Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
22 januari 2003 tot en met 31 juli 2003 op dezelfde gronden als het college van Maastricht ingetrokken en een totaalbedrag van € 5.129,39 teruggevorderd.
€ 46.385,39 en dat uitstel van betaling wordt verleend omdat eiser inmiddels in de gemeente [woonplaats] woont en een uitkering ontvangt van ISD Kompas (hierna: Kompas) en via de uitkering van Kompas verrekening plaatsvindt met een openstaande vordering bij Kompas.
18 februari 2011 (zie onder: 3. en 4.) en dat het uitstel van betaling komt te vervallen. Daarbij is vermeld dat eiser dit bedrag ineens dient te betalen, maar een termijn van 10 dagen krijgt om een betalingsregeling te verzoeken en ook dat bij niet betalen of niet binnen de genoemde termijn verzoeken om een betalingsregeling invorderingsmaatregelen zullen worden genomen. Vervolgens heeft het college op 24 maart 2018 een zogenoemde betaalbrief gestuurd en eiser verzocht om de openstaande saldovordering (debiteurnummer 41830) vóór 18 april terug te betalen.
1 juli een aflossingsverplichting aan eiser opgelegd van € 30,00 per maand. Vervolgens heeft het college op 18 juli 2020 en op 25 juni 2021 soortgelijke brieven gestuurd en is eiser gewezen op de openstaande vordering (debiteurnummer 41830).
De standpunten van partijen
Beoordeling door de rechtbank
Is sprake van verjaring van de vordering?
(€ 5.129,39). Uit de stukken die het college heeft overgelegd blijkt voorts dat van de door eiser gestelde inning van een vordering van Kompas door het college geen sprake is geweest. Dat het voor eiser verwarrend is geweest dat er invorderingstrajecten van verschillende gemeenten liepen kan niet aan het college worden tegengeworpen.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.N.H.C. Schroeten, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2025.