Op 28 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Nijsten, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen het besluit van de burgemeester van Maastricht om zijn woning voor drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had deze maatregel opgelegd na de vondst van 640 gram hennep in de woning van verzoeker, die betwistte dat de hoeveelheid hennep zo hoog was en stelde dat deze niet voor hem bestemd was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat de gevolgen voor verzoeker mogelijk erg groot zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, de noodzaak daartoe niet zeer groot was, gezien het ontbreken van verzwarende omstandigheden zoals meldingen van overlast of harddrugs. De voorzieningenrechter heeft de sluiting van de woning geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar, en de burgemeester veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de persoonlijke omstandigheden van verzoeker en het algemeen belang van openbare orde en veiligheid.