het plannen en structuur aanbrengen;
  • Het bieden van praktische ondersteuning eventueel met behulp van de juiste hulpmiddelen op verschillende leefgebieden;
  • Het onderzoek en organiseren van een zinvolle daginvulling;
  • Het organiseren en ondersteunen in het mee gaan naar afspraken of contact leggen met instanties;
  • Het in contact brengen met andere mensen en voorkomen van een sociaal isolement.
HSB biedt deze individuele begeleiding aan eiseres aan.
4. Naar aanleiding van de melding van eiseres, is er vervolgens door verweerder advies gevraagd aan de GGD. In het aan eiseres toegestuurde onderzoeksverslag is het aanbod van HSB genoemd en aangegeven dat er op basis van het medisch advies van de GGD geen noodzaak bestaat voor individuele begeleiding.
5. Eiseres heeft vervolgens aangegeven geen gebruik te willen maken van het aanbod van HSB. Eiseres heeft bij verweerder een aanvraag ingediend voor een pgb voor individuele begeleiding.
6. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een pgb voor individuele begeleiding, onder verwijzing naar het GGD advies van 1 juni 2021, afgewezen omdat er geen medische noodzaak bestaat voor het indiceren van begeleiding.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat eiseres kampt met diverse medische aandoeningen, waarbij het gaat om somatische problemen. De somatische problemen hebben, zo blijkt uit het advies van de GGD, geen invloed op het psychisch en cognitief functioneren van eiseres. De gebieden waarvoor eiseres begeleiding vraagt zijn allemaal zaken die iedereen zonder psychische of cognitieve problemen zelf moet kunnen oplossen en/of verzorgen. Een psychische of cognitieve reden is er voor eiseres niet. Verweerder verwijst in dit verband naar uitspraken [1] van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Daarnaast merkt verweerder op dat HSB eiseres wel een aanbod mag doen om ondersteuning te bieden, maar dat ze niet bevoegd zijn om namens verweerder maatwerkvoorzieningen te indiceren.
8. Eiseres voert in beroep aan dat Wmo-voorzieningen er ook zijn voor mensen met psychosociale problemen, waarvoor niet direct een onderliggende psychiatrische aandoening de oorzaak hoeft te zijn. Er hoeft geen sprake te zijn van geobjectiveerde psychische beperkingen. Eiseres heeft psychosociale problemen waarvoor begeleiding noodzakelijk is. Daarnaast voert eiseres aan dat uit het onderzoek van HSB volgt dat eiseres individuele begeleiding nodig heeft wegens de problemen die eiseres in het dagelijks leven heeft ten gevolge van de medische klachten: met andere woorden wegens psychosociale problematiek. Volgens de jurisprudentie (Rechtbank Limburg 18 mei 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:4613 en ECLI:NL:RBLIM:2018:4599) betreft HSB geen algemene, maar een maatwerkvoorziening. Dit betekent dat er aan eiseres ook een keuze voor een pgb moet worden geboden.
Juridisch kader
9. Bij de beoordeling door de rechtbank is het navolgende wettelijk kader van belang.
Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 wordt verstaan onder:
- begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven;
- participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer;
- zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden;
[…]
- maatschappelijke ondersteuning:
1° […]
2° ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving.
[…]
In artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 is bepaald dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 geeft voorschriften voor het onderzoek dat door het college dient te worden verricht naar aanleiding van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. In het vierde lid is opgesomd waarop dit onderzoek moet zijn gericht, zoals o.a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt en zijn mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid te verbeteren.
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
De beoordeling
10. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht de aanvraag van eiseres voor individuele begeleiding heeft afgewezen op de grond dat er geen medische noodzaak is voor begeleiding.
Psychosociale beperkingen?
11. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat de aanvraag voor begeleiding is afgewezen, omdat bij eiseres geen psychische diagnose is gesteld. Hoogbegaafdheid is volgens verweerder, waarbij hij verwijst naar het GGD advies, geen psychische stoornis. Psychosociale problematiek veronderstelt de aanwezigheid van psychische klachten. Nu deze niet zijn gediagnosticeerd, concludeert verweerder dat eiseres geen beperkingen ondervindt in haar zelfredzaamheid en participatie, althans dat zij in staat kan worden geacht om op eigen kracht – met gebruikmaking van de haar ter beschikking staande voorzieningen – haar beschreven beperkingen op te lossen.
12. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van verweerder, dat eiseres geen psychosociale beperkingen kan hebben nu er geen sprake is van gediagnosticeerde psychische klachten, geen stand kan houden. De rechtbank overweegt dat om in aanmerking te kunnen komen voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 niet als voorwaarde geldt dat sprake is van beperkingen die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg voortvloeien uit ziekte of gebrek [2] . Het standpunt van verweerder dat er geen diagnose is gesteld van waaruit de door eiseres aangegeven klachten en beperkingen kunnen worden verklaard, kan dan ook niet leiden tot de conclusie dat zij op grond van de Wmo 2015 niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. De verwijzingen van verweerder naar uitspraken van de CRvB [3] kunnen niet tot een ander oordeel leiden, nu deze niet zien op een vergelijkbare situatie. In de door verweerder genoemde uitspraken wordt door de cliënten gesteld dat ze psychische problemen ondervinden, maar kunnen ze dat niet onderbouwen. In deze zaak gaat het om psychosociale problemen, die naar de stelling van eiseres voortkomen uit hoogbegaafdheid en hoge sensitiviteit (in combinatie met lichamelijke beperkingen).
13. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres hoogbegaafd en hoog sensitief is. Het is naar het oordeel van de rechtbank van belang of objectief vaststaat dat eiseres beperkingen heeft in de zelfredzaamheid en participatie en niet of de onderliggende oorzaak medisch te objectiveren is. In de gedingstukken zijn objectieve aanwijzingen te vinden voor het bestaan van psychosociale klachten bij eiseres. Zowel in haar brief van 5 februari 2021 als op de zitting heeft [naam 2] , psychosociaal registertherapeut RBCZ, die eiseres begeleidt aangegeven wat voor psychosociale beperkingen mensen met hoogbegaafdheid kunnen hebben. Zij noemt onder meer concentratieproblemen, structuurproblemen, moeite met plannen, ordenen, hoofd- van bijzaken onderscheiden. Ook beschrijft [naam 2] sociale problemen. Zij merkt op dat alle hoogbegaafden hoog sensitief zijn en zich constant aanpassen wat ten koste gaat van hun welzijn. Het gaat om het aanpassen van het eigen gedrag, zodat men erbij hoort, wat veel energie kost en weinig oplevert, aldus [naam 2] . Dit zijn ook de gebieden waarop eiseres heeft aangegeven problemen te ondervinden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de psychosociale beperkingen van eiseres voldoende geobjectiveerd zijn op het gebied van structuur, planning en regie, communicatie met instanties/anderen en sociale contacten onderhouden.
Vaststellen omvang en specifieke soort begeleiding
14. Verweerder heeft nagelaten de concrete specifieke ondersteuningsbehoefte van eiseres in kaart te brengen. Aan deze vervolgstap is verweerder niet toegekomen, omdat de beoordeling is gestopt bij de conclusie dat er geen noodzaak bestond voor de begeleiding. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder alsnog een onderzoek zal moeten verrichten naar de noodzakelijke ondersteuning van eiseres. Verweerder moet nader motiveren wat de hulpvraag is van eiseres. Daarbij zal moeten worden geïnventariseerd bij welke concrete activiteiten en in welke situaties eiseres begeleiding nodig heeft en hoeveel tijd daarmee per activiteit is gemoeid. Het bestreden besluit is, zonder een nadere motivering van verweerder, onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
15. De rechtbank merkt nog op dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat het bij begeleiding op grond van de Wmo 2015 niet gaat om de overname van taken, maar om de ondersteuning erbij. Ook valt onder de begeleiding geen huishoudelijke hulp.
Conclusie
16. Zoals hiervoor is overwogen is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan uitsluitend met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
17. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder.
18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.K.M. Bohnen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 8 februari 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.