5.9.[naam 9] woont aan de [adres 2] in [woonplaats 2] . De afstand tussen [adres 2] en het vergunde zonnepark is ongeveer 8,9 km en hij heeft vanuit zijn woning of tuin geen zicht op het plangebied. Evenmin is gebleken dat het zonnepark andere gevolgen heeft voor zijn woon- of werkomgeving. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [naam 9] geen gevolgen van enige betekenis ondervindt van het zonnepark en derhalve geen belanghebbende is. De rechtbank zal het beroep van [naam 9] niet-ontvankelijk verklaren.
6. De rechtbank beoordeelt vervolgens de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres 1 en 2.
7. De rechtbank verklaart de beroepen van eiseres 1 en 2 ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en de betrokken belangen moet afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Zonneladder, goede ruimtelijke ordening?
9. Eiseres 2 voert in beroep aan dat voorrang gegeven moet worden aan andere locaties voor zonnepanelen dan landbouwgrond. Het zonneveld zal de naleving van de zonneladder in de weg staan, omdat er een tekort op de netcapaciteit is waar de grotere daken - die boven landbouwgrond in de ladder staan - van afhankelijk zijn. Volgens eiseres 1 heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt of onderbouwd dat de aanleg van een zonnepark op de voor natuur bestemde locatie noodzakelijk zal zijn om in de behoefte aan duurzame energie te kunnen voldoen. In dit verband verwijst zij naar de Limburgse Energie- en Klimaat Transitie Aanpak (LEKTA) van de provincie Limburg waarin de voorkeursvolgorde voor de locaties van zonneweiden wordt omschreven. Verweerder heeft niet verklaard waarom in afwijking van de in de LEKTA opgenomen voorkeursvolgorde voor zonneparken het noodzakelijk is om omgevingsvergunning te verlenen voor de aanleg van een zonnepark in een gebied dat volgens de voorkeursvolgorde het minst geschikt is. Evenmin heeft verweerder inzichtelijk gemaakt en concreet onderbouwd dat binnen de gemeente Nederweert of de omgeving daarvan geen locaties voor zonneparken kunnen worden aangewezen die op grond van hun bestemming en gelet op de voorkeursvolgorde beter geschikt zijn. Dit betekent volgens eiseres 1 dat het aanleggen van het zonnepark in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Dit geldt temeer omdat de Regionale Energie Strategie (RES) voor Noord- en Midden Limburg, bedoeld om een integrale afweging te maken ten aanzien van de energieopgave en locatiekeuzes, nog niet is vastgesteld.
10. Verweerder stelt in het bestreden besluit dat de voorkeursvolgorde wat betreft locaties voor energieopwekking van de provincie is: eerst in bebouwd gebied, daarna nabij infrastructuur en agrarisch gebied en als laatste in waardevolle landschappen en natuurgebieden. In lijn met de landelijke voorkeursvolgorde houdt ook de Limburgse zonneladder geen volgtijdelijkheid in. Dit betekent dat niet eerst alle daken vol hoeven te liggen met zonnepanelen voordat een andere trede kan worden benut. Bij deze voorkeursvolgorde is een zorgvuldige afweging belangrijk. Het gaat dan vooral om een goede ruimtelijke afweging en landschappelijke inpassing, lokaal draagvlak, het doorlopen van zorgvuldige procedures en het combineren van meerdere doelen. Deze punten zijn allemaal meegenomen in de procedure en onderdeel van de proeftuin. Bekend is dat als alle daken worden voorzien van zonnepanelen en binnen de gemeente windturbines worden gerealiseerd, niet genoeg elektriciteit wordt geproduceerd om de doestelling energie neutrale duurzame energie in 2035 te halen. Derhalve stelt verweerder ook de mogelijkheden tot andere initiatieven van energieopwekking te moeten onderzoeken. Het realiseren van een zonneweide is één van die mogelijkheden. Het opstarten van een proefproject binnen bestaand stedelijk gebied met een dergelijke omvang, zoals de locatie van deze zonneweide, is op dit moment niet voorhanden. De zonneweide is verder vlakbij een infrastructuur gelegen, de Noordervaart lig direct ten noorden van de projectlocatie. Verweerder stelt verder in het bestreden besluit dat voor de opgewekte elektriciteit een nieuwe hoofdkabel naar het verdeelstation wordt aangelegd. Er is afstemming met de netbeheerder over de beschikbare capaciteit op het net/verdeelstation en de benodigde toestemmingen. In het aanvullend verweerschrift stelt verweerder dat de aansluiting van het zonnepark wordt geregeld door cable pooling met windpark Ospeldijk. Enexis heeft hiervoor toestemming gegeven. Vergunninghouder heeft onweersproken gesteld dat er een 380 kV hoogspannings-verbinding loopt direct bij de locatie van het zonnepark. In het verweerschrift stelt verweerder dat voor energieneutraliteit volgens het energiedashboard provincie Limburg 18 windmolens en 299 hectare zon op land nodig zijn. De gemeente zet ook in op het benutten van daken, echter in Nederweert is ‘maar’ 53 hectare geschikt dakvlak aanwezig. Dit is dus onvoldoende om de ambitie te realiseren. Derhalve zullen ook de mogelijkheden tot andere initiatieven van energieopwekking onderzocht moeten worden. Het realiseren van de onderhavige zonneweide is één van die mogelijkheden.