ECLI:NL:RBLIM:2023:5494

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
10270410 CV 23-85
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake onderhoudsbijdrage en rechtsgeldigheid van volmacht en schikkingsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]. De zaak betreft een geschil over een onderhoudsbijdrage voor hun gezamenlijke zoon, [naam zoon], en de rechtsgeldigheid van een volmacht en een schikkingsovereenkomst. De eisende partij vorderde onder andere de nietigheid van een betaling van € 11.000,00 die door de gedaagde partij aan zichzelf was gedaan, en stelde dat deze betaling in strijd was met het verbod op 'Selbseintritt' zoals vastgelegd in artikel 3:68 BW. De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat de volmacht en de schikkingsovereenkomst rechtsgeldig waren.

De kantonrechter oordeelde dat de betaling van € 11.000,00 nietig was, omdat deze handeling als een rechtshandeling ten eigen bate werd aangemerkt. De rechter verklaarde dat de gedaagde partij niet bevoegd was om deze betaling te verrichten, waardoor de eisende partij recht had op terugbetaling van het bedrag met rente. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten. In reconventie werd de volmacht als rechtsgeldig verklaard, maar de overige vorderingen werden onbevoegd verklaard en de zaak werd verwezen naar de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, voor verdere behandeling in het kader van de verzoekschriftprocedure inzake levensonderhoud.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het handelen namens een volmachtgever en de bescherming van de belangen van minderjarige kinderen in alimentatiezaken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 10270410 CV EXPL 23-85
Vonnis van de kantonrechter van 13 september 2023
in de zaak van:
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie], handelend onder de naam
[handelsnaam],
zaak doende in [vestigingsplaats] ,
in de hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam onderbewindgestelde],
wonend in [woonplaats 2] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde mr. Y.K. Kunze,
tegen
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
wonend in [woonplaats 1] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. D.E. Pluim.
Partijen worden hierna [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , [naam onderbewindgestelde] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 28 december 2022
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de rolbeslissing waarbij een mondelinge behandeling van de zaak is gelast
  • de op 28 juni 2023 aan de rechtbank toegezonden nadere producties van de zijde van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie]
  • de op 28 juni 2023 aan de rechtbank toegezonden nadere producties van de zijde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]
  • de op 29 juni 2023 aan de rechtbank toegezonden nadere producties van de zijde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 12 juli 2023, waar partijen de respectieve standpunten nader hebben toegelicht, de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan de hand van een pleitnota en waarbij de zaak is verwezen naar de rol van woensdag
6 september 2023 voor vonnis.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hebben een affectieve relatie gehad die in 2013 is geëindigd. Uit die relatie is op [geboortedatum] 2012 een zoon, [naam zoon] , geboren.
2.2.
Bij brief van 22 januari 2022 (productie 4 bij exploot) heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] het navolgende aan [naam onderbewindgestelde] geschreven:

Beste [naam onderbewindgestelde] ,
Vanwege mijn arbeidsongeschiktheid en daarbij behorende WIA uitkering vanaf 30 april 2018 ben ik, zoals bij jou bekend, fors achteruit gegaan in de hoogte van mijn inkomen.
Ik verzoek je om die rede vanaf april 2018 bij te dragen in het levensonderhoud van onze zoon [naam zoon] . Ik vraag een bijdrage van € 100,- per maand over de periode 1 april 2018 tot
1 januari 2022, zijnde 45 maanden, een bedrag van 4.500,-.
Voor de periode 1 januari 2022 tot 1 januari 2033 (de maand dat [naam zoon] 21 jaar wordt) vraag ik onder de huidige omstandigheden een bijdrage van € 50,- per maand. In totaal 11 jaar, zijnde 132
maanden, een totaalbedrag van € 6.600,-. Tezamen € 11.100,- voor het levensonderhoud van [naam zoon] .
Gezien de schrijnende omstandigheden waarin jij nu verkeert, heb ik geen vertrouwen dat er vanaf
1 januari 2022 € 50,- voor [naam zoon] aan mij zal worden overgemaakt via een bankrekening.
Om die rede verzoek ik je om het totaalbedrag van € 11.100,- in één keer te betalen van de op
2 februari 2022 aan jou uit te keren overwaarde door de verkoop van jouw woning aan de
[adres] in [plaats 1] . Het bedrag kan overgemaakt worden naar mijn banknummer, bij jou bekend: (…) Je weet dat ik zorgvuldig met het geld voor onze zoon zal omgaan.
Ik ben ervan overtuigd dat dit de enige manier is, onder deze omstandigheden, dat jouw zoon voor zijn toekomt krijgt waar hij wettelijk gezien recht op heeft, een minimale bijdrage in zijn
levensonderhoud.
2.3.
Op 2 februari 2022 heeft [naam onderbewindgestelde] zijn woning in [plaats 2] verkocht voor
€ 165.000,00.
2.4.
Een dag eerder, op 1 februari 2022, had [naam onderbewindgestelde] , in verband met zijn verslavings- en psychische problematiek, [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] een schriftelijke volmacht gegeven om hem te vertegenwoordigen in financiële en niet-financiële zaken (productie 2 bij exploot).
2.5.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft daarna met meerdere schuldeisers van [naam onderbewindgestelde] betalingsregelingen getroffen en ook (dienovereenkomstige) betalingen gedaan.
Daarnaast heeft zij op 11 februari 2022 € 11.000,00 op haar eigen rekening overgemaakt.
2.6.
Op 16 februari 2022 hebben [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en [naam onderbewindgestelde] de navolgende schriftelijke overeenkomst gesloten (productie 9 bij antwoord):
“(…)
Schikking achterstand onderhoudsverplichting [naam zoon] , geboren [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] en vergoeding geleverde diensten inzake administratie en schuldhulpverlening.
Beste [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ,
Naar aanleiding van jouw schrijven d.d. 25 januari 2022 wil ik voorstellen aan jou € 8.500,- te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer] ter finale kwijting van de achterstallige onderhoudsverplichtingen tot heden 15 februari 2022 en ter vergoeding van geleverde diensten inzake de administratie van [naam] en de schuldhulpverlening van [naam onderbewindgestelde] . (…)
2.7.
Bij beschikking van 4 maart 2022 heeft de kantonrechter van deze rechtbank [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] benoemd tot bewindvoerder over de goederen die toebehoren aan [naam onderbewindgestelde] .
2.8.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] is vervolgens bij de uitoefening van haar taken als bewindvoerder gebleken van de verschillende betalingsregelingen die [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] namens [naam onderbewindgestelde] heeft getroffen, alsook van de betaling van genoemd bedrag van € 11.000,00 aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zelf. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft daarop bij emailbericht van 10 april 2022 (productie 7 bij exploot) het navolgende aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] geschreven:

