Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de Burgemeester van de gemeente Heerlen (de burgemeester)
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
De maximale hoeveelheid handelsvoorraad softdrugs die aanwezig mag zijn in de inrichting is vastgesteld op 500 gram”. In de vergunning staat weliswaar “in de inrichting”, maar naar het oordeel van de rechtbank mocht het voor eiser duidelijk zijn dat hij in de panden naast de coffeeshop ook geen drugs mocht hebben. Een inrichting kan bestaan uit meerdere gebouwen. De rechtbank is van oordeel dat uit de voorwaarde niet anders kan worden gelezen dan dat de handelsvoorraad in elk geval niet de 500 gram te boven mag gaan. Met de in de bovenwoning van de coffeeshop en in de omliggende panden van eiser aangetroffen softdrugs wordt de toegestane 500 gram handelsvoorraad ruimschoots overschreden. Eiser heeft zelf verklaard dat de softdrugs, die is aangetroffen in de omliggende panden van de coffeeshop, de externe handelsvoorraad ten behoeve van de coffeeshop was. Dat deze voorraad niet in het verkoopgedeelte van de coffeeshop aanwezig was, maar in de naastgelegen panden van eiser, maakt niet dat deze niet tot de handelsvoorraad van de coffeeshop mag worden gerekend. Het voorgaande betekent dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser de (gedoog)voorwaarde in de horeca-exploitatievergunning niet is nagekomen.
de maximale hoeveelheid handelsvoorraad softdrugs die aanwezig mag zijn in de inrichting is vastgesteld op 500 gram”. Vervolgens is in deze vergunning vermeld: “
Tot het nemen van bestuursrechtelijke maatregelen wordt overgegaan indien voorschriften van deze vergunning en/of de gedoogvoorwaarden wordt c.q worden overtreden”. In de horeca-exploitatie is dus duidelijk omschreven dat de handelsvoorraad maar 500 gram mag zijn en dat anders bestuurlijke maatregelen volgen. De overschrijding van de handelsvoorraad is in eisers geval zo fors geweest dat hij had kunnen weten dat hij niet voldoet aan de voorwaarde dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn en dat zijn gedragingen tot de intrekking van zijn horeca-exploitatievergunning kon leiden, zeker nu de verkoop van softdrugs slechts onder strikte voorwaarden wordt gedoogd. De handelsvoorraad is juist gesteld op maximaal 500 gram om het risico op een overval te voorkomen. De burgemeester heeft terecht gesteld dat door een aanzienlijke overschrijding van deze handelsvoorraad eiser de coffeeshop heeft geëxploiteerd op een wijze die gevaar oplevert voor de veiligheid en openbare orde van de woonwijk, waarin de coffeeshop is gevestigd. Gebleken is verder dat er maar weinig tijd zit tussen de gedragingen van eiser en het bestreden besluit. De burgemeester heeft in redelijkheid de inschatting kunnen maken dat – gelet op de ernst en de aard van de gedragingen in relatie tot het tijdsverloop – er nog steeds sprake is van het gevaar dat eiser opnieuw de mist in gaat met het voorhanden hebben van een grotere handelsvoorraad en mishandeling. Deze gedragingen zeggen daarom nog steeds iets over de betrouwbaarheid van eiser om zijn coffeeshop te exploiteren. De rechtbank acht het bestreden besluit dan ook niet onevenredig.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 178,00 aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.518,00 aan proceskosten aan eiser.