ECLI:NL:RBLIM:2024:3852

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
ROE 24/3091
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op basis van Opiumwet na vondst van hennep

Op 28 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Nijsten, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen het besluit van de burgemeester van Maastricht om zijn woning voor drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had deze maatregel opgelegd na de vondst van 640 gram hennep in de woning van verzoeker, die betwistte dat de hoeveelheid hennep zo hoog was en stelde dat deze niet voor hem bestemd was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat de gevolgen voor verzoeker mogelijk erg groot zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, de noodzaak daartoe niet zeer groot was, gezien het ontbreken van verzwarende omstandigheden zoals meldingen van overlast of harddrugs. De voorzieningenrechter heeft de sluiting van de woning geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar, en de burgemeester veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de persoonlijke omstandigheden van verzoeker en het algemeen belang van openbare orde en veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3091

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juni 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. B.H.M. Nijsten),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht

(gemachtigde: mr. M.C.W. Ploumen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 16 mei 2024, verzonden 17 mei 2024, (het bestreden besluit) van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoeker is een last onder bestuursdwang opgelegd om de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna de woning) 3 maanden te sluiten.
1.1.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft de griffie van de rechtbank laten weten dat hij voorlopig afziet van de sluiting van de woning totdat uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat de woning op dit moment (nog) niet mag worden gesloten. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
Gelet op de aard van de zaak, een woningsluiting, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan en gaat over tot inhoudelijke behandeling van het bestreden besluit.
Wat is er aan de hand?
3. Verzoeker woont in een huurwoning van Woningstichting Servatius. Uit de bestuurlijke rapportage van 14 maart 2024 volgt dat de politie op 23 februari 2024 de woning van verzoeker heeft betreden omdat de dochter van verzoeker was weggelopen. De politie heeft met toestemming van verzoeker de woning betreden en heeft alle ruimtes en kamers in verzoekers woning betreden. Toen de politie zich naar de zolder begaf is waargenomen dat verzoeker probeerde iets aan de aandacht van de politie te onttrekken. De politie heeft de geur van hennep waargenomen. De politie heeft op zolder drie opgestapelde dozen, gevuld met henneptoppen aangetroffen. Na inbeslagname en weging bleek het om 640 gram netto aan hennep te gaan. De politie heeft aan de uiterlijke kenmerken en de geur vastgesteld dat het om hennep ging. Verzoeker heeft aangegeven dat de hennep van een man is die tijdelijk bij hem heeft gelogeerd.
4. De burgemeester heeft hierop besloten de woning 3 maanden te sluiten. Verzoeker heeft tegen dat besluit bezwaar ingediend, en wil nu dat de voorzieningenrechter ervoor zorgt dat de woning niet gesloten wordt gedurende de bezwaarprocedure.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
5. Verzoeker heeft de hoeveelheid aangetroffen hennep betwist. Volgens verzoeker was de 640 gram hennep niet droog en zou de netto hoeveelheid aanzienlijk minder zijn geweest. Het gaat om misschien maar 250 gram netto.
5.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, nog daargelaten of wat verzoeker stelt juist is, ook uitgaande van een hoeveelheid van 250 gram hennep er nog steeds sprake is van een overschrijding van de hoeveelheid voor eigen gebruik. Ook 250 gram hennep is een handelshoeveelheid. De voorzieningenrechter overweegt dat de enkele aanwezigheid van een ruime handelshoeveelheid softdrugs in een pand de bevoegdheid tot toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet geeft.
6. Op grond van de in de woning aangetroffen hoeveelheid hennep, in totaal 640 gram heeft de burgemeester mogen aannemen dat de aangetroffen hoeveelheid hennep deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden bestemd is, en hij dus bevoegd is de woning te sluiten.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
7. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak van de hoogste bestuursrechter van 28 augustus 2019 is ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van sluiting. Nadien is het toetsingskader verduidelijkt. [2] Daaruit volgt dat alle relevante omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
7.1.