Goedemiddag [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ,
Bedank voor het transactieoverzicht.
Echter zie ik dat je jezelf het volledige gevraagde bedrag ad € 11.000 hebt overgemaakt/behouden.
Je hebt meerdere schuldeisers een voorstel gedaan TFK.
Rekening houdende niet de gelijkheidsberechting dien jij ook een voorstel van hetzelfde percentage te krijgen als je de schuldeisers hebt aangeboden.
Het is dan ook niet toegestaan om jezelf 100% van de vordering toe te eigenen.
Daarnaast is de wettelijke minimale onderhoudsbijdrage van een kind € 25 pm en niet de € 100 en
€ 50 welke jij stelt in je vordering.
Tevens is het ongebruikelijk om onderhoudsbijdrage vooruit te rekening totdat het kind 21 jaar wordt.
Ik stel je dan ook in de gelegenheid om de helft ad € 5500 terug te boeken op de rekening van [naam onderbewindgestelde] .
Indien je hier geen gehoor aan geeft zal ik deze casus overdragen aan een advocaat en verzoeken de
onderhoudsbijdrage te berekenen en het teveel geinde terug te vorderen.
2.9.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft aan het verzoek van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] tot op heden niet voldaan.

3.De vorderingen

in conventie
3.1.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vordert primair:
om voor recht te verklaren dat de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] verrichte rechtshandeling ten eigen bate, te weten voornoemde betaling van € 11.000,00, nietig is wegens strijd met het verbod op ‘Selbseintritt’ ex art. 3:68 BW althans vernietiging van deze rechtshandeling, en
om [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te veroordelen om het bedrag van € 11.000,00 terug te betalen met rente vanaf 14 juni 2022 tot aan de dag van voldoening.
Grosso modo hetzelfde vordert zij op een aantal subsidiaire grondslagen, te weten misbruik van omstandigheden, onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad.
Daarnaast vordert zij de veroordeling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot betaling van een vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 885,00 met rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van voldoening, een en ander onder verwijzing van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in de proceskosten en de nakosten met rente.
3.2.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.
in reconventie
3.3.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vordert om voor recht te verklaren:
dat de volmacht d.d. 1 februari 2022 tussen [naam onderbewindgestelde] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] rechtsgeldig tot stand is gekomen;
dat de schikkingsovereenkomst d.d. 16 februari 2022 tussen [naam onderbewindgestelde] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] rechtsgeldig tot stand is gekomen;
dat het bedrag van € 8.500,00 dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in beheer heeft rechtsgeldig door haar is gereserveerd op grond van voornoemde overeenkomsten met [naam onderbewindgestelde] ;
dat het bedrag van € 8.500,00 dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in beheer heeft rechtsgeldig door haar is gereserveerd en dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] dit onder zich mag blijven houden, ten behoeve van de onderhoudsverplichtingen van zoon [naam zoon] voor een bedrag van € 7.500,00 en ten behoeve van een vergoeding voor de geleverde diensten door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] inzake de door haar verrichtte administratieve handelingen en schuldhulpverlening voor een bedrag van € 1.000,00.
Daarnaast vordert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de veroordeling van [naam onderbewindgestelde] tot betaling van de proceskosten in beide procedures (bedoeld zal zijn: in conventie en in reconventie) en de nakosten met rente.
3.4.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Art. 3:68 BW bepaalt dat een gevolmachtigde in beginsel slechts dan als wederpartij van de volmachtgever kan handelen wanneer de inhoud van de te verrichten rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat, dat strijd tussen beider belangen is uitgesloten. De bepaling strekt ertoe te voorkomen dat de gevolmachtigde invloed ten eigen bate kan uitoefenen op de inhoud van de desbetreffende rechtshandeling (ECLI:NL:HR:2012:BT6947, r.o. 4.5.2.).
4.2.
Bij ongeoorloofde ‘Selbsteintritt’ (zoals voornoemde bepaling in de literatuur en jurisprudentie ook wel genoemd wordt) handelt de gevolmachtigde onbevoegd: hij treedt buiten zijn volmacht. De volmachtgever is daarom niet aan de rechtshandeling gebonden. Die rechtshandeling is ongeldig of nietig (HR 21 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1849, NJ 2008/297 Nieuwe Steen Investments).