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van deze argumenten voldoende de behoefte aan het zonnepark op deze locatie heeft gemotiveerd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder bij het mogelijk maken van het zonnepark onvoldoende rekening heeft gehouden met de Limburgse zonneladder, als bedoeld in de Omgevingsvisie. Ook is in de ruimtelijke onderbouwing, waar in het bestreden besluit naar wordt verwezen ter onderbouwing dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening, weergegeven dat het initiatief aansluit bij de mogelijkheden binnen het provinciaal beleid ten aanzien van duurzame elektriciteitsopwekking. De rechtbank stelt vervolgens vast dat niet betwist is dat als alle daken binnen de gemeente Nederweert worden voorzien van zonnepanelen en binnen de gemeente windturbines worden gerealiseerd, niet genoeg elektriciteit wordt geproduceerd om de doestelling energie neutrale duurzame energie in 2035 te halen. Voorts is in vergunningvoorschrift 11 opgenomen dat de zonnepanelen en de bijbehorende voorzieningen na de exploitatieperiode van 25 jaar volledig verwijderd worden, waarna de landbouwfunctie van de percelen weer wordt hersteld en de landschappelijke inpassing behouden blijft. Tevens hebben gedeputeerde staten van Limburg verweerder op 29 oktober 2020 laten weten de omgevingsvergunning beoordeeld te hebben op de provinciale belangen en geen aanleiding te zien hieromtrent een zienswijze in te dienen. Ook heeft de gemeenteraad op 8 juni de lokale RES 1.0 vastgesteld, waarin medewerking wordt verleend voor het zonnepark. De rechtbank ziet in wat is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerder in strijd met de Limburgse zonneladder heeft gehandeld, noch onvoldoende heeft gemotiveerd waarom ervoor is gekozen om het zonnepark toe te staan op landbouwgronden.Dat het plan niet wordt gefinancierd door / niet ten goede komt aan omwonden, zoals eiseres 2 heeft gesteld, is in dit verband niet van (wezenlijk) belang. De betogen slagen niet.
Geluid en externe veiligheid
12. Volgens eiseres 2 heeft verweerder zich er niet van vergewist dat het plaatsen van zonnevelden in de directe omgeving van windturbines een versterking van (schadelijk) geluid veroorzaakt, alsmede dat mogelijk schadelijke gevolgen zullen ontstaan bij een calamiteit zoals een brand. Gelet hierop is het voor verweerder niet verantwoord om het zonnepark te vergunnen.
13. In het bestreden besluit stelt verweerder dat de omvormers en de transformator in het midden van het perceel worden geplaatst. Gezien de totale breedte van 255 meter wordt in alle gevallen aan de richtafstand van 30 meter voor omvormers en een transformator met een totaal vermogen van 3,5 MW voldaan. De dichtstbijzijnde woning is gelegen op een afstand van circa 92 meter van de perceelsgrens. Wat betreft de externe veiligheid stelt verweerder dat in de directe omgeving geen buisleidingen dan wel inrichtingen liggen waar een veiligheidsrisico vanuit gaat. Aan de overzijde van de Noordervaart ligt de N275 waar transporten met gevaarlijke goederen plaatsvinden. In het verweerschrift is opgenomen dat bij de beoordeling van de aanvraag uitvoering overleg is gevoerd met de veiligheidsregio en het plan zodanig is ontworpen dat bij een brand deze slechts over één rij kan uitbreiden. Dit is in de aanvraag middels een stralingsberekening onderbouwd. De materialen waar de panelen en de onderconstructie uit zijn opgebouwd zijn niet brandgevaarlijk. Op het terrein wordt in overleg met de brandweer een bluswatervoorziening gerealiseerd. Daarnaast is in de vorm van het nabijgelegen kanaal een secundaire bluswatervoorziening beschikbaar.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich hiermee terecht op het standpunt heeft gesteld dat het zonnepark weinig geluid zal produceren en dat aan de richtafstand wordt voldaan. Gelet hierop is geen sprake van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voldoende vergewist van de mogelijke risico’s bij een calamiteit en heeft zij kunnen concluderen dat het risico en de eventuele gevolgen bij een brand, gelet op de materialen, blusvoorzieningen en stralingsberekening, aanvaardbaar zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.