Verder heeft de Afdeling in haar rechtspraak overwogen [3] dat als uitgangspunt moet worden genomen dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning moet worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. [4] De voorzieningenrechter is van oordeel dat burgemeester in de aangetroffen situatie, namelijk de aanwezigheid van hennep van 640 gram netto in de woning van verzoeker en dat deze daar is neergelegd met het doel om te drogen een sterke aanwijzing mag zien dat de woning van verzoeker betrokken is bij drugshandel. De burgemeester heeft daarbij ook mee kunnen wegen dat de woning in een kwetsbare wijk ligt en dat de gemeente Maastricht geconfronteerd wordt met systematische handel in verdovende middelen vanuit illegale verkooppunten. Dit maakt dat sprake is van ernstige omstandigheden die een zichtbaar en effectief optreden tegen drugshandel noodzakelijk maken.
Anderzijds is in dit geval geen sprake van meldingen van overlast of loop. Er zijn geen attributen aangetroffen die duiden op handel. Er is geen harddrugs aangetroffen. Er zijn geen kweekbenodigdheden aangetroffen. Er is niet gebleken dat verzoeker al antecedenten heeft op het gebied van drugshandel. Verzoeker heeft de politie zelf in zijn woning toegelaten. De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat, hoewel de noodzaak voldoende groot is om de woning te sluiten, de noodzaak niet zeer groot is. Andere verzwarende omstandigheden ontbreken. Daarom zal de evenredigheidsbeoordeling eerder in het voordeel van verzoeker uitpakken.
Is de maatregel evenredig?
8. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat bij de beoordeling van de sluiting ook de gevolgen van de sluiting moeten worden betrokken, waarbij onder meer van belang is de mate van verwijtbaarheid. [5]
8.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [6] volgt verder dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding, afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden, kan maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt worden gemaakt, als hij of zij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen goederen. Wel wordt van de hoofdbewoner verlangd dat hij of zij toezicht houdt op wat in de woning gebeurt. Er zijn wel grenzen aan het toezicht dat mag worden verwacht. Die grenzen zijn onder meer afhankelijk van de woonsituatie. De burgemeester moet motiveren welk verwijt de hoofdbewoner treft als hij de woning sluit.
8.2.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de last geen enkel doel treft dan alleen de woning te sluiten van iemand die de dupe is geworden van de handelswijze van een derde,
Verzoeker stelt dat hij bij de politie heeft verklaard dat hij ten tijde van de inval tijdelijk een bekende, waarvan hij de naam heeft genoemd, in huis heeft genomen omdat deze op dat moment op straat stond. Deze persoon heeft de hoeveelheid hennep in de woning van verzoeker gelegd. Verzoeker heeft in de zienswijze naar voren gebracht dat hij op de dag van de inval kennis heeft gekregen van de hennep op de zolder en dat hij de vriend daarmee heeft geconfronteerd. Die persoon heeft toegegeven dat hij daar de hennep te drogen had gelegd. Verzoeker heeft de vriend gelijk verzocht om de woning te verlaten en de hennep mee te nemen. Verzoeker is vervolgens naar zijn vrijwilligerswerk bij de Loods gegaan. Op het moment dat verzoeker terugkwam stond de politie voor de deur om de woning te doorzoeken in verband met de dochter.
8.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat van de bewoner van een woning kan en mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van wat er in zijn woning gebeurt. Verzoeker is als huurder en bewoner ook verantwoordelijk voor wat zich afspeelt in zijn woning. Verzoeker wist dat de softdrugs aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert daarom dat verzoeker een verwijt kan worden gemaakt van de overtreding.
Wat zijn de gevolgen voor verzoeker?
