ECLI:NL:RBLIM:2023:4005

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
9407251 EL 21-28
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van Dexia in effectenlease-overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, vorderde schadevergoeding van Dexia wegens onrechtmatig handelen. De eiser had een effectenlease-overeenkomst afgesloten via de tussenpersoon De Financiële Kamer, die geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechtbank oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de eiser als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon niet alleen de eiser als klant aanbracht, maar ook persoonlijk advies gaf zonder de benodigde vergunning. De rechtbank heeft Dexia veroordeeld tot schadevergoeding aan de eiser, bestaande uit de door de eiser betaalde inleg en restschuld, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van Dexia in reconventie werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van aanbieders van financiële producten en de gevolgen van het niet naleven van vergunningseisen door tussenpersonen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Locatie Roermond
Civiele kantonzaken
zaaknummer: 9407251 EL 21-28
vonnis van de kantonrechter van 11 mei 2023
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
eisende partij in conventie en in het incident,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces.
tegen
de besloten vennootschap
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie en in het incident,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.,
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 augustus 2021 van [eiser] ,
  • de conclusie van antwoord in conventie van Dexia, tevens houdende eis in reconventie,
  • de incidentele conclusie inzake vordering tot inzage ex artikel 843a Rv van [eiser] , tevens houdende conclusie van repliek in conventie, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie,
  • de conclusie van antwoord in het incident van Dexia, tevens houdende conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie, tevens houdende akte wijziging van eis,
  • de conclusie van dupliek in reconventie,
  • de rolmededeling van 16 juni 2022,
  • de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia,
  • de antwoordakte van [eiser] .
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorganger van) Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer]
25-04-2000
Capital Effect
240 mnd
€ 43.533,60
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
16-11-2004
- € 4.309,70
Ja
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser] op grond van de leaseovereenkomst– al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – een bedrag van € 8.706,60 aan maandtermijnen en een bedrag van € 4.309,70 aan restschuld aan Dexia betaald. [eiser] heeft van Dexia een bedrag van € 2.132,31 aan dividenden ontvangen.
2.4.
De gemachtigde van [eiser] , Leaseproces, heeft bij brief van 16 oktober 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
2.5.
[eiser] heeft door middel van een zogenaamde ‘opt-out verklaring’ aangegeven niet gebonden te willen zijn aan de door het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2007 algemeen verbindend verklaarde Duisenberg-regeling.

3.De vordering en het verweer in conventie, in reconventie en in het incident

3.1.
[eiser] vordert (samengevat), na wijziging van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident: Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen om [eiser] een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier en de ondertekende overeenkomst van de onderhavige effectenlease-overeenkomst,
- in de hoofdzaak:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of toerekenbaar is tekortgeschoten,
2. voor recht zal verklaren dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser] te vergoeden,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan Dexia heeft betaald uit hoofde van de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser] , met rente.
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat), dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten:
1. zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst met [contractnummer] , na betaling aan [eiser] van een bedrag van € 2.873,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2004, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, aan al haar verbintenissen heeft voldaan en niets meer aan [eiser] verschuldigd is,
2. [eiser] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
4. De beoordeling van de vorderingen in conventie, in reconventie en in het incident
4.1.
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenlease-overeenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 á 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser] .