4.3.
Het vorenstaande betekent dat de onderhavige volmacht op zichzelf niet ongeldig is, maar de (specifieke) rechtshandeling die met toepassing van die volmacht is verricht - de betaling van € 11.000,00 die [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan zichzelf heeft gedaan en de daaraan ten grondslag liggende afspraak of claim ten aanzien van alimentatie voor [naam zoon] - zonneklaar wel. Deze is naar het oordeel van de kantonrechter als een rechtshandeling ten eigen bate aan te merken, dat wil zeggen ten bate van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] , nu het gaat om de kosten van levensonderhoud van haar minderjarig kind.
De vordering in conventie is (reeds) daarom toewijsbaar. De overige grondslagen kunnen en zullen daarom verder onbesproken gelaten worden.
4.4.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten heeft te gelden dat gesteld noch gebleken is dat een aanmaning is verstuurd die voldoet aan de daartoe in art. 6:96 lid 6 BW gestelde eisen (zie ook HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704). Voor de goede orde wil de kantonrechter daar nog over opmerken dat noch de brief van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] d.d. 10 april 2022 noch de aanmaningsbrief van de procesgemachtigde van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] d.d. 14 juni 2022 (productie 9 bij exploot) aan die eisen voldoet. Dit onderdeel zal derhalve worden afgewezen.
4.5.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.007,74, bestaande uit € 792,00 aan salaris gemachtigde, € 86,00 aan griffierecht en € 129,74 aan explootkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening.
4.6.
Bij een separate veroordeling in de nakosten bestaat geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).
in reconventie
4.7.
De aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] verleende volmacht om [naam onderbewindgestelde] te vertegenwoordigen in financiële en niet-financiële aangelegenheden kan - los van de wijze waarop [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] daar concreet gebruik van heeft gemaakt - op zichzelf als geldig worden beschouwd. Gelet daarop zal de kantonrechter de onder 1 gevorderde verklaring voor recht toewijzen.
4.8.
Ten aanzien van de overige gevorderde verklaringen voor recht heeft te gelden dat deze qua inhoud betrekking hebben op titel 17 van boek 1 BW (Levensonderhoud). In zaken van levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 BW, moet het volgen van de verzoekschriftprocedure als dwingend voorgeschreven worden beschouwd, ook indien tussen partijen een alimentatieovereenkomst is gesloten (ECLI:NL:HR:2003:AF8125, r.o. 3.4). Te dien aanzien is de kantonrechter derhalve onbevoegd en zal de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, ex art. 69 Rv verwezen dienen te worden naar de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, kamer voor familiezaken.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de onderhavige door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] verrichte rechtshandeling, te weten de partijen genoegzaam bekende op 11 februari 2022 gedane betaling van € 11.000,00, nietig is;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] , € 11.000,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2022 tot aan de dag van voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.007,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.6.
verklaart voor recht dat de volmacht d.d. 1 februari 2022 tussen [naam onderbewindgestelde] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] rechtsgeldig tot stand is gekomen;
5.7.
verklaart zich voor wat betreft de overige vorderingen onbevoegd en verwijst de zaak daartoe in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, St. Annadal 1, kamer voor familiezaken;
5.8.
stelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zo nodig in de gelegenheid haar stellingen aan te passen aan de voor de verzoekschrift procedure toepasselijke procesregels,
5.9.
wijst [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] erop dat zij na verwijzing griffierecht verschuldigd is conform
de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen
vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
5.10.
verstaat dat partijen vanuit de afdeling Familie en Jeugd van deze rechtbank vervolgens in kennis zullen worden gesteld over de voortgang van de procedure.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
RK