15. Het is, vanwege de vermindering van biodiversiteit en de enkelbestemming ‘Natuur’ waarbij de gronden bestemd zijn voor het behoud en versterking van de ecologische hoofdstructuur en het niet toegestaan is om een agrarisch bedrijf te vestigen, volgens eiseres 2 niet verantwoord dat verweerder deze omgevingsvergunning verleent. Doordat het zonnepark de volledige breedte van de ecologische verbindingszone beslaat worden de leefgebieden van plant en dier gesplitst en kan geen migratie meer plaatsvinden.
16. Verweerder stelt in het bestreden besluit dat uit de ‘Quickscan Flora en Fauna’ van 18 december 2018 en ‘Memo resultaten Inspectie bomen en bosschage’ van 12 februari 2020 en ‘ [naam locatie] ong. te Nederweert-Eind’ van 3 maart 2020 blijkt dat er geen nadelige effecten zijn in het kader van de soortenbescherming en de gebiedsbescherming. Bij de maaswijdte van het hekwerk wordt rekening gehouden met de toegankelijkheid voor wilde dieren zoals dassen, marters, eekhoorns, etc. Tevens worden er speciale dassendoorgangen geplaatst. Op deze manier kunnen de wilde dieren het park betreden of gebruiken als oversteek naar een andere groene zone. In het verweerschrift is opgenomen dat het zonnepark wordt omkaderd met een gemiddeld zes meter brede natuurzone en dat drie nieuwe groene corridors worden verbonden met bestaande oudere houtopstanden. Hierdoor wordt een robuuster ecologisch netwerk gecreëerd waar diverse dier- en plantsoorten baat bij hebben. Het bieden van maximaal licht aan de bodem en het slim omgaan met hemelwater zorgt ervoor dat de bodem op orde blijft en planten kunnen blijven groeien. Uit de AERIUS-berekening van 27 november 2020 blijkt dat het plan niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie in relevante Natura 2000-gebieden. Gelet op het voorgaande is verweerder van mening dat het aspect natuur geen belemmering voor het plan oplevert.
17. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met bovenstaande motivering voldoende aangetoond dat het plan geen onevenredige afbreuk doet aan de aanwezige natuurwaarden en biodiversiteit. Door het rekening houden bij de maaswijdte van het hekwerk met de toegankelijkheid voor wilde dieren, het aanleggen van speciale dassendoorgangen, het omkaderen met een gemiddeld zes meter brede natuurzone en het verbinden van drie nieuwe groene corridors met bestaande oudere houtopstanden heeft verweerder de ecologische verbindingszone in voldoende mate verzekerd en worden de verschillende leefgebieden niet van elkaar gesplitst. Ook acht de rechtbank van belang dat de gronden feitelijk al jaren lang in gebruik zijn als landbouwgronden, wat overigens in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving ‘agrarisch medegebruik’ behorende bij de bestemming ‘Natuur’. Deze beroepsgrond slaagt niet.
18. [naam 1] heeft ter zitting voor het eerst gesteld dat niet degenen die grenzen aan het plangebied zijn geraadpleegd, de gewassen gaan verbranden doordat de temperatuur als gevolg van de zonnepanelen omhoog gaat, een milieueffectrapportage gemaakt moest worden, een natuurvergunning nodig is en dat niet gekeken is naar de Habitat- en Vogelrichtlijn. Voor zover [naam 1] deze gronden namens eiseres 2 aanvoert - zijn eigen beroep is immers niet ontvankelijk - zie onder 5.8. en 5.8.1. - , zal de rechtbank die niet meenemen bij haar beoordeling van het bestreden besluit, omdat zij in strijd met de goede procesorde te laat zijn ingediend en bovendien op geen enkele wijze zijn onderbouwd.
19. Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat een beroepsgrond van eiseres 1 niet slaagt, hoeft het betoog van verweerder dat het relativiteitsvereiste aan de vernietiging van dat besluit in de weg staat geen bespreking. De rechtbank heeft zich (daarom) niet uitgesproken over de vraag of artikel 8:69a van de Awb van toepassing is.