4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon De Financiële Kamer. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7. De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eiser] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiser] is voor hel eerst in contact gekomen met De Financiële Kamer omdat zij telefonisch door een medewerker van De Financiële Kamer benaderd is. De medewerker vroeg of zij wellicht interesse zouden hebben in een financieel adviesgesprek. [eiser] was hierin wel geïnteresseerd en heeft een afspraak ingepland voor een huisbezoek. Er is vervolgens een
afspraak ingepland met [adviseur] (hierna: de adviseur). De adviseur heeft [eiser] volgens afspraak thuis bezocht. Bij het huisbezoek heeft de adviseur zijn visitekaartje aan [eiser] gegeven. Tijdens het gesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eiser] . Er is gesproken over de schenking die [eiser] van haar moeder had gekregen. Zij en haar zus hadden namelijk beiden van haar moeder een schenking van NLG 40.000 gekregen. Aangezien [eiser] dit geld niet direct nodig had, wilde ze zich laten adviseren over haar financiële mogelijkheden. Zij zou dit geld graag willen gebruiken om later een aanvulling op haar pensioen te sparen. De adviseur adviseerde [eiser] om de helft van deze schenking te gebruiken als vooruitbetaling voor een Capital Effect product van Bank Labouchere. Op deze wijze zou [eiser] een groot vermogen kunnen opbouwen. De andere helft kon [eiser] gebruiken voor een lijfrentepolis van Levob. De adviseur presenteerde het product als een geschikt product om vermogen op te bouwen. De adviseur ondersteunde dit standpunt aan de hand van positieve rekenvoorbeelden over de mogelijke opbrengsten. Over tegenvallende resultaten is niet gesproken. Ook de fiscale voordelen die met deze overeenkomst gepaard gingen zijn door de adviseur besproken. Ten aanzien van de fondsen gaf de adviseur bovendien aan dat dit ging om solide bedrijven en goed renderende fondsen waren. De adviseur adviseerde [eiser] om een groot gedeelte, ongeveer NLG 20.000,-, te gebruiken voor het Capital Effect product. Aangezien [eiser] het geld toch niet direct nodig had, was dit voor haar de meest geschikte manier om vermogen op te bouwen aldus de adviseur. De adviseur heeft [eiser] niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met de inleg, de rentelasten voor een lening (het Capital Eftèct product) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan, en er bovendien een restschuld kon ontstaan uit hoofde van het contract. [eiser] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft op de deskundigheid van de adviseur vertrouwd en het advies opgevolgd. [eiser] heeft bijna NLG 20.000.- betaald voor het Capital Effect product. De aanvraag is door de adviseur geregeld. De overeenkomst is op een later moment ondertekend. Ook het advies ten aanzien van de Levob Lijfrentepolis is door [eiser] opgevolgd.
4.9.
[eiser] heeft, ter onderbouwing van haar stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 19 april 2000 op naam van [eiser] , betreffende het Capital Effect product, waarop handgeschreven de gegevens van [eiser] zijn ingevuld en verder handgeschreven staat vermeld:
Kantoor: De Financiële Kamer. Plaats: [plaatsnaam 1] . Adviseur: [adviseur], voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer] ,opgemaakt te [plaatsnaam 2] ,
- een kopie van de overeenkomst van 26 april 2000 met [contractnummer] op naam van [eiser] , genaamd ‘Capital Effect Vooruitbetaling, voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer] -De Financiële Kamer B.V.,
- een kopie van een visitekaartje voorzien van het logo van De Financiële Kamer, waarop vermeld staat:
[adviseur]. Financieel Planner,
- een kopie van een overeenkomst van levensverzekering met Levob Levensverzekering N.V. van 1 juni 2000 op naam van [eiser] ,
- enkele kopieën van brieven van 20 juni 2001, 22 januari 2002 en 21 juli 2004 van Levob Levensverzekering N.V. gericht aan [eiser] , waarin te lezen is:
‘(…).Voor nadere informatie kunt u kontakt opnemen met uw verzekeringsadviseur: [nummer] De Financiële Kamer (…).’- enkele screenshots van de website van De Financiële Kamer zoals die eruitzag op 9 oktober 2000, waarop te lezen is:
‘(…).Om u van dienst te zijn bij het optimaal regelen van uwoudedagsvoorziening hanteren we de volgende methode:Eén van onze adviseurs maakt op basis van uw persoonlijke gegevens
een nauwkeurig plaatje van uw huidige pensioenopbouw. U weet dan
exact wat u op uw oude dag te wachten staat.