9. Verzoeker heeft aangevoerd dat de woning een vertrouwde plek is voor het contact met zijn kinderen die uit huis zijn geplaatst. Zijn kinderen woonden eerder de helft van de tijd bij hem, maar zijn door een valse melding door zijn ex-partner uit huis geplaatst. Deze zomer wordt er weer een beslissing genomen. Verzoeker hoopt dat zijn kinderen dan weer bij hem komen wonen. Als verzoeker geen woning heeft, dan zal dat niet mogelijk zijn. Verder voert hij aan dat hij nergens anders een woning kan krijgen. Hij moet rondkomen van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande. Hij heeft vrijwillig een budgetcoach omdat hij in het verleden heeft geleerd dat hij niet met geld om kan gaan. Hij kan geen woning krijgen van een woningbouwvereniging als zijn woning wordt gesloten. Hij is daarom afhankelijk is van een woning uit de particuliere sector. Die kan hij niet betalen met een bijstandsuitkering. Al helemaal nu vaak ook nog twee maanden borg moet worden betaald. De woningbouwvereniging zal bij een sluiting voor drie maanden de huurovereenkomst ontbinden en ook nog eens drie maanden schadevergoeding van verzoeker eisen. Verzoeker heeft verder aangevoerd dat hij diverse psychische problemen heeft waarvoor hij al geruime tijd onder behandeling staat.
9.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de sluiting evenredig is. Bij de vaststelling van zijn beleid is meegewogen dat de sluiting persoonlijke gevolgen heeft voor de betrokkenen. Volgens de burgemeester zijn er geen bijzondere omstandigheden die maken dat sluiting van de woning onevenredige gevolgen zou hebben.
Gebleken is dat verzoeker geen betalingsachterstand heeft. In het geval hij wegens de woningsluiting betalingsachterstand zou krijgen in verband met het betalen van huur van een alternatieve verblijfplek, dan staat de woningcorporatie open voor een betalingsregeling.
Verzoeker heeft geen onderbouwing aangeleverd voor zijn stelling dat hij onder behandeling is, waardoor niet is gebleken dat verzoeker een medische verbondenheid heeft met de woning. De burgemeester laat het algemene belang tot sluiting van de woning en herstel van de openbare orde en veiligheid in de omgeving zwaar meewegen, mede vanwege de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen.
Evenredigheid en belangenafweging
9.2.
De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat verzoeker weinig stukken heeft overgelegd om zijn persoonlijke omstandigheden te onderbouwen. Dit terwijl verweerder hem meerdere keren heeft gevraagd om dit te doen. Wel heeft verzoeker op de zitting zijn begeleider van het Leger des Heils meegenomen. Hij heeft via de WMO twee begeleiders die bij hem thuis komen om hem te helpen. De begeleider van het Leger des heils heeft op de zitting onder meer verklaard dat de kinderen van verzoeker inderdaad elke donderdag langskomen. Dat verzoeker dan erg zijn best doet om het gezellig te maken voor hen. Dat zijn begeleiders aan het kijken zijn of ze een woonplek voor verzoeker kunnen vinden, waar hij ook zijn kinderen zal kunnen ontvangen. Maar dat dit moeilijk is en daarom vooralsnog niet gelukt.
9.3.
Uit de rechtspraak volgt dat het van belang is in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. De Afdeling heeft geoordeeld dat ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, gevolgen kunnen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. [7]
9.4.
De voorzieningenrechter overweegt verweerder inderdaad, zoals ter zitting aangegeven, in de evenredigheidsafweging geen persoonlijke omstandigheden hoeft mee te wegen die onvoldoende onderbouwd zijn. Hoewel verzoeker weinig onderbouwing heeft gegeven van zijn standpunten, kan hij deze onderbouwing nog geven in de bezwaarprocedure. Verzoeker heeft wel een begin van onderbouwing gegeven met de verklaring van zijn begeleidster. In zoverre is nog niet helemaal duidelijk of de bezwaargronden van verzoeker tegen de evenredigheid slagen. Toch ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter moet namelijk ook een belangenafweging maken tussen de belangen van verzoeker en het algemene belang van verweerder. Die afweging valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment in het voordeel van verzoeker uit. De gevolgen van de woningsluiting zijn voor verzoeker namelijk groot. Als zijn woning wordt gesloten, zal hij vermoedelijk niet meer terug kunnen naar die woning. Verweerder heeft immers op de zitting bevestigd dat de woningbouw dan over het algemeen buitengerechtelijk ontbindt. Verzoeker zou dan helemaal onderaan de lijst van de woningbouw komen, en lange tijd niet in aanmerking komen voor een nieuwe woning via de sociale woningbouw. Bovendien kan verzoeker in de bezwaarfase mogelijk onderbouwen dat hij niet de financiële middelen heeft om een woning te verhuren, voor particuliere prijzen. Nu verzoeker een uitkering heeft, begeleiding krijgt van het Leger des Heils via WMO en een budgetcoach heeft, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat zijn financiële positie niet ruim is. Ook lijkt dit te ondersteunen dat verzoeker geen hoge mate van zelfredzaamheid heeft. Dit kan ook gevolgen hebben voor de mate waarin betrokkene in staat is zelf geschikte vervangende woonruimte te vinden. Zijn begeleidster van het Leger des Heils heeft ook verklaard dat er voor hem gezocht wordt, maar dat het moeilijk is om iets te vinden.
Verder zou de woningsluiting gevolgen kunnen hebben voor de opvang van de kinderen van verzoeker en het contact dat hij met hen heeft. Dit terwijl de omstandigheden rondom de kinderen toch al chaotisch is op dit moment. Ook zij zijn gebaat bij een stabiel contact met hun vader. Hoewel verzoeker ook de komende procedure over zijn kinderen onvoldoende heeft onderbouwd, heeft de begeleidster van verzoeker wel bevestigd op welke wijze het contact nu plaatsvindt. Verzoeker zal dit contact vermoedelijk niet op deze wijze kunnen voortzetten als hij geen woning heeft, of zich in de daklozenopvang bevindt.
9.5
Gelet op het voorgaande zijn de gevolgen van een woningsluiting voor verzoeker mogelijk erg groot. Bovendien zijn de gevolgen daarvan onomkeerbaar omdat zijn huurovereenkomst dan waarschijnlijk ontbonden wordt. Hoewel verweerders belang bij een spoedige uitvoering van de maatregel ook groot is, weegt dit belang op dit moment minder zwaar. Dat verzoeker de bezwaarprocedure nog in zijn woning mag afwachten, maakt immers niet dat de maatregel in het geheel niet kan worden uitgevoerd. Verweerder zal in de bezwaarprocedure, aan de hand van de dan over gelegde informatie kunnen beoordelen of de maatregel evenredig is. In deze belangenafweging speelt voor de voorzieningenrechter ook een rol dat er, naast het feit dat de woning van verzoeker in een kwetsbare buurt ligt, geen verzwarende omstandigheden zijn. De voorzieningenrechter heeft dit onder 7.1. overwogen. Nu er geen sprake is van harddrugs, recidive, loop naar de woning, overlast of meldingen en er ook geen attributen zijn aangetroffen die duiden op handel of kweek, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoeker zwaarder weegt en de voorlopige voorziening moet worden toegewezen.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat verweerder de woning niet mag sluiten tot 6 weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Verweerder zal het griffierecht en de proceskosten van verzoeker moeten vergoeden.
11. De voorzieningenrechter zal de burgemeester veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter;
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoekers moet vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 juni 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid
Deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 28 juni 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Onder meer de uitspraak van 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:377 en de uitspraak van 24 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1362.
4.Gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet (Kamerstukken II 2005/06, 30 515, nr. 3, blz. 8 en Kamerstukken II 2006/07, 30 515, nr. 6, blz. 1 en 2).
7.In de uitspraak van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285).