Mocht u ontevreden zijn met het verwachte pensioen, dan kunt u in
overleg met onze adviseur gaan bekijken op welke manier u uw
persoonlijke wensen voor later kunt gaan realiseren.
Ons advies is altijd op maat gesneden en onafhankelijk, We adviseren
dus ook welke maatschappij in uw situatie de beste oplossingen biedt.
Een maatadvies van De Financiële Kamer kost u bovendien niets!
De Financiële Kamer is gespecialiseerd in pensioenen en financiële
planning en kan u op maat adviseren. Er is een bijzonder groot aanbod
aan producten in deze categorie. Bovendien verandert het aanbod
regelmatig. Afhankelijk van uw persoonlijke wensen kan een adviseur
van De Financiële Kamer m et u bespreken welke mogelijkheden voor u
het meest interessant zijn. (…).’.
4.10.
Met deze stukken heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eiser] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen.
In elk geval staat voldoende vast dat sprake is geweest van een huisbezoek door de tussenpersoon. Voor zover Dexia stelt dat niet zeker is dat het visitekaartje daadwerkelijk aan [eiser] is overhandigd (en niet uit een ‘voorraad’ van Leaseproces komt) kan zij daarin niet worden gevolgd. Het aanvraagformulier draagt ook de naam van deze adviseur van De Financiële Kamer, zodat er geen reden is om niet aan te nemen dat hij persoonlijk contact heeft gehad met [eiser] en daarbij zijn visitekaartje overhandigd heeft. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon bij dat huisbezoek (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [eiser] . Het betreft immers een huisbezoek van een medewerker van een op financiële producten gerichte tussenpersoon aan een (potentiële) afnemer van zo’n product, waarbij het doel van het huisbezoek gelegen is in het bespreken van de financiële situatie van de potentiële afnemer en vervolgens ook een overeenkomst met betrekking tot zo’n financieel product tot stand gekomen is. Het is onwaarschijnlijk dat het gesprek dan alleen over algemene, niet-financiële onderwerpen gegaan zal zijn. Aanwijzingen daarvoor ontbreken. Dit klemt te meer nu ook een ander product door de tussenpersoon is geadviseerd.
Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eiser] heeft Dexia, gelet op de genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.11.
[eiser] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat een tussenpersoon zoals De Financiële Kamer op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaf. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [eiser] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar naar buiten toe gerichte publicatie (website) profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomst met [eiser] actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens haar onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser] omstandigheden toerekenbaar die tot haar schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
verklaringen voor recht gevorderd door [eiser]4.14. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] en als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eiser] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Nadat [eiser] het door Dexia vastgestelde bedrag aan fiscaal voordeel heeft betwist, door een biljet van proces van het jaar 2000 te overleggen, heeft Dexia het fiscale voordeel aangepast. [eiser] heeft het opnieuw door Dexia vastgestelde bedrag niet betwist, waardoor er vanuit wordt gegaan dat het fiscaal voordeel € 961,77 bedraagt. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 ECLI:NL:RBAMS: 2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering van [eiser]4.17. [eiser] vordert Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [eiser] een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier en de ondertekende overeenkomst behorende bij de overeenkomst. Uit het voorgaande volgt dat [eiser] in het gelijk zal worden gesteld. Zij heeft dan ook geen belang meer bij afgifte in deze procedure voor zover deze al niet heeft plaatsgevonden, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten van het incident worden als na te melden gecompenseerd.
de vorderingen van Dexia
4.18.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.19.
Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie, zoals hierna te melden.
4.20.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eiser] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.21.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.5. De beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht, maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon daarvoor geen vergunning bezat,
5.4.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de schade zoals onder 4.15 weergegeven, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
5.5.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
a. kosten dagvaarding € 119,21
b. griffierecht € 83,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 826,21
5.6.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af,
5.9.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op nihil,
in conventie en in reconventie
5.10.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Fm
coll